Meer info
     

15/04/2016 Besluit maritieme toegangswegen en haveninfrastructuur
Besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2016 houdende de aanduiding van de maritieme toegangswegen en de bestanddelen van de haveninfrastructuur

Artikel 2

De volgende vaarwegen en hun aanhorigheden worden als maritieme toegangswegen van de Vlaamse zeehavens bepaald:
de vaargeulen in de Noordzee, gelegen op Belgisch grondgebied, enerzijds naar de Vlaamse zeehavens vanaf de Westhinder via de Akkaertbank, Vaargeul 1 (breedte 500 m) naar het Scheur-West, en anderzijds de vaargeul vanaf de boei A1 en A1bis, Aanloop-Scheur (breedte 700 m) naar het Scheur-West (breedte 500 m), het Scheur-Oost, en de Wielingen-West naar de Westerschelde (allemaal breedte 500 m);
de Pas van het Zand (breedte 300 m) vanaf het Scheur-West/Scheur-Oost (ter hoogte van Ribzand, boei SZ) tot de koppen van de havendammen van Zeebrugge, als maritieme toegangsweg naar de haven van Brugge-Zeebrugge;
de Pas van Stroombank (breedte 150 m) en de vaargeul door Poortjes (breedte 300 m) als maritieme toegangsweg naar de haven van Oostende;
de hoofdvaargeul op de Westerschelde op Nederlands grondgebied naar de haven van Gent en Antwerpen, met inbegrip van de tijmeterhutten;
de vaargeul op de Beneden-Zeeschelde met inbegrip van de vaarwegen naar de diverse ligplaatsen langs de Beneden- Zeeschelde, met uitzondering van de ligplaatsen, en andere rivieren en geulen die afgebakend zijn voor de zeescheepvaart;
de vaarwegen in de aan getij onderworpen gedeelten van de havens, met inbegrip van de toegangsvaargeulen tot de zeesluizen, gelegen op Belgisch grondgebied, en met uitzondering van de ligplaatsen:
a)
in het havengebied van Brugge-Zeebrugge:
1)
het Centrale Deel Nieuwe Buitenhaven (CDNB);
2)
de Zwaaiplaats 1 (ZPI);
3)
de Zwaaiplaats 2 (ZP2);
4)
de centrale vaargeul (toegangsgeul) tot de Visartsluis (GE en TGKZS);
5)
de toegangsvaargeul tot de Pierre Vandammesluis (TGZN, TGZZ en deels HK, gelegen buiten de verbindingslijn tussen de koppen van de hoofden van het Brittanniadok en het LNG-dok);
6)
de vaarweg in het Wielingendok (WDOK1, WDOK2, WDOK3);
7)
de vaarweg in het Albert II dok;
8)
de vaarweg in het insteekdok tussen de Môle en het Westerschiereiland (WHW, GW2, LD3, CFT O& W);
9)
de vaarweg in het Brittanniadok;
10)
de vaarweg in het LNG-dok;
b)
in het havengebied van Oostende:
1)
de vaargeul tussen de havendammen (A1, A2, A6, A7);
2)
de nieuwe zwaaiplaats, omsloten door kaai 101-102;
3)
de ingang tot de sluis naar de vissershaven;
4)
het Tijdok en het Zeewezendok (B1), begrensd door de verbindingslijn tussen koppen van de hoofden van het Zeewezendok, die van het Tijdok en naar het kaainummer 401, met uitsluiting van heteigenlijke Zeewezendok en Tijdok zelf, inbegrepen de vaargeul van de Voorhaven (A2) tot afwaarts de verbindingslijn kaainummers 604-201 en de toegangsvaargeul tot de Demeysluis (C.2.2), de vaargeul in het Tijdok, de vaargeul in het Zeewezendok en de vaargeul van de voorhaven opwaarts de verbindingslijn kaainummers 604-201;
c)
in het havengebied van Antwerpen:
1)
de toegangsvaargeulen tot de Royerssluis, de Boudewijn- en Van Cauwelaertsluis, de Zandvliet- en Berendrechtsluis inclusief schuilhaven en de Kallosluis;
2)
de vaargeul in het Deurganckdok tot aan Deurganckdoksluis met inbegrip van de Current Deflecting Wall;
de kanaaldokken met uitzondering van de ligplaatsen:
a)
in het havengebied van Oostende:
1)
het Vlotdok;
2)
het Houtdok;
3)
het Zwaaidok;
b)
in het havengebied van Brugge-Zeebrugge: het Verbindingsdok;
c)
in het havengebied van Gent: het Grootdok, afwaarts de verbindingslijn kaai 340- 415;
d)
in het havengebied van Antwerpen:
1)
het Kanaaldok B3, zuidwaarts ligplaats 753-759, het Kanaaldok B2, het Kanaaldok B1, het Hansadok, het Leopolddok, het Albertdok, het Amerikadok, het vijfde havendok ten oosten van ligplaats 397-371 en al hun respectievelijke onderlinge verbindingsvaargeulen;
2)
het Waaslandkanaal;
de kanalen met uitzondering van de ligplaatsen:
a)
in Oostende: het kanaal Oostende-Gent vanaf de Plassendalebrug tot aan de brug van het Sas Slijkens N9 en tot aan de Doksluis met uitsluiting van de verbreding van het kanaal die als een haveninterne basisinfrastructuur wordt beschouwd.
b)
in Zeebrugge: het Boudewijnkanaal met aanhorigheden, exclusief de spoorwegbrug in Dudzele, vanaf de Visartsluis in Zeebrugge tot aan de zwaaikom in Brugge ter hoogte van het einde van de kaaien 917 en 957, met uitzondering van insteekdok voor de visserij in Zeebrugge;
c)
in Gent: het kanaal Gent-Terneuzen, het gedeelte van de Moervaart en Ringvaart binnen het havengebied;
de zwaaikommen met uitzondering van de ligplaatsen:
a)
in het havengebied van Oostende: zwaaikom ter hoogte van kaai 740;
b)
in het havengebied van Brugge-Zeebrugge: de zwaaicirkel ter hoogte van de dokken te Brugge: einde kaai 956 - einde kaai 946 - begin kaai 926 - begin kaai 918;
c)
in het havengebied van Antwerpen: zwaaikom A ter hoogte van de Boudewijn- en de Van Cauwelaertsluis, de zwaaikommen ter hoogte van de Zandvliet- en de Berendrechtsluis, de Royerssluis en de Kallosluis, de zwaaikom ter hoogte van de Deurganckdoksluis;
d)
in het havengebied van Gent: de zwaaiplaats ter hoogte van het Kluizendok en het Sifferdok. In het eerste lid wordt verstaan onder:
ligplaats: het wateroppervlak dat gebruikt wordt als aanleg- of wachtplaats voor vaartuigen, of daartoe onmiddellijk in gebruik kan worden genomen, zoals aangegeven op een door de minister goedgekeurd plan dat voor elke haven afzonderlijk wordt opgemaakt; in geval van wijzigingen wordt dit plan aangepast;
vaargeul: het bebakende gedeelte van de vaarweg dat geschikt is om te varen.