Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Afdeling 2 Voltrekking van het huwelijk
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 2 ingevoegd bij art. 24 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Artikel 165

[§ 1

Het huwelijk mag niet worden voltrokken vóór de 14e dag na de datum van [ondertekening van de aangifte zoals bedoeld in artikel 164/1].

§ 2

De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen, kan, om gewichtige redenen vrijstelling verlenen van de aangifte en van elke wachttijd, en een verlenging van de in § 3 bedoelde termijn van zes maanden toestaan.
[...]

§ 3

Indien het huwelijk niet is voltrokken binnen de zes maanden sinds het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn van 14 dagen, mag het niet meer worden voltrokken dan nadat een [nieuwe aangifte ondertekend werd zoals bedoeld in artikel 164/1].
[Ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken, kan de rechter die zich uitspreekt over het beroep tegen deze weigering om een verlenging van deze termijn van zes maanden worden verzocht.]]
Wetshistoriek
Art. opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891) en opnieuw opgenomen bij art. 13 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25).
§ 1 gewijzigd bij art. 25, 1° Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
§ 2, lid 2 opgeheven bij art. 7, 7° Wet 21 december 2013 (BS 21 januari 2014 (ed. 2)), met ingang van 15 juni 2014 (art. 1 KB 19 april 2014 (BS 30 april 2014 (ed. 1))).
§ 3 gewijzigd bij art. 3 Wet 19 februari 2009 (BS 11 maart 2009 (ed. 2)) en bij art. 25, 2° Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 165, § 3 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen dewelke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter niet, in de interpretatie dat, ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 35/2017, 16 maart 2017 (prejudiciėle vragen) (BS 12 mei 2017)).
Artikel 165, § 3 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen welke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepaling schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 80/2017, 15 juni 2017 (prejudiciėle vraag) (BS 29 september 2017)).

Artikel 165/1
Op de door de partijen gekozen dag, met uitzondering van zon- en feestdagen, na verloop van de termijn bedoeld in artikel 165, licht de ambtenaar van de burgerlijke stand in het gemeentehuis, eventueel in aanwezigheid van de getuigen, aan de partijen de inhoud toe van hoofdstuk VI van deze titel. Om de beurt verklaren de partijen dat zij elkaars echtgenoot willen zijn. Daarna verklaart de ambtenaar in naam van de wet dat zij door het huwelijk verbonden zijn. Hij maakt daarvan zonder vertraging de akte op in de DABS.
In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad op het grondgebied van de gemeente andere openbare plaatsen met een neutraal karakter [...] aanwijzen om huwelijken te voltrekken.
[In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad toestaan om huwelijken op zon- en/of feestdagen te voltrekken.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 26 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))), gewijzigd bij art. 2 Wet 23 maart 2019 (BS 28 maart 2019), met ingang van 31 maart 2019 (art. 3) en bij art. 2 Wet 6 december 2022 (BS 21 december 2022).

Artikel 166
[De voltrekking van het huwelijk geschiedt in het openbaar voor de ambtenaar van de burgerlijke stand die de [...] aangifte heeft opgemaakt.]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891), opnieuw opgenomen bij art. 14 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25) en gewijzigd bij art. 38 Wet 13 september 2023 (BS 2 oktober 2023 (ed. 3)), met ingang van 1 januari 2024 (art. 83).

Artikel 167
[De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken wanneer blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien hij van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van de openbare orde.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de in het vorige lid gestelde voorwaarden kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum, teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. [De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met een periode van hoogstens drie maanden. In dat geval geeft hij daarvan kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.]
Indien hij binnen de in vorig lid gestelde termijn nog geen definitieve beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand [onverwijld] het huwelijk te voltrekken, zelfs in die gevallen waar de in artikel 165, § 3 bedoelde termijn van zes maanden reeds is verstreken.
In geval van een weigering zoals bedoeld in het eerste lid, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen. Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgezonden aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond [en aan de Dienst Vreemdelingenzaken, in geval zijn beslissing gemotiveerd is op basis van artikel 146bis].
Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de weigering hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, wordt de weigeringsbeslissing tevens onmiddellijk ter kennis gebracht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrijving in een van deze registers of van de actuele verblijfplaats in Belgiė van deze aanstaande echtgenoot of echtgenoten.
Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om het huwelijk te voltrekken, kan door belanghebbende partijen binnen de maand [na de kennisgeving van zijn beslissing] beroep worden aangetekend bij de [familierechtbank].]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891), opnieuw opgenomen bij art. 15 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25), gewijzigd bij art. 2 W. 1 maart 2000 (B.S., 6 april 2000 (tweede uitg.)), bij art. 5, 1° tot 3° Wet 2 juni 2013 (BS 23 september 2013) en bij art. 17 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 167, leden 2 en 6 schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen dewelke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepalingen schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter niet, in de interpretatie dat, ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 35/2017, 16 maart 2017 (prejudiciėle vragen) (BS 12 mei 2017)).
Artikel 167, leden 2 en 6 schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen welke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepalingen schenden niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 80/2017, 15 juni 2017 (prejudiciėle vraag) (BS 29 september 2017)).

Artikel 168
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891).

Artikel 169
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891).

Artikel 170
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 139, 2° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 13 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en bij art. 7 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23).
Enig lid:
2° vervangen bij art. 3, a) W. 1 maart 2000 (B.S., 6 april 2000 (tweede uitg.));
3° opgeheven bij art. 3, b) W. 1 maart 2000 (B.S., 6 april 2000 (tweede uitg.)).

Artikel 170bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en opgeheven bij art. 7, 8° Wet 21 december 2013 (BS 21 januari 2014 (ed. 2)), met ingang van 15 juni 2014 (art. 1 KB 19 april 2014 (BS 30 april 2014 (ed. 1))).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 16 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25).

Artikel 170ter
[...]
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en opgeheven bij art. 139, 3° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).

Artikel 171
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 139, 4° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 15 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en gewijzigd bij art. 8 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23).