21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek
Artikel 492/4
De vrederechter kan te allen tijde hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de beschermde persoon of diens vertrouwenspersoon of bewindvoerder of van elke belanghebbende evenals van de procureur des Konings, bij een met redenen omklede beschikking, een einde maken aan de rechterlijke beschermingsmaatregel of de inhoud ervan wijzigen. [...] In voorkomend geval eindigt de rechterlijke beschermingsmaatregel op de dag van de beschikking.
[De vrederechter evalueert de rechterlijke beschermingsmaatregel ambtshalve indien hij het nodig acht of indien er zich een fundamentele wijziging in de omstandigheden heeft voorgedaan en handelt, in voorkomend geval, overeenkomstig het eerste lid. De bewindvoerder brengt de vrederechter op de hoogte telkens er zich een fundamentele wijziging in de omstandigheden heeft voorgedaan.]
[De rechterlijke beschermingsmaatregel eindigt van rechtswege in geval van overlijden van de beschermde persoon of door het verstrijken van de duur waarvoor hij is genomen.] Het openbaar ministerie geeft de vrederechter kennis van de definitieve invrijheidstelling van de geïnterneerde.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 45 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), met uitzondering van het derde lid (art. 232), gewijzigd bij art. 12, 1° en 2° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98) en bij art. 140 Wet 28 november 2021 (BS 30 november 2021 (ed. 2)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 95 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 188 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221).