Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Afdeling 2 Buitengerechtelijke bescherming
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 32 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Artikel 489
De bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op daden van vertegenwoordiging die betrekking hebben op de goederen [en de personen, en op daden van beheer zoals bedoeld in artikel 494, g)].
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 33 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)) en gewijzigd bij art. 6 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 94) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).

Artikel 490 (oud art. 490 - 501)
De bijzondere of algemene lastgeving verleend door een wilsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige persoon waarvoor geen enkele beschermingsmaatregel werd getroffen als bedoeld in artikel 492/1, en die in het bijzonder tot doel heeft om voor hem een buitenrechterlijke bescherming te regelen[, en de beëindiging van deze lastgeving krachtens het vijfde lid worden geregistreerd] in het centraal register dat wordt bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat.
Het verzoek tot registratie gebeurt door de neerlegging van een voor eensluidend verklaard afschrift van de overeenkomst ter griffie van het vredegerecht van de verblijfplaats van de lastgever en subsidiair van zijn woonplaats, of door tussenkomst van de notaris die de lastgevingsovereenkomst heeft opgesteld.
In deze overeenkomst kunnen een aantal beginselen worden opgenomen die de lasthebber bij de uitoefening van zijn opdracht in acht moet nemen.
Binnen vijftien dagen na het verzoek tot registratie van de lastgevingsovereenkomst laat de griffier of de notaris deze opnemen in het centraal register dat wordt bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat. De Koning bepaalt de nadere regels inzake oprichting, beheer en raadpleging van het centraal register. Hij bepaalt welke overheden gratis toegang hebben tot het centraal register en bepaalt het tarief van de kosten voor de registratie van de overeenkomsten.
[De lasthebber, de meerderjarige lastgever die wilsbekwaam is of de ontvoogde minderjarige voor wie geen beschermingsmaatregel werd getroffen als bedoeld in artikel 492/1, delen hun beslissing om de overeenkomst te beëindigen aan de in het tweede lid bedoelde griffier of notaris mee. De lasthebber deelt deze informatie mee aan de vrederechter.] De lastgever kan op dezelfde wijze ook de beginselen wijzigen die de lasthebber bij de uitoefening van zijn opdracht in acht moet nemen en die zijn opgenomen in die overeenkomst. De griffier of de notaris die in kennis is gesteld van de beslissing om de overeenkomst te beëindigen, brengt de griffier of notaris door wiens tussenkomst de overeenkomst werd geregistreerd hiervan op de hoogte. Deze laatste vermeldt de wijziging op de oorspronkelijke akte of op het afschrift. Er wordt voorts gehandeld overeenkomstig het vierde lid.
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 (art. 19) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)) en opnieuw opgenomen bij art. 34 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Gewijzigd bij art. 7, 1° en 2° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1), van toepassing op alle lastgevingen verleend na 1 maart 2019 (art. 94 en 98).

Artikel 490/1

§ 1

De in artikel 490 bedoelde bijzondere of algemene lastgeving eindigt niet van rechtswege wanneer de lastgever verkeert in de toestand als bedoeld in artikel 488/1 en 488/2.
In afwijking van het eerste lid kunnen in dat geval niet als lasthebber optreden:
de personen op wie een in afdeling 3 bedoelde rechterlijke beschermingsmaatregel van toepassing is;
de personen die krachtens artikel 496/6 geen bewindvoerder mogen zijn.

§ 2

De vrederechter kan hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de lastgever, de lasthebber, iedere belanghebbende evenals de procureur des Konings, een beslissing treffen omtrent de uitvoering van de lastgeving. [...]
Ingeval de vrederechter vaststelt dat de lastgever zich bevindt in de toestand als bedoeld in artikel 488/1 of 488/2, dat de lastgeving beantwoordt aan het belang van de lastgever en dat de lasthebber zijn opdracht heeft aanvaard, beveelt hij dat de lastgeving geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 490/2. De beslissing wordt bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de verzoeker, de lastgever en de lasthebber.
In het tegenovergestelde geval kan de vrederechter, bij een met bijzondere redenen omklede beschikking, met toepassing van artikel 492/1 een rechterlijke beschermingsmaatregel bevelen die de lastgeving geheel of gedeeltelijk beëindigt, of daarbovenop komt. [...]

§ 3

[De lasthebber beoordeelt het tijdstip waarop de lastgever komt te verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 488/1 of 488/2, in voorkomend geval, overeenkomstig hetgeen wordt bepaald in de lastgevingsovereenkomst bedoeld in artikel 490. Deze beoordeling is tegenstelbaar aan een derde te goeder trouw.]
[...]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 35 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
§ 2 gewijzigd bij art. 8, 1° en 2° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 3 gewijzigd bij art. 184, 2° Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221) en bij art. 8, 3° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Voorgeschiedenis
§ 2 gewijzigd bij art. 184, 1° Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221).

Artikel 490/2

§ 1

Behoudens andersluidende wettelijke bepaling is de in artikel 490 bedoelde lastgeving onderworpen aan de artikelen 1984 tot 2010.
Bij de uitvoering van zijn opdracht neemt de lasthebber, voor zover mogelijk, de door de lastgever overeenkomstig artikel 490, derde lid, opgegeven beginselen in acht.
[De lasthebber betrekt de lastgever zoveel mogelijk en in verhouding tot diens begripsvermogen bij de uitoefening van zijn opdracht. Hij pleegt bij de uitvoering van zijn opdracht op regelmatige tijdstippen en ten minste eenmaal per jaar overleg met de lastgever en, in voorkomend geval, de door de lastgever aangewezen personen.]
Wanneer de belangen van de lasthebber in strijd zijn met die van de lastgever, stelt de vrederechter, ambtshalve of op verzoek van de lastgever of iedere belanghebbende, een lasthebber ad hoc aan. [...]
De gelden en de goederen van de lastgever worden volledig en duidelijk afgescheiden van het persoonlijke vermogen van de lasthebber. De banktegoeden van de lastgever worden op zijn naam ingeschreven.
[Heeft de lastgever meerdere lasthebbers aangewezen, dan worden de geschillen tussen hen beslecht in het belang van de lastgever, na getracht te hebben het standpunt van de partijen dichter bij elkaar te brengen overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.]

§ 2 [

De vrederechter kan te allen tijde de bijzondere of algemene lastgeving bedoeld in artikel 490 geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien de wijze waarop de lasthebber de opdracht uitvoert van die aard is dat de belangen van de lastgever in het gedrang komen. Hij kan deze lastgeving geheel of gedeeltelijk vervangen door rechterlijke beschermingsmaatregelen die beter overeenstemmen met de belangen van de lastgever. Hij kan de tenuitvoerlegging van de lastgeving of de uitoefening van de bevoegdheden van de lasthebber onderwerpen aan dezelfde vormvereisten als degene die van toepassing zijn op de rechterlijke beschermingsmaatregelen.
De vrederechter kan ofwel ambtshalve, ofwel op verzoek van enige belanghebbende of van de procureur des Konings, uitspraak doen over de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of over de bevoegdheden van de lasthebber. In geval van niet-naleving van de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of van de bevoegdheden van de lasthebber, gelden dezelfde sancties als degene waarin is voorzien voor een rechterlijke beschermingsmaatregel.
]

§ 3

De buitengerechtelijke beschermingsmaatregel neemt een einde:
[ingeval niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 488/1 en 488/2;]
door [de registratie] van de opzegging van de lastgeving door de lasthebber overeenkomstig artikel 490, vijfde lid;
door [de registratie] van de herroeping van de lastgeving door de lastgever overeenkomstig artikel 490, vijfde lid;
door het overlijden van de lastgever of van de lasthebber of door diens plaatsing onder een rechterlijke beschermingsmaatregel, overeenkomstig artikel 492/1;
door een beslissing van de vrederechter genomen overeenkomstig § 2 of artikel 490/1, § 2, derde lid.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 36 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
§ 1 gewijzigd bij art. 9, 1° tot 3° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 2 vervangen bij art. 9, 4° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 3, enig lid:
1° vervangen bij art. 9, 5° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98);
2° en 3° gewijzigd bij art. 9, 6° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).