§ 1
Verstekelingen aangetroffen aan boord van Belgische schepen kunnen niet worden tewerkgesteld, tenzij in noodgevallen of in verband met taken in verband met het onderhoud van hun accommodatie of hun bevoorrading aan boord.
§ 2
Verstekelingen aan boord van Belgische schepen of van vreemde schepen in Belgische wateren worden met het nodige respect behandeld overeenkomstig het toepasselijke internationale recht, waaronder het Internationaal verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend op 28 juli 1951, te Genève, de verplichtingen betreffende het verzoek tot internationale bescherming, in het bijzonder het beginsel van non-refoulement en de fundamentele rechten. De veiligheid van het schip en de veiligheid en het welzijn van de verstekeling moet in overweging worden genomen bij de behandeling van verstekelingen.
§ 1
Onverminderd de bepalingen in het derde lid, verwittigt de gezagvoerder, indien één of meer verstekelingen worden ontdekt aan boord van een schip dat op weg is naar een Belgische haven, het MIK.
De gezagvoerder maakt voor elke verstekeling alle inlichtingen en documenten over die nuttig zijn voor de uitvoering van de opdrachten van de Scheepvaartpolitie.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de termijn waarin de informatie, de inlichtingen en de documenten bedoeld in deze paragraaf, en de documenten die eventueel in het bezit zijn van de verstekeling, moeten worden doorgestuurd evenals de modaliteiten van het doorsturen.
§ 2
Het is de verstekeling verboden om het schip te verlaten zonder voorafgaandelijke toelating door de Scheepvaartpolitie.
Zodra het schip aankomt in de haven, notificeert de Scheepvaartpolitie het verbod tot ontschepen bedoeld in het eerste lid aan de gezagvoerder en informeert hem van de rechten en plichten bedoeld in artikel 2.4.4.1 en in dit artikel.
De gezagvoerder neemt alle nodige maatregelen om te vermijden dat de verstekeling op Belgisch grondgebied het schip verlaat zonder toelating van de Scheepvaartpolitie.
§ 3
Een verstekeling aangekomen via een schip blijft onder de verantwoordelijkheid van de gezagvoerder.
De Scheepvaartpolitie kan toelaten om de verstekeling te ontschepen met het oog op zijn verwijdering, indien:
- 1°
- de verstekeling in het bezit is van de nodige reisdocumenten voor verwijdering indien de reder hiertoe alle nodige maatregelen heeft genomen, overeenkomstig paragraaf 4;
- 2°
- de reder het bewijs levert dat deze reisdocumenten nodig voor de verwijdering van de verstekeling alsook de maatregelen hiertoe binnen de kortst mogelijke termijn worden bekomen en vervuld, overeenkomstig paragraaf 4
De Scheepvaartpolitie kan eveneens toelaten om de verstekeling te ontschepen, [in het bijzonder] indien een verwijdering met hetzelfde schip niet aangewezen of verhinderd is.
[De Scheepvaartpolitie laat toe om de verstekeling te ontschepen in de volgende gevallen:
- 1°
- indien de verstekeling de Belgische nationaliteit heeft of gemachtigd of toegelaten is tot verblijf in België zodra die hoedanigheid, die machtiging of die toelating is aangetoond;
- 2°
- indien de verstekeling een verzoek om internationale bescherming doet, gedurende het onderzoek van zijn verzoek;
- 3°
- indien de verstekeling beschouwd kan worden als een niet-begeleide minderjarige vreemdeling is overeenkomstig artikel 6 van de programmawet van 24 december 2002 (art. 479) – Titel XIII, Hoofdstuk-VI betreffende de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen;
- 4°
- indien de gezondheidstoestand van de verstekeling, volgens een medische diagnose, een dringende medische behandeling vereist die niet kan worden verstrekt aan boord van het schip.
]
[De Scheepvaartpolitie kan bevelen om de verstekeling die zonder de toelating bedoeld in paragraaf 2, eerste lid het schip heeft verlaten, of indien de voorwaarden voor deze toelating niet langer vervuld zijn, opnieuw in te schepen waarbij de gezagvoerder op de verplichtingen vastgelegd in paragraaf 2 wordt gewezen.]
[§ 3/1
De verstekeling die niet toegelaten wordt te ontschepen en die de binnenkomst geweigerd wordt overeenkomstig artikel 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, maakt het voorwerp uit van een beslissing tot vasthouding overeenkomstig artikel 74/5 van de vermelde wet, waarbij het schip de plaats van vasthouding is.
De beroepsprocedures van artikel 71 tot 74 van de vermelde wet, zijn van toepassing op deze vasthouding.
Artikel 62, §, § 2 en 3, van de vermelde wet is van toepassing op de kennisgeving van de beslissing tot vasthouding, waarbij de verstekeling in een taal die hij verstaat op de hoogte wordt gebracht van de redenen van zijn vasthouding, dat hij het recht heeft een jurisdictioneel beroep in te stellen en dat de mogelijkheid bestaat om juridische bijstand, in voorkomend geval kosteloos, te verkrijgen om zulk een beroep in te stellen.
]
§ 4
Op verzoek van de Scheepvaartpolitie moet de reder van het schip waarmee de verstekeling in een Belgische haven is gearriveerd, alle maatregelen nemen om de verstekeling te verwijderen naar het land waar deze ingescheept werd of naar een ander land waar de verstekeling toegelaten kan worden.
Deze maatregelen moeten genomen worden met het oogmerk om de verstekeling zo spoedig mogelijk te verwijderen. De reder kan daarbij de bijstand verzoeken van de Belgische bevoegde overheden om contacten te leggen met vreemde overheden, teneinde deze verwijdering voor te bereiden en te organiseren en de nodige documenten daartoe te bekomen.
De reder meldt onverwijld aan de Scheepvaartpolitie de maatregelen die zullen worden genomen en hun uitvoering.
§ 5
In geval de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 2 en 4 niet worden nageleefd of indien de Scheepvaartpolitie van oordeel is dat de genomen maatregelen niet voldoende zijn om de verwijdering van de verstekeling te waarborgen, kan de Scheepvaartpolitie:
- 1°
- de gezagvoerder van het zeeschip verplichten de verstekeling te vervoeren naar het land waar ingescheept werd of naar een ander land waar de verstekeling toegelaten kan worden;
- 2°
- de verstekeling via andere middelen verwijderen naar het land waar ingescheept werd of naar elk land waar de verstekeling toegelaten kan worden;
- 3°
- het vertrek van het schip of van een ander schip van dezelfde reder uitstellen, totdat de verstekeling verwijderd is.
§ 1
Indien de gezagvoerder van een Belgisch zeeschip de aanwezigheid van één of meerdere verstekelingen ontdekt, verwittigt de gezagvoerder het MIK overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in artikel 2.4.4.2, § 1.
§ 2
De gezagvoerder stelt de verstekeling bij voorkeur ter beschikking van de bevoegde lokale autoriteiten van de eerste aanloophaven. Voor die terbeschikkingstelling wordt een beroep gedaan op de medewerking van de Belgische consulaire ambtenaar als deze beschikbaar is.
§ 3
De gezagvoerder informeert de verstekeling van de verplichting om hem te ontschepen in de eerste aanloophaven en geeft hem de mogelijkheid om bezwaar tegen het ontschepen in deze haven in te dienen.
Indien de verstekeling bezwaren heeft ingediend tegen het ontschepen in deze haven, wordt hij ontscheept in een haven waar dit mogelijk is, onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 2.4.4.1.
§ 4
Indien de verstekeling wordt ontscheept overeenkomstig paragraaf 2 wordt een kopie van de verklaring bedoeld in paragraaf 1 aan de bevoegde lokale autoriteiten gegeven.
§ 5
Dit artikel is niet van toepassing indien de eerste aanloophaven van het schip een Belgische haven is.
§ 1
De kosten van huisvesting, verblijf, gezondheidszorgen en verwijdering van een verstekeling bedoeld in artikel 2.4.4.2. komen ten laste van de scheepseigenaar en de reder, onverminderd het recht deze kosten te verhalen op de Staat waarvan de verstekeling een onderdaan is.
Deze verplichting geldt ongeacht of de Scheepvaartpolitie al dan niet de ontscheping van de verstekeling heeft toegelaten overeenkomstig artikel 2.4.4.2.
De kosten bedoeld in het eerste lid moeten worden betaald binnen de vijftien dagen vanaf de dag waarop de Scheepvaartpolitie de eigenaar, de reder of de scheepsagent heeft aangemaand te betalen.
De Scheepvaartpolitie kan de gezagvoerder of de scheepsagent verplichten een borg te stellen om deze kosten te betalen. De afvaart van het schip of van enig ander schip toebehorende aan dezelfde reder kan door Scheepvaartpolitie verdaagd worden tot de borg is gesteld.
§ 2
De kosten van huisvesting, verblijf, gezondheidszorgen en verwijdering van een verstekeling bedoeld in artikel 2.4.4.3. komen ten laste van de scheepseigenaar en de reder, onverminderd het recht deze kosten te verhalen op de Staat waarvan de verstekeling een onderdaan is
Deze kosten moeten worden betaald binnen de vijftien dagen vanaf de dag waarop de consulaire ambtenaar de eigenaar of de reder of zijn lokale vertegenwoordiger heeft aangemaand te betalen.