21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek
Artikel 165
[§ 1
Het huwelijk mag niet worden voltrokken vóór de 14e dag na de datum van [ondertekening van de aangifte zoals bedoeld in artikel 164/1].
§ 2
De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen, kan, om gewichtige redenen vrijstelling verlenen van de aangifte en van elke wachttijd, en een verlenging van de in § 3 bedoelde termijn van zes maanden toestaan.
[...]
§ 3
Indien het huwelijk niet is voltrokken binnen de zes maanden sinds het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn van 14 dagen, mag het niet meer worden voltrokken dan nadat een [nieuwe aangifte ondertekend werd zoals bedoeld in artikel 164/1].
[Ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken, kan de rechter die zich uitspreekt over het beroep tegen deze weigering om een verlenging van deze termijn van zes maanden worden verzocht.]]
Wetshistoriek
Art. opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891) en opnieuw opgenomen bij art. 13 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25).
§ 1 gewijzigd bij art. 25, 1° Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
§ 2, lid 2 opgeheven bij art. 7, 7° Wet 21 december 2013 (BS 21 januari 2014 (ed. 2)), met ingang van 15 juni 2014 (art. 1 KB 19 april 2014 (BS 30 april 2014 (ed. 1))).
§ 3 gewijzigd bij art. 3 Wet 19 februari 2009 (BS 11 maart 2009 (ed. 2)) en bij art. 25, 2° Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 165, § 3 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen dewelke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter niet, in de interpretatie dat, ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 35/2017, 16 maart 2017 (prejudiciėle vragen) (BS 12 mei 2017)).
Artikel 165, § 3 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen welke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepaling schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 80/2017, 15 juni 2017 (prejudiciėle vraag) (BS 29 september 2017)).