Meer info
     

16/05/2014 Vlarem III
Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties (titel III van het VLAREM)

Afdeling 3.1.7 Oxystaalproductie en -gieten

Artikel 3.1.7.1
De bepalingen in deze afdeling zijn van toepassing op alle installaties voor oxystaalproductie en -gieten.
Subafdeling 3.1.7.1 Luchtemissies
Artikel 3.1.7.1.1
Bij de terugwinning van oxystaalovengas door onderdrukte verbranding wordt de stof concentratie in het oxystaalovengas gereduceerd door toepassing van een stofverwijderingsinstallatie. De resterende stofconcentratie in het gereinigde oxystaalovengas, na buffering, bedraagt 50 mg/Nm3 voor bestaande installaties en 30 mg/Nm3 voor nieuwe installaties.
Bij de terugwinning van oxystaalovengas tijdens het zuurstofblazen door volledige verbranding wordt de stofemissie gereduceerd door toepassing van een stofverwijderingsinstallatie. Er geldt een emissiegrenswaarde voor stof van 20 mg/Nm3 voor de afgassen van de oxystaaloven. De stofconcentratie in de geloosde afgassen wordt om de vier maanden gemeten en geregistreerd.
Emissies, afkomstig van het overschenken van ruwijzer vanuit de rijdende menger of ruwijzermenger naar de staalpan, de voorbehandeling van ruwijzer, processen met betrekking tot de oxystaalproductie, secundaire metallurgie en continugieten worden beperkt door de installaties te overkappen of in te kapselen. De afgassen worden efficiënt afgezogen en naar een stofverwijderingsinstallatie geleid. Er geldt een emissiegrenswaarde voor stof van 10 mg/Nm3 bij het gebruik van een doekenfilter, en van 20 mg/Nm3 bij het gebruik van een andere stofverwijderingsinstallatie. De stofconcentratie in de geloosde afgassen wordt continu gemeten en geregistreerd voor het laden en het tappen van de oxystaaloven, en om de vier maanden voor de andere processen zoals voorbehandeling, secundaire metallurgie en continugieten.

Artikel 3.1.7.1.2
Stofemissies uit het zuurstoflansgat worden tot een minimum beperkt door toepassing van een of meer van de technieken vermeld in BBT 77 van de BBT-conclusies voor ijzer- en staalproductie.

Artikel 3.1.7.1.3
Voor slakkenverwerking ter plaatse worden stofemissies verminderd door toepassing van een of meer van de technieken vermeld in BBT 79 van de BBT-conclusies voor ijzer- en staalproductie.
Subafdeling 3.1.7.2 Water en afvalwater
Artikel 3.1.7.2.1
Het waterverbruik en de afvalwateremissies van de primaire ontstoffing van oxystaalovengas wordt voorkomen of verminderd door toepassing van een van de technieken vermeld in BBT 80 van de BBT-conclusies voor ijzer- en staalproductie.

Artikel 3.1.7.2.2
De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de lozing van het afvalwater van continugietmachines in oppervlaktewater:
Parameter
Emissiegrenswaarde (in mg/l)
zwevende stoffen
20,0
totaal ijzer
3
totaal nikkel
0,5
totaal chroom
0,5
totaal zink
2
perchloorethyleenextraheerbare apolaire stoffen
5
Subafdeling 3.1.7.3 Productieresiduen
Artikel 3.1.7.3.1
Het ontstaan van afval wordt voorkomen door toepassing van een of meer van de technieken vermeld in BBT 82 van de BBT-conclusies voor ijzer- en staalproductie. Procesresiduen in oxystaalovens die vermeden noch gerecycleerd kunnen worden, worden op een gecontroleerde manier beheerd.
Subafdeling 3.1.7.4 Energie
Artikel 3.1.7.4.1
Bij toepassing van onderdrukte verbranding wordt het oxystaalovengas verzameld, gereinigd en gebufferd voor verder gebruik als brandstof. Bij toepassing van volledige verbranding wordt energie gerecupereerd door de opwekking van stoom.

Artikel 3.1.7.4.2
Bij nieuwe installaties wordt het energieverbruik verminderd door pandekselsystemen te gebruiken. Bij bestaande installaties worden pandekselsystemen gebruikt indien het vermogen van de hefinrichtingen en het ontwerp van het hele gebouw dit toelaten.

Artikel 3.1.7.4.3
Het proces wordt geoptimaliseerd en het energieverbruik wordt verminderd door de oven direct na het zuurstofblazen af te tappen.

Artikel 3.1.7.4.4
Het energieverbruik wordt verminderd door continugieten van “near-net-shape”-strippen, indien dit verantwoord is op basis van de kwaliteit en het productmengsel van de geproduceerde staalsoorten en indien er voldoende ruimte beschikbaar is bij bestaande installaties.