08/05/2019 Belgisch Scheepvaartwetboek
Belgisch Scheepvaartwetboek
Afdeling 1 Bewarend scheepsbeslag
Onderafdeling 1 Bewarend beslag op zeeschepen
Artikel 2.2.6.1 Begrippen
In deze onderafdeling wordt verstaan onder:
- 1°
- “zeevordering”: een aanspraak gemaakt op grond van één van de volgende oorzaken:
- a)
- schade door een schip veroorzaakt door aanvaring of anderszins;
- b)
- verlies van mensenlevens of lichamelijk letsel, veroorzaakt door een schip of in verband met de exploitatie van een schip;
- c)
- berging;
- d)
- overeenkomsten betreffende het gebruik of de huur van een schip onder een charterpartij of anderszins;
- e)
- overeenkomsten betreffende goederenvervoer per schip onder een charterpartij, een cognossement of anderszins;
- f)
- verlies van of schade aan per schip vervoerde goederen en reisgoed;
- g)
- averij-grosse;
- h)
- bodemerij;
- i)
- sleepdiensten;
- j)
- loodsdiensten;
- k)
- leveringen, waar ook, van goederen of materiaal aan een schip voor het beheer of het onderhoud ervan;
- l)
- bouw, herstelling of uitrusting van een schip of dokkosten;
- m)
- lonen van kapiteins, officieren of bemanningsleden;
- n)
- uitgaven van de kapitein en van afzenders, bevrachters of agenten, verricht voor rekening van het schip of de eigenaar ervan;
- o)
- geschillen over de eigendom van een schip;
- p)
- geschillen tussen scheepsmede-eigenaars over de eigendom, het bezit, de exploitatie of de exploitatieopbrengsten van een schip;
- q)
- scheepshypotheek en scheepsverband;
- r)
- [administratieve geldboetes overeenkomstig dit wetboek of de wet van 25 december 2016 tot instelling van administratieve geldboetes in toepassing van inbreuken op de scheepvaartwetten;]
- s)
- [een financiële zekerheid overeenkomstig artikel 2.7.8.4;]
- 2°
- “persoon”: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, iedere personen- of kapitaalsvennootschap, alsmede de Staten en de openbare besturen en instellingen;
- 3°
- “eiser”: een persoon die te zijnen gunste het bestaan van een zeevordering aanvoert.
Wetshistoriek
Enig lid:
- –
- 1°, r) ingevoegd bij art. 21 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2));
- –
- 1, s) ingevoegd bij art. 52 Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022).
Artikel 2.2.6.2 Internationale en materiële toepassing
§ 1
Deze onderafdeling is van toepassing op het bewarend beslag op een Belgisch zeeschip, door een persoon die zijn woonplaats of hoofdzetel in België heeft.
§ 2
Op het bewarend beslag bedoeld in artikel 2.2.6.3, § 1, zijn de volgende bepalingen van deze afdeling mede van toepassing:
- 1°
-
artikel 2.2.6.2, § 4;
- 2°
-
artikel 2.2.6.3, § 2, tot 5;
- 3°
-
artikel 2.2.6.6;
- 4°
-
artikel 2.2.6.7;
- 5°
-
artikel 2.2.6.8;
- 6°
-
artikel 2.2.6.9;
- 7°
-
artikel 2.2.6.10;
- 8°
-
artikel 2.2.6.11;
- 9°
-
artikel 2.2.6.12;
- 10°
-
artikel 2.2.6.13;
- 11°
-
artikel 2.2.6.14;
- 12°
-
artikel 2.2.6.15;
- 13°
-
artikel 2.2.6.16;
- 14°
-
artikel 2.2.6.17;
- 15°
-
artikel 2.2.6.18;
- 16°
-
artikel 2.2.6.19;
- 17°
-
artikel 2.2.6.21, § 1, tweede en derde lid.
§ 3
In het bijzonder is de Belgische wet van toepassing op de procedureregels betreffende het scheepsbeslag, het verkrijgen van de in artikel 2.2.6.4 bedoelde machtiging en alle andere incidenten die zich naar aanleiding van een beslag kunnen voordoen.
§ 4
Deze afdeling is niet van toepassing op het uitvoerend beslag op een zeeschip.
Artikel 2.2.6.3 Andere regelgeving
§ 1
De rechtstreeks werkende bepalingen van het Scheepsbeslagverdrag 1952 zijn van toepassing op voorvallen die vallen binnen het in artikel 8(1) of 8(2) van dat verdrag omschreven toepassingsgebied.
§ 2
De artikelen 1413, 1414 en 1415 van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing op het door het Scheepsbeslagverdrag 1952 of deze onderafdeling geregelde beslag van toepassing.
§ 3
De artikelen 516 en 633 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op de territoriale bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder respectievelijk beslagrechter ter zake van het in deze afdeling geregelde beslag.
§ 4
Deze onderafdeling geldt onverminderd artikel 28 van het VN-Zeerechtverdrag.
§ 5
Deze onderafdeling geldt onverminderd artikel 507 het het Strafwetboek.
§ 6
Deze afdeling geldt onverminderd de rechten en bevoegdheden van de overheden om een schip in beslag te nemen, aan te houden of anderszins te beletten zee te kiezen, welke worden geregeld door publiekrechtelijke bepalingen.
Artikel 2.2.6.4 Grondvereisten
Op een zeeschip kan uitsluitend bewarend beslag worden gelegd met machtiging van de rechter en ter verzekering van een zeevordering, of verzekering van een andere vordering vastgesteld door de wet.
Artikel 2.2.6.5 Voor beslag vatbare schepen
§ 1
Onverminderd paragraaf 4 mag het beslag worden gelegd hetzij op het schip waarop de zeevordering betrekking heeft, hetzij op enig ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de zeevordering eigenaar was van het schip waarop deze zeevordering betrekking heeft, zelfs wanneer het beslagen schip gereed is om uit te varen; ter zake van een zeevordering bedoeld onder o), p), q), van artikel 2.2.6.1, 1°, mag evenwel op geen ander schip beslag worden gelegd dan op dat, waarop de vordering betrekking heeft.
§ 2
Schepen worden geacht dezelfde eigenaar te hebben wanneer alle scheepsaandelen toebehoren aan dezelfde persoon of personen.
§ 3
Voor dezelfde vordering kan door dezelfde eiser slechts eenmaal beslag op een schip worden gelegd, en slechts eenmaal een borgtocht of andere zekerheid worden gesteld; indien op een schip beslag is gelegd of een borgtocht of een zekerheid is gesteld, hetzij om opheffing van het beslag te verkrijgen, hetzij om beslaglegging te voorkomen, zal een volgend beslag op het schip of op ieder ander schip van dezelfde eigenaar door dezelfde schuldeiser voor dezelfde zeevordering worden opgeheven, en zal het schip door de rechter worden vrijgegeven, tenzij de eiser ten genoegen van de rechtbank bewijst dat de borgtocht of de zekerheid onherroepelijk was opgeheven voordat het volgend beslag is gelegd of dat er een andere geldige reden is om het beslag te handhaven.
§ 4
Wanneer, in geval van een bevrachting van een schip met overgave van rederschap, alleen de bevrachter ter zake van een op dat schip betrekking hebbende zeevordering aansprakelijk is, kan de eiser, met inachtneming van deze afdeling, beslag leggen op dat schip of op ieder ander schip dat aan de bevrachter toebehoort, maar ter zake van die zeevordering mag geen beslag worden gelegd op enig ander schip dat toebehoort aan de eigenaar.
Het vorige lid is eveneens van toepassing op alle gevallen, waarin een ander persoon dan de eigenaar voor een zeevordering aansprakelijk is.
Artikel 2.2.6.6 Tegenborgstelling
Het beslag wordt als niet bestaande beschouwd indien de beslaglegger binnen de bepaalde termijn niet de zekerheden stelt die de rechter voor het verlenen van de machtiging tot het leggen van bewarend beslag kan eisen.
Artikel 2.2.6.7 Beslagexploot
Het beslagexploot bevat, behalve de vermeldingen voorgeschreven in artikel 1389 van het Gerechtelijk Wetboek:
- 1°
- een afschrift van de uitspraak op grond waarvan beslag wordt gelegd;
- 2°
- een beknopte beschrijving van het in beslag genomen schip;
- 3°
- het uur van de betekening.
De Koning kan nader bepalen welke gegevens in verband met de beschrijving van het schip in het exploot moeten worden vermeld.
Artikel 2.2.6.8 Betekening en aanzegging
§ 1
Een afschrift van het beslagexploot wordt terstond aan boord van het schip betekend aan de gezagvoerder of, bij diens afwezigheid, aan de hoogst in rang aan boord aanwezige officier. Zo de betekening niet op die wijze kan geschieden, bestaat de betekening in de terhandstelling van het afschrift aan de Procureur des Konings in wiens rechtsgebied het schip zich bevindt.
De betekening geldt als verbod tot afvaart van het schip. Een schip waarop beslag is gelegd kan evenwel binnen dezelfde haven of waterweg worden verplaatst op bevel van de bevoegde haven- of waterwegbesturen of hun bevoegde personeelsleden. Dit bevel moet worden bezorgd aan de rechter die de machtiging bedoeld in artikel 2.2.6.4 heeft gegeven.
Het beslagexploot kan worden aangeplakt op de meest in het oog vallende of andere geschikte plaatsen aan boord of aan wal.
§ 2
De vorige paragraaf verhindert niet dat het beslagexploot bovendien wordt betekend aan de scheepseigenaar, de reder, de scheepsgebruiker, de bewaker bedoeld in artikel 2.2.6.10, de scheepsagent of de schuldenaar.
§ 3
Het beslag wordt aangezegd:
- 1°
- naar keuze van de beslaglegger, aan de Scheepvaartpolitie of de Scheepvaartcontrole;
- 2°
- de bevoegde haven- of waterwegbesturen of hun bevoegde personeelsleden.
De in het vorige lid bedoelde aanzegging vermeldt dat zij geldt als aanmaning de afvaart van het in beslag genomen schip te beletten.
Artikel 2.2.6.9 Scheepsdocumenten
Onverminderd artikel 2.2.4.8, slaat de machtiging tot inbeslagneming van rechtswege op de scheepsdocumenten zonder welke het schip niet mag afvaren.
De in eerste lid bedoelde documenten worden door de gerechtsdeurwaarder bewaard tot de opheffing van het bewarend beslag of de tenuitvoerlegging.
De Koning kan een lijst van de in het eerste lid bedoelde scheepsdocumenten vaststellen.
Artikel 2.2.6.10 Bewaking
De gerechtsdeurwaarder kan in elke stand van het geding een bewaker van het in beslag genomen schip aanstellen.
Artikel 2.2.6.11 Inschrijving
Het beslagexploot wordt binnen vijftien dagen ingeschreven in een door het Belgisch Scheepsregister gehouden scheepsregister.
De inschrijving gebeurt op overlegging aan het Belgisch Scheepsregister van het beslagexploot en van een door de gerechtsdeurwaarder ondertekend afschrift van dit exploot.
Is het schip waarop beslag werd gelegd niet in België geregistreerd of teboekgesteld, dan beperkt het Belgisch Scheepsregister zich tot de neerlegging van het exploot in het register van neerlegging. Het Belgisch Scheepsregister gaat alsnog tot de inschrijving van het beslag over zodra het schip is geregistreerd of teboekgesteld.
Artikel 2.2.6.12 Nieuw beslag op hetzelfde schip
Een reeds ter inschrijving aangeboden of ingeschreven bewarend beslag verhindert niet dat een nieuw beslag op hetzelfde schip wordt toegestaan.
Dit nieuwe beslag wordt ingeschreven overeenkomstig artikel 2.2.6.11.
Artikel 2.2.6.13 Geldigheidsduur
§ 1
Buiten het geval van schorsing bedoeld in paragraaf 2, geldt het beslag gedurende drie jaar te rekenen van de datum van de beschikking waarbij de machtiging tot beslag bedoeld in artikel 2.2.6.4 is verleend.
Bij het verstrijken van deze termijn:
- 1°
- houdt het beslag van rechtswege op gevolg te hebben;
- 2°
- wordt van het beslag op een in België geregistreerd of teboekgesteld schip geen melding meer gemaakt in de getuigschriften die het Belgisch Scheepsregister verstrekt, tenzij de inschrijving is hernieuwd.
§ 2
De vordering over de zaak zelf schorst de in paragraaf 1 bepaalde termijn tot de dag waarop de eindbeslissing gewezen is op de vordering over de zaak zelf van de rechter niet meer vatbaar is voor gewone rechtsmiddelen.
Deze schorsing heeft evenwel slechts plaats wanneer de vordering over de zaak zelf, voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van het beslag, door het Belgisch Scheepsregister in het betrokken register ingeschreven is. Deze schorsing loopt ten einde bij het verloop van drie jaar te rekenen van de inschrijving van de vordering, tenzij, vóór het verstrijken van die termijn, de inschrijving hernieuwd is voor een nieuwe termijn van drie jaar.
De hernieuwing geschiedt op voorlegging aan het Belgisch Scheepsregister van een verzoekschrift in twee exemplaren, houdende nauwkeurige aanduiding van de te hernieuwen inschrijving en van de oorzaak van de schorsing van de geldigheidsduur van het beslag.
Elke eindbeslissing die niet meer vatbaar is voor de gewone rechtsmiddelen en gewezen is op de vordering over de zaak zelf, wordt op verzoek van de meest gerede partij ingeschreven na de inschrijving van de vordering.
Artikel 2.2.6.14 Verzoek tot hernieuwing
De schuldeiser die bewijst dat er gegronde redenen zijn om het beslag te handhaven, kan gemachtigd worden om het te hernieuwen.
De hernieuwing wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift dat wordt ondertekend door een advocaat of gerechtsdeurwaarder.
Het verzoekschrift wordt, op straffe van verval, ten minste vijftien dagen vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het beslag, door een advocaat of gerechtsdeurwaarder ingediend bij de rechter die het beslag heeft toegestaan.
Op dit verzoekschrift wordt beschikt binnen de in artikel 1418 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde termijn.
De beschikking die hernieuwing weigert, is niet vatbaar voor hoger beroep.
Artikel 2.2.6.15 Beschikking tot hernieuwing
De beschikking waarbij de hernieuwing van het bewarend beslag wordt toegestaan, bevat de nauwkeurige opgave van het te hernieuwen bewarend beslag.
De rechter die de hernieuwing toestaat, bepaalt de duur ervan. De termijn gaat in op de dag waarop de inschrijving in het scheepsregister hernieuwd wordt.
Artikel 2.2.6.16 Betekening en aanzegging van de beschikking tot hernieuwing
De beschikking waarbij de hernieuwing van het beslag wordt toegestaan, wordt betekend en aangezegd overeenkomstig artikel 2.2.6.8.
Zij wordt als niet bestaande beschouwd, indien de hernieuwing van de inschrijving niet gedaan is vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het bestaande beslag.
De hernieuwing van de inschrijving gebeurt op overlegging aan het Belgisch Scheepsregister van een verzoekschrift in twee exemplaren, dat de te hernieuwen inschrijving nauwkeurig bepaalt en waarbij een door de gerechtsdeurwaarder ondertekend afschrift van het exploot van betekening en van de beschikking wordt gevoegd.
Artikel 2.2.6.17 Inschrijving van vervreemdings- of hypotheekakten
Een in een scheepsregister ingeschreven of behoorlijk ter inschrijving aangeboden beslag verhindert niet dat vervreemdings- of hypotheekakten later worden ingeschreven, ongeacht hun datum; die akten kunnen echter tegen de beslagleggende schuldeisers niet worden ingeroepen, zolang de inschrijving van het beslagexploot niet vervallen is.
Artikel 2.2.6.18 Vervreemding na inschrijving
De vervreemding die plaats heeft nadat het scheepsbeslag is ingeschreven in een scheepsregister, of behoorlijk ter inschrijving is aangeboden, kan worden uitgevoerd indien de verkrijger, vóór de dag bepaald voor de toewijzing, het vereiste geld in consignatie heeft gegeven tot betaling van kapitaal en toebehoren van de opeisbare bedragen verschuldigd aan de hypothecaire schuldeisers die ingeschreven zijn, de bevoorrechte schuldeisers die verzet doen en de schuldeisers van wie het beslag is ingeschreven.
Onverminderd van de artikelen 2.2.5.19 en 2.2.5.44, § 1, mogen alle belanghebbenden evenwel overeenkomen dat het in consignatie te geven bedrag gelijk zal zijn aan de prijs die voor de verkrijging betaald is.
In onderlinge overeenstemming tussen alle partijen kunnen de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen in bewaring worden gegeven bij een door hen gekozen financiële instelling. Indien partijen het niet over de te kiezen financiële instelling eens raken wordt het bedrag in bewaring gegeven bij de Deposito- en Consignatiekas.
Indien de aldus gestorte gelden geleend zijn, hebben de uitleners slechts hypotheek na de hypothecaire schuldeisers die ingeschreven zijn, de bevoorrechte schuldeisers die verzet doen en de schuldeisers van wie het beslag is ingeschreven.
Artikel 2.2.6.19 Doorhaling
§ 1
De inschrijvingen betreffende het bewarend beslag worden doorgehaald overeenkomstig artikel 2.2.5.50.
De inschrijvingen kunnen ook worden doorgehaald ingevolge een exploot van opheffing betekend aan het Belgisch Scheepsregister door de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd. Daarbij handelt die gerechtsdeurwaarder op verzoek van de beslaglegger.
Het beslagexploot of het in artikel 2.2.6.14 bedoelde verzoekschrift tot hernieuwing, voorzien van de melding van de inschrijving, wordt in ieder geval aan het Belgisch Scheepsregister bezorgd.
§ 2
De eis tot doorhaling of vermindering van de inschrijving van het beslag, als hoofdvordering ingesteld, wordt gebracht voor de beslagrechter van de plaats waar de machtiging bedoeld in artikel 2.2.6.4 is gegeven.
De rechtsvorderingen tegen de schuldeisers, waartoe de inschrijvingen aanleiding kunnen geven, worden ingesteld door dagvaarding aan hun persoon, of aan de laatste in het register vermelde gekozen woonplaats, en zulks niettegenstaande het overlijden, hetzij van de schuldeisers, hetzij van hen bij wie zij woonplaats hebben gekozen.
Artikel 2.2.6.20 Opheffing
Onverminderd de toepassing van het VN - zeerechtenverdrag, verleent de beslagrechter binnen wiens rechtsgebied op het schip beslag is gelegd, opheffing van het beslag, wanneer voldoende borgtocht of zekerheid is gesteld of in geval van kantonnement, behalve ingeval het beslag werd gelegd ter zake van een zeevordering bedoeld onder o) of p), van artikel 2.2.6.1, 1°. In dat geval kan de beslagrechter de bezitter van het schip, wanneer deze voldoende borgtocht of andere zekerheid stelt, toestaan de exploitatie van het schip voort te zetten of kan hij het beheer van dat schip tijdens de duur van het beslag regelen.
Bij gebreke van overeenstemming tussen partijen over de genoegzaamheid van de borgtocht of de zekerheid stelt de beslagrechter de aard en het bedrag daarvan vast, en desgevallend de voorwaarden.
Het verzoek tot opheffing van het beslag tegen een zodanige zekerheidstelling kan niet worden uitgelegd als een erkenning van aansprakelijkheid en evenmin als een afstand van het voordeel van de wettelijke beperking van de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar.
[De borgtocht of zekerheid bedoeld in het eerste lid kan worden gesteld door middel van:
- 1°
- het storten van een geldsom die geconsigneerd wordt bij de Deposito- en Consignatiekas overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 2018 op de Deposito- en Consignatiekas;
- 2°
- een bankgarantie verleend door een in België gevestigde bank;
- 3°
- een getekende garantie verleend door een lid van de “International Group of Protection and Indemnity Clubs” en die aanvaard wordt door de beslaglegger.
]
Wetshistoriek
Lid 4 ingevoegd bij art. 5 Wet 29 juni 2022 (BS 19 juli 2022), met ingang van 1 augustus 2022 (art. 23).
Artikel 2.2.6.21 Rechtsmacht ten gronde
§ 1
Ingeval Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing is, zijn de Belgische rechters bovendien bevoegd om uitspraak te doen in het bodemgeschil op voorwaarde dat:
- 1°
- in België bewarend beslag op het zeeschip is gelegd; en
- 2°
- de eiser zijn woonplaats of zijn hoofdzetel heeft in België, de zeevordering is ontstaan in België, de zeevordering is ontstaan tijdens een reis tijdens welke het beslag gelegd is, de vordering voortvloeit uit een aanvaring of uit omstandigheden bedoeld in artikel 13 van het Aanvaringsverdrag 1910 of artikel 2.7.2.2, § 2, van dit boek, de schuldvordering is ontstaan ter zake van berging, of de schuldvordering is verzekerd door een scheepshypotheek of een scheepsverband op het schip waarop beslag is gelegd.
Ingeval Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken niet van toepassing is, zijn de Belgische rechters bevoegd om uitspraak te doen in het bodemgeschil in alle gevallen waar in België bewarend beslag op het zeeschip is gelegd.
De vorige leden gelden onverminderd de rechtsmacht die de Belgische rechters ontlenen aan andere toepasselijke regels.
§ 2
Indien in België bewarend beslag op het zeeschip is gelegd maar de Belgische rechters geen rechtsmacht hebben om in het bodemgeschil uitspraak te doen, moet de borgtocht of andere zekerheid, welke overeenkomstig artikel 2.2.6.20 gesteld moet worden om opheffing van het bewarend beslag te verkrijgen, de uitvoerbaarheid waarborgen van alle veroordelingen die later mochten worden uitgesproken door de rechter die bevoegd is om te beslissen in het bodemgeschil en de beslagrechter stelt de termijn vast waarbinnen de eiser een vordering voor de bevoegde rechter moet instellen.
§ 3
Indien de overeenkomsten tussen partijen hetzij een beding tot toekenning van bevoegdheid aan een andere rechter, hetzij een scheidsrechterlijk beding inhouden, kan de beslagrechter een termijn bepalen waarbinnen de beslaglegger zijn vordering ten gronde moet instellen.
§ 4
Indien de rechtsvordering in de gevallen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 niet binnen de aldus vastgestelde termijn wordt ingesteld, kan de verweerder de opheffing van het beslag of de teruggave van de gegeven waarborg vorderen.
§ 5
Dit artikel is niet van toepassing op de gevallen bedoeld in de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868.
Artikel 2.2.6.22 Andere vorderingsrechten en volgrechten
Geen enkele bepaling van deze onderafdeling mag worden geacht een vorderingsrecht te scheppen dat, afgezien van de bepalingen van deze afdeling, niet zou bestaan volgens de wet die de rechter, bij wie het geding aanhangig is, moet toepassen.
Deze onderafdeling kent aan de eiser geen enkel volgrecht toe waarin niet is voorzien door de in het vorige lid bedoelde wet of door de bepalingen inzake scheepszekerheidsrechten.
Onderafdeling 2 Bewarend beslag op goederen aan boord
Artikel 2.2.6.23 Grondvereisten
Op verbruiksgoederen, lading en andere goederen die zich aan boord van een schip bevinden, alsmede op de titels op die goederen, kan bewarend beslag worden gelegd overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek.
Het beslagexploot wijst de goederen en titels aan waarop bewarend beslag wordt gelegd.
Persoonlijke bezittingen van de gezagvoerder, de bemanning of de passagiers, levensmiddelen bestemd voor gebruik door de gezagvoerder, de bemanning of de passagiers, en een hoeveelheid bunkers noodzakelijk om in de kajuiten en de andere leefruimten gedurende een maand in verwarming en koeling te voorzien, zijn niet vatbaar voor beslag.
Artikel 2.2.6.24 Bewaargeving van het in beslag genomen goed
§ 1
Ingeval het artikel 2.2.6.24 bedoelde beslag de afvaart van het schip belet of kan beletten, kan de scheepseigenaar, de reder en de scheepsgebruiker in elke stand van het geding het in beslag genomen goed in bewaring geven of doen geven bij een erkende of aangestelde sekwester.
Te dien einde wendt de scheepseigenaar, reder of scheepsgebruiker zich via verzoekschrift tot de beslagrechter, die bepaalt op welke wijze en onder welke voorwaarden het beslagene in bewaring wordt gegeven.
§ 2
Om de in paragraaf 1 bedoelde bewaargeving kan eveneens worden verzocht door iedere andere belanghebbende. Alsdan gaat de beslagrechter na of de bewaargeving verantwoord is in het licht van de omstandigheden.
§ 3
Ingeval het in artikel 2.2.6.23 bedoelde beslag soortgoederen betreft, en indien het beslag de afvaart van het schip belet of kan beletten, kan iedere belanghebbende, in de plaats van de beslagen of de in beslag te nemen goederen, eenzelfde hoeveelheid goederen, met dezelfde kenmerken en van dezelfde hoedanigheid, in bewaring geven of doen geven bij een erkende of aangestelde sekwester.
De belanghebbende wendt zich te dien einde via verzoekschrift tot de beslagrechter die bepaalt op welke wijze en onder welke voorwaarden de goederen in bewaring worden gegeven. Op grond van de door de belanghebbende voorgelegde stukken, gaat de beslagrechter in het bijzonder na of de hoeveelheid, de kenmerken en de hoedanigheid van de aangeboden goederen overeenstemmen met de hoeveelheid, de kenmerken en de hoedanigheid van de beslagen of te beslagen goederen.
Eens de aangeboden goederen overeenkomstig de door de beslagrechter bepaalde wijze en voorwaarden in bewaring werden gegeven, zijn de oorspronkelijk beslagen of de in beslag te nemen goederen van rechtswege bevrijd; vanaf dat ogenblik rust het beslag van rechtswege op de in bewaring gegeven goederen.
§ 4
Ingeval het in artikel 2.2.6.23 bedoelde beslag soortgoederen betreft, en indien het beslag de afvaart van het schip belet of kan beletten, kan iedere belanghebbende de in beslag genomen goederen met toelating van de beslagrechter bevrijden of het beslag erop verhinderen door in de Deposito- en Consignatiekas of in handen van een erkende of aangestelde sekwester een bedrag in bewaring te geven, dat ten hoogste de
waarde van de beslagen of te beslagen goederen vertegenwoordigt en in geen geval het bedrag van de schuld in hoofdsom, intresten en kosten mag overstijgen.
De beslagrechter stelt de waarde van de beslagen of te beslagen goederen vast, en bepaalt aan de hand daarvan het in bewaring te geven bedrag. De beslagrechter bepaalt eveneens op welke wijze en onder welke voorwaarden het bedrag in bewaring moet worden gegeven.
Eens het bedrag in bewaring werd gegeven, zijn de oorspronkelijk beslagen of de in beslag te nemen goederen van rechtswege bevrijd. Vanaf dat ogenblik rust het beslag van rechtswege op het in bewaring gegeven bedrag.
§ 5
Zodra er ingevolge de toepassing van paragrafen 1, 2, 3 of 4 geen beslagen goederen meer aan boord van het schip zijn, is het schip in alle geval vrij om af te varen.
§ 6
De voorgaande paragrafen gelden onverminderd het recht tot kantonnement overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.