Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Artikel 490/2

§ 1

Behoudens andersluidende wettelijke bepaling is de in artikel 490 bedoelde lastgeving onderworpen aan de artikelen 1984 tot 2010.
Bij de uitvoering van zijn opdracht neemt de lasthebber, voor zover mogelijk, de door de lastgever overeenkomstig artikel 490, derde lid, opgegeven beginselen in acht.
[De lasthebber betrekt de lastgever zoveel mogelijk en in verhouding tot diens begripsvermogen bij de uitoefening van zijn opdracht. Hij pleegt bij de uitvoering van zijn opdracht op regelmatige tijdstippen en ten minste eenmaal per jaar overleg met de lastgever en, in voorkomend geval, de door de lastgever aangewezen personen.]
Wanneer de belangen van de lasthebber in strijd zijn met die van de lastgever, stelt de vrederechter, ambtshalve of op verzoek van de lastgever of iedere belanghebbende, een lasthebber ad hoc aan. [...]
De gelden en de goederen van de lastgever worden volledig en duidelijk afgescheiden van het persoonlijke vermogen van de lasthebber. De banktegoeden van de lastgever worden op zijn naam ingeschreven.
[Heeft de lastgever meerdere lasthebbers aangewezen, dan worden de geschillen tussen hen beslecht in het belang van de lastgever, na getracht te hebben het standpunt van de partijen dichter bij elkaar te brengen overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.]

§ 2 [

De vrederechter kan te allen tijde de bijzondere of algemene lastgeving bedoeld in artikel 490 geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien de wijze waarop de lasthebber de opdracht uitvoert van die aard is dat de belangen van de lastgever in het gedrang komen. Hij kan deze lastgeving geheel of gedeeltelijk vervangen door rechterlijke beschermingsmaatregelen die beter overeenstemmen met de belangen van de lastgever. Hij kan de tenuitvoerlegging van de lastgeving of de uitoefening van de bevoegdheden van de lasthebber onderwerpen aan dezelfde vormvereisten als degene die van toepassing zijn op de rechterlijke beschermingsmaatregelen.
De vrederechter kan ofwel ambtshalve, ofwel op verzoek van enige belanghebbende of van de procureur des Konings, uitspraak doen over de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of over de bevoegdheden van de lasthebber. In geval van niet-naleving van de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of van de bevoegdheden van de lasthebber, gelden dezelfde sancties als degene waarin is voorzien voor een rechterlijke beschermingsmaatregel.
]

§ 3

De buitengerechtelijke beschermingsmaatregel neemt een einde:
[ingeval niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 488/1 en 488/2;]
door [de registratie] van de opzegging van de lastgeving door de lasthebber overeenkomstig artikel 490, vijfde lid;
door [de registratie] van de herroeping van de lastgeving door de lastgever overeenkomstig artikel 490, vijfde lid;
door het overlijden van de lastgever of van de lasthebber of door diens plaatsing onder een rechterlijke beschermingsmaatregel, overeenkomstig artikel 492/1;
door een beslissing van de vrederechter genomen overeenkomstig § 2 of artikel 490/1, § 2, derde lid.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 36 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
§ 1 gewijzigd bij art. 9, 1° tot 3° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 2 vervangen bij art. 9, 4° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
§ 3, enig lid:
1° vervangen bij art. 9, 5° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98);
2° en 3° gewijzigd bij art. 9, 6° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).