Meer info
     

17/02/2012 Vlarema
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Onderafdeling 5.3.8 Voorwaarden voor het beheer van kabels en leidingen

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.8 (art. 5.3.8.1 - art. 5.3.8.3) ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.8.1
Deze onderafdeling is van toepassing op alle infrastructuur die bestemd is voor de transit, het transport, de transmissie of de distributie van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, energie of informatie, hierna genoemd kabels en leidingen, die zich bevinden onder, op of boven het openbaar domein. [Ze geldt evenwel niet als de kabels of leidingen deel uitmaken van een ingedeelde inrichting of activiteit zoals vermeld in artikel 5.1.1, 8°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]. Ze geldt eveneens niet voor vervoersinstallaties die vallen onder de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere, door middel van leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 105 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 5.3.8.2
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke bepalingen neemt de kabel- en leidingbeheerder die een kabel of leiding definitief buiten dienst stelt volgens afnemende prioriteit, de volgende initiatieven voor het beheer van die kabel of leiding:
ze hergebruikt de kabel of leiding of delen ervan voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, eventueel op een andere locatie;
ze hergebruikt de onderscheiden stoffen of materialen waaruit die kabel of leiding bestaat;
ze neemt de kabel of leiding weg die zichtbaar is in de opgebroken sleuf en beheert ze vervolgens volgens de regels die gelden voor het beheer van afvalstoffen;
ze laat de kabel of leiding ter plaatse nadat ze alle nodige maatregelen heeft genomen om schade en verontreiniging ten gevolge van de kabel of leiding of de aanwezigheid ervan te voorkomen;
ze neemt de kabels en leidingen weg wanneer geen van de vorige initiatieven aangewezen is.
Het bepalen van de te nemen maatregelen en de uitvoering ervan gebeurt met toepassing van de best beschikbare technieken. Daarbij houdt men in het bijzonder rekening met de gevaarseigenschappen van de kabels en leidingen of van de stoffen of materialen waaruit ze bestaan, zowel in eigen beheer als in de onmiddellijke nabijheid.
De kabel- en leidingbeheerder informeert de beheerder van het openbaar domein over de initiatieven en maatregelen die overeenkomstig het eerste lid worden genomen en over de termijn waarbinnen die worden uitgevoerd. De termijn mag, als de kabels en leidingen overeenkomstig het eerste lid, 3° en 5° weggenomen worden, niet meer dan 36 maanden bedragen na het definitief buiten dienst stellen van de kabel of leiding, tenzij de openbaar domeinbeheerder verzoekt de termijn te verlengen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.3.8.3
Kabels en leidingen die met toepassing van artikel 5.3.8.2, eerste lid, 4°, ter plaatse worden gelaten, worden geļnventariseerd overeenkomstig het KLIP-decreet van 14 maart 2008.
De kabel- en leidingbeheerder blijft verantwoordelijk voor het beheer van die kabels en leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).