Meer info
     

08/05/2019 Belgisch Scheepvaartwetboek
Belgisch Scheepvaartwetboek

Titel 2 Binnenschepen

Hoofdstuk 1 Teboekstelling en openbaarheid

Afdeling 1 Teboekstelling van binnenschepen
Artikel 3.2.1.1 Certificaat van teboekstelling

§ 1

Het certificaat van teboekstelling wordt uitgereikt door het Belgisch Scheepsregister.
Het is onbeperkt geldig en kan enkel worden ingetrokken in de gevallen voorzien in paragraaf 3, 1°.

§ 2

Het certificaat van teboekstelling moet aan boord worden gehouden en op elk verzoek van de bevoegde overheden worden vertoond.

§ 3

De Koning bepaalt:
de gevallen waarin het certificaat van teboekstelling vervalt of ambtshalve kan worden ingetrokken;
de verplichtingen verbonden aan het bezit van het certificaat van teboekstelling;
de retributie verschuldigd voor het afleveren van het certificaat van teboekstelling;
de vorm en de afgifte van het certificaat van teboekstelling.

Artikel 3.2.1.2 Teboekstelling
De Koning:
bepaalt welke binnenschepen moeten of mogen teboekgesteld worden alsook de voorwaarden waaraan het binnenschip, zijn eigenaar of zijn exploitant daartoe vooraf moeten voldoen waarbij in het bijzonder vereisten inzake de nationaliteit, de woon- of verblijfplaats of de vestiging van de hoofdinrichting, alsook inzake de samenstelling van het maatschappelijk kapitaal of van de organen van verenigingen of vennootschappen kunnen worden opgelegd;
stelt de vorm en de inhoud vast van de aanvraag die bij het Belgisch Scheepsregister met het oog op de teboekstelling moet worden gedaan;
duidt aan welke documenten bij de aanvraag moeten worden gevoegd of waarvan de voorlegging bij het onderzoek daarvan kan worden geëist;
kan bepalen dat het Belgisch Scheepsregister het nummer waaronder het binnenschip is teboekgesteld en de datum van de teboekstelling moet aantekenen op het document van teboekstelling;
wijst de personen aan die gehouden zijn of gemachtigd worden om de aanvraag in te dienen en stelt daartoe een termijn vast;
stelt de termijn vast waarin de aanvraag moet gebeuren;
bepaalt welke documenten moeten worden ingeschreven of doorgehaald.
Met het oog op de toepassing van dit artikel wordt een binnenschip in aanbouw als schip beschouwd zodra de aanbouw ervan begonnen is.

Artikel 3.2.1.3 Wijzigingen
De Koning bepaalt de wijzigingen die bij het Belgisch Scheepsregister moeten worden aangemeld alsook de modaliteiten en de termijn van indiening van de betreffende wijzigende aanmelding.

Artikel 3.2.1.4 Doorhaling

§ 1

De teboekstelling van een binnenschip wordt doorgehaald:
op verzoek van degene die in het register als eigenaar vermeld staat;
op aangifte van de eigenaar of ambtshalve:
a)
ingeval het binnenschip is vergaan, gesloopt of blijvend ongeschikt om te drijven;
b)
ingeval het niet meer voldoet aan de door de Koning bepaalde voorwaarden om teboekgesteld te kunnen worden;
ambtshalve in de andere gevallen die de Koning bepaalt.

§ 2

Niettegenstaande de doorhaling blijven de inschrijvingen betreffende de zakelijke rechten waarmee het binnenschip is bezwaard bestaan en kunnen zij naderhand worden doorgehaald, verminderd of hernieuwd.

§ 3

Geen teboekstelling mag worden doorgehaald dan dertig dagen na de dag waarop alle bij het Belgisch Scheepsregister ingeschreven schuldeisers en alle derden die er een exploot van beslag lieten inschrijven, door het Belgisch Scheepsregister op de hoogte zijn gebracht op de wijze door de Koning bepaald.
Deze termijn geldt niet voor de doorhaling op verzoek of aangifte van de eigenaar, als deze daarbij de schriftelijke toestemming van de voormelde schuldeisers en derden voegt.

Artikel 3.2.1.5 Bijzondere registers voor bepaalde binnenschepen
De Koning kan bepalen dat nader aangeduide binnenschepen moeten of mogen worden teboekgesteld in een of meer bijzondere registers. Daarbij kan de Koning:
de voorwaarden bepalen waaraan het binnenschip, zijn eigenaar, zijn reder of zijn exploitant daartoe vooraf moeten voldoen;
de overmaking van gegevens en de vorm van de daartoe opgemaakte registers regelen, evenals de wijze waarop het register of de registers worden beheerd.
Afdeling 2 Openbaarheid van rechten
Artikel 3.2.1.6 Toepassingsgebied
De artikelen 2.2.1.12 tot en met 2.2.1.28 zijn van overeenkomstige toepassing op binnenschepen.

Hoofdstuk 2 Zaakstatuut

Artikel 3.2.2.1 Internationale toepassing

§ 1

De rechten op een binnenschip worden beheerst door:
het recht van de Staat waar het binnenschip teboekgesteld is;
bij gebreke van teboekstelling, het recht van de Staat waar het binnenschip gewoonlijk wordt gebruikt of, indien die Staat niet kan worden vastgesteld, het recht van de Staat waar het binnenschip zich bevindt.

§ 2

De rechten op een binnenschip in aanbouw of in verbouwing worden beheerst door het recht van de Staat waar het binnenschip is teboekgesteld en, bij gebreke van teboekstelling, door het recht van de Staat waar het binnenschip wordt gebouwd of verbouwd.
Met het oog op de toepassing van dit artikel wordt een binnenschip in aanbouw als schip beschouwd zodra de aanbouw ervan begonnen is.

§ 3

Het in het vorige paragrafen bedoelde recht is het recht dat geldt op het ogenblik waarop de rechten op het binnenschip wordt ingeroepen.
De verwerving en het verlies van rechten op een binnenschip worden evenwel beheerst door het recht dat geldt op het ogenblik waarop de handelingen of feiten die worden ingeroepen als grond van verwerving of verlies van die rechten zich voordoen.

§ 4

Het in de vorige paragrafen bedoelde recht bepaalt in het bijzonder:
of het binnenschip roerend of onroerend is;
wat een bestanddeel en een toebehoren van het binnenschip is;
welke rechten op een binnenschip kunnen rusten en welke de aard en de inhoud van die rechten zijn;
op welke wijze die rechten ontstaan, wijzigen, overgaan en tenietgaan en welke hun onderlinge verhouding is;
de titularissen van die rechten;
de beschikbaarheid van die rechten;
de openbaarmaking en de tegenstelbaarheid van die rechten.

§ 5

De paragrafen 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op rechten op binnenschepen in aanbouw of in verbouwing.

Artikel 3.2.2.2 Andere regelgeving
Zijn niet van toepassing op binnenschepen:
[...]
artikel 87 en 89 van het Wetboek van internationaal privaatrecht.
Wetshistoriek
Enig lid, 1° opgeheven bij art. 32, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 3.2.2.3 Afwijkende bedingen
Bedingen die afwijken van deze titel zijn nietig.

Artikel 3.2.2.4 Roerend goed
Binnenschepen zijn roerende goederen.
Zij worden alleen onroerend door incorporatie wanneer zij daardoor een vast tuig worden.
Zij worden niet onroerend door bestemming.

Artikel 3.2.2.5 Verkrijging van eigendom

§ 1

De eigendom van een binnenschip wordt verkregen:
behoudens de afwijkingen bepaald in de paragrafen 2 en 3, overeenkomstig het landrecht;
door abandonnement, [...], verbeurdverklaring en op andere wijzen, overeenkomstig bijzondere wetten.

§ 2

Een teboekgesteld binnenschip kan niet het voorwerp uitmaken van een handgift.

§ 3

Met betrekking tot een teboekgesteld binnenschip geldt het bezit niet als titel.
De bezitter van een niet teboekgesteld binnenschip verkrijgt slechts rechten op dat binnenschip door dertigjarige verjaring [overeenkomstig de artikelen 3.26 en 3.27 van het Burgerlijk Wetboek].
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, 2° gewijzigd bij art. 110 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
§ 3 gewijzigd bij art. 28 Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 3.2.2.6 Bewijs van eigendom
Onverminderd andere bepalingen betreffende het bewijs en betreffende de tegenstelbaarheid van in een scheepsregister ingeschreven akten en vonnissen, kan de rechter uit de ter uitvoering van de bepalingen betreffende de teboekstelling van binnenschepen in een scheepsregister opgenomen vermeldingen en uit door een overheid uitgereikte documenten betreffende een binnenschip in alle gevallen feitelijke vermoedens omtrent de eigendom van dat [binnenschip] afleiden.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 111 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).

Artikel 3.2.2.7 Andere rechten op binnenschepen

§ 1

Op binnenschepen kunnen alle beperkte zakelijke rechten worden gevestigd die naar landrecht kunnen worden gevestigd op roerende goederen.
Bovendien kan op binnenschepen een recht van bewoning worden gevestigd.

§ 2

Artikel 3.2.2.6 is op de bewijsvoering met betrekking tot beperkte zakelijke rechten op binnenschepen, persoonlijke rechten op schepen en het rederschap van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.2.2.8 Rechten op scheepsbestanddelen en scheepstoebehoren
De rechten op een binnenschip strekken zich uit tot de scheepsbestanddelen en, behoudens afwijkend beding, tot het scheepstoebehoren.

Hoofdstuk 3 Scheepszekerheidsrechten

Afdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 3.2.3.1 Internationale toepassing

§ 1

Voorrangsrechten, voorrechten, hypotheken, scheepsverbanden en inschrijfbare of anderszins registreerbare lasten van dezelfde aard op een zeeschip of een binnenschip in aanbouw worden beheerst door het recht van de Staat waar het binnenschip respectievelijk het binnenschip in aanbouw is geregistreerd.
Het in de vorige lid bedoelde recht is het recht dat geldt op het ogenblik waarop de rechten op het binnenschip wordt ingeroepen. De verwerving en het verlies van rechten op een binnenschip worden evenwel beheerst door het recht dat geldt op het ogenblik waarop de handelingen of feiten die worden ingeroepen als grond van verwerving of verlies van die rechten zich voordoen.
Het in de vorige leden bedoelde recht regelt in het bijzonder:
welke van de in het eerste lid bedoelde zekerheidsrechten op een binnenschip of een binnenschip in aanbouw of in verbouwing kunnen rusten en welke de aard en de inhoud van die rechten zijn;
op welke wijze die zekerheidsrechten ontstaan, wijzigen, overgaan en tenietgaan en welke hun onderlinge verhouding is;
de titularissen van die zekerheidsrechten;
de openbaarmaking en de tegenstelbaarheid van die zekerheidsrechten;
onverminderd van paragraaf 2, hun onderlinge rang.

§ 2

De tegenstelbaarheid aan derden van scheepsretentierechten wordt beheerst door het recht van de Staat op het grondgebied waarvan het binnenschip of het binnenschip in aanbouw of in verbouwing zich bevindt op het ogenblik waarop dat recht wordt uitgeoefend.

§ 3

De rechtspleging ter zake van de uitoefening van scheepszekerheidsrechten wordt beheerst door het recht van de Staat voor de rechtbank waarvan zij wordt gevoerd.

§ 4

Voor de toepassing van dit artikel wordt een binnenschip als schip beschouwd zodra de aanbouw ervan begonnen is.

Artikel 3.2.3.2 Uitlegging
De scheepsvoorrangsrechten, scheepsvoorrechten en scheepsretentierechten worden uitgelegd in beperkende zin.

Artikel 3.2.3.3 Andere regelgeving

§ 1

Deze afdeling geldt onverminderd:
Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking);
artikel 119 van het Wetboek van internationaal privaatrecht.

§ 2

Behoudens uitdrukkelijke afwijking is de Hypotheekwet niet van toepassing op scheepszekerheidsrechten.

Artikel 3.2.3.4 Afwijkende bedingen
Behoudens uitdrukkelijke uitzondering, zijn bedingen die van dit hoofdstuk afwijken nietig.

Artikel 3.2.3.5 Soorten zekerheden op schepen

§ 1

Onverminderd een beding van eigendomsvoorbehoud, vloeit voorrang tussen de schuldeisers van een binnenschip of een binnenschip in aanbouw of in verbouwing uitsluitend voort uit scheepszekerheidsrechten of uit een pandrecht bedoeld in paragraaf 2.
Met het oog op de toepassing van dit artikel wordt een binnenschip in aanbouw of in verbouwing als binnenschip beschouwd zodra de bouwovereenkomst respectievelijk de verbouwingsovereenkomst is ondertekend.

§ 2

Uitsluitend een niet-geregistreerd binnenschip kan het voorwerp zijn van een pandrecht in de zin van titel XVII van boek III van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 3.2.3.6 Ontstaan en bewijs van scheepsvoorrangsrechten en scheepsvoorrechten
Scheepsvoorrangsrechten en scheepsvoorrechten ontstaan uit de wet en zijn verbonden aan de aard van de schuldvordering. Zij zijn aan geen formaliteit en aan geen bijzonder bewijsvoorschrift onderworpen.

Artikel 3.2.3.7 Hoedanigheid van de schuldenaar
Scheepsvoorrangsrechten en scheepsvoorrechten ontstaan wanneer de schuldenaar hetzij eigenaar, hetzij mede-eigenaar, hetzij exploitant van het binnenschip of het binnenschip in aanbouw of in verbouwing, hetzij werkgever van het betrokken bemanningslid is.
Indien de schuldenaar evenwel buiten het bezit van het binnenschip is gesteld door een onrechtmatige daad en de schuldeiser of zijn rechtsopvolger niet te goeder trouw is, kan geen scheepsvoorrangsrecht of scheepsvoorrecht worden uitgeoefend.
Met het oog op de toepassing van dit artikel wordt een binnenschip in aanbouw of in verbouwing als binnenschip beschouwd zodra de bouwovereenkomst respectievelijk de verbouwingsovereenkomst is ondertekend.

Artikel 3.2.3.8 Overdracht en subrogatie
De overdracht van een schuldvordering waaraan een scheepsvoorrangsrecht of een scheepsvoorrecht is verbonden of de subrogatie in de rechten van de houder van een dergelijke vordering heeft de overdracht van het scheepsvoorrangsrecht respectievelijk het scheepsvoorrecht tot gevolg.

Artikel 3.2.3.9 Volgrecht

§ 1

De scheepszekerheidsrechten volgen het binneneschip, ook in geval van verandering van eigendom of teboekstelling.

§ 2

Indien de derde-bezitter de bevoorrechte en hypothecaire schulden niet betaalt binnen de betalingsen uitsteltermijnen aan de schuldenaar verleend of de hierna te bepalen formaliteiten om zijn eigendom te zuiveren niet vervult, heeft elke schuldeiser het recht om het bezwaarde binnenschip te doen verkopen.

Artikel 3.2.3.10 Oorzaken van tenietgaan van scheepsvoorrechten en scheepshypotheken
De scheepsvoorrechten en de scheepshypotheken gaan teniet:
door het tenietgaan van de hoofdverbintenis;
door afstand door de schuldeiser;
door de gedwongen verkoop van het binnenschip;
door de vrijwillige vervreemding van het binnenschip, gevolgd door de vervulling van de formaliteiten en voorwaarden bedoeld in de artikelen 3.2.3.19 respectievelijk 3.2.3.44.
Afdeling 2 Scheepsvoorrangsrechten
Artikel 3.2.3.11 Kosten waarvoor een scheepsvoorrangsrecht geldt

§ 1

In geval van uitvoerend beslag op een binnenschip worden de aan de overheid verschuldigde gerechtskosten en de in de laatste haven gemaakte kosten van bewaking en behoud, evenals de desgevallend door de bevoegde gewestelijke of gemeenschapsregelgever aangewezen aan de overheid verschuldigde kosten, uit de opbrengst van de verkoop voldaan boven alle andere vorderingen, op voorwaarde dat deze gerechtskosten en kosten:
werden gemaakt vanaf het bevel tot betaling, tenzij in geval van omzetting van een bewarend beslag, in welk geval de kosten vanaf dat laatste beslag in aanmerking komen;
betrekking hadden op het in beslag genomen binnenschip;
werden gemaakt in het gemeenschappelijk belang van de schuldeisers; en
noodzakelijk waren met het oog op de verkoop, de rangregeling en de verdeling van de opbrengst.

§ 2

Onder de in de eerste paragraaf bedoelde kosten kunnen onder meer vallen:
de kosten van het eerste bewarend beslag op het betrokken binnenschip;
de kosten van een gerechtelijk sekwester;
de kosten van berging, onderhoud en herstelling van het betrokken binnenschip;
de kosten van de levering van verbruiksgoederen met het oog op het verblijf in de haven;
de bedragen die aan de schipper en de bemanningsleden verschuldigd zijn in verband met hun werkzaamheden aan boord van het betrokken binnenschip in de haven, met inbegrip van de aan deze personen verschuldigde terugbetalingen van in deze paragraaf bedoelde kosten en van repatriëringskosten;
de kosten van het in de haven aan boord plaatsen van personen ter vervanging van de kapitein of de bemanning en teneinde het binnenschip te bewaken of manoeuvres uit te voeren;
de verzekeringspremies voor de periode van het verblijf in de haven tot aan de gedwongen verkoop.

§ 3

Onder de in de eerste paragraaf bedoelde kosten vallen in geen geval:
de kosten van een opgeheven bewarend beslag;
de kosten van een bewarend beslag gelegd na het eerste bewarend beslag;
de kosten om een uitvoerbare titel te bekomen;
de kosten in verband met scheepstoebehoren dat zich niet meer aan boord bevindt, tenzij wanneer deze werden gemaakt in het raam van onderhoud of herstelling van het schip;
de kosten gemaakt met het oog op het gebruik van het binnenschip na de gedwongen verkoop;
de verzekeringspremies voor de periode na de gedwongen verkoop.

Artikel 3.2.3.12 Onderlinge rang
De vorderingen waarvoor een scheepsvoorrangsrecht geldt staan in rang gelijk en worden pondspondsgewijs betaald.

Afdeling 3 Scheepsvoorrechten

Wetshistoriek
Opschrift gewijzigd bij art. 112 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 3.2.3.13 Begrip
In dit hoofdstuk wordt onder “reis” verstaan elke verplaatsing van een schip tussen twee havens.

Artikel 3.2.3.14 Vorderingen waarvoor een scheepsvoorrecht geldt

§ 1

Onder voorbehoud van de door de bevoegde gewestelijke of gemeenschapsregelgever ingestelde scheepsvoorrechten, zijn uitsluitend de volgende vorderingen bevoorrecht op het binnenschip en, behoudens afwijkend beding als bedoeld in artikel 3.2.2.8, op het scheepstoebehoren:
de vorderingen van de schipper en de bemanningsleden die voortspruiten uit een arbeidsovereenkomst en die verband houden met arbeid aan boord van het betrokken binnenschip, inbegrepen deze ter vergoeding van overlijden of letselschade, voor de terugbetaling van kosten en voor repatriëringskosten;
de tijdens de laatste reis ontstane vorderingen tot betaling van:
a)
bergloon; en
b)
de bijdrage van het binnenschip in averij-grosse;
de vorderingen tot vergoeding van:
a)
schade veroorzaakt door aanvaring of andere scheepvaartongevallen;
b)
overlijden of letselschade van de passagiers;
c)
verlies of beschadiging van lading of bagage;

§ 2

De in de eerste paragraaf bedoelde vorderingen zijn alleen bevoorrecht in hoofdsom.

Artikel 3.2.3.15 Uitsluiting van voorrechten voor bepaalde soorten schade
In afwijking van artikel 3.2.3.14 is geen scheepsvoorrecht verbonden aan de vorderingen die betrekking hebben op:
schade in verband met het vervoer over zee van olie, bunkerolie of andere gevaarlijke of schadelijke stoffen waarvoor aan de schuldeiser een vergoeding verschuldigd is op grond van een internationaal verdrag of een nationale wet waardoor een objectieve aansprakelijkheid wordt ingevoerd alsmede een verplichte verzekering of een andere zekerheid;
schade als gevolg van de radioactieve eigenschappen of een combinatie van radioactieve eigenschappen met toxische, explosieve of andere gevaarlijke eigenschappen van hetzij nucleaire brandstof, hetzij radioactieve producten of afval.

Artikel 3.2.3.16 Rang boven scheepshypotheken
De scheepsvoorrechten gaan altijd boven scheepshypotheken, erkende scheepsverbanden en inschrijfbare of anderszins registreerbare lasten van dezelfde aard en een pandrecht bedoeld in artikel 3.2.3.5, § 2.

Artikel 3.2.3.17 Onderlinge rang

§ 1

De bevoorrechte schuldeisers worden gerangschikt en betaald volgens de door de volgende paragrafen bepaalde rang van hun schuldvordering.

§ 2

Bevoorrechte schuldvorderingen van de laatste reis hebben voorrang boven die van de voorgaande reizen.
Schuldvorderingen uit een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aangegaan voor verscheidene reizen, staan met de schuldvorderingen van de laatste reis evenwel in rang gelijk.

§ 3

Schuldvorderingen die overeenkomstig paragraaf 2 dezelfde rang genieten, nemen onderling rang in naar de volgorde waarin zij in artikel 3.2.3.14 zijn vermeld.
De schuldvorderingen vermeld onder eenzelfde nummer staan in rang gelijk.
In afwijking van het vorige lid, worden schuldvorderingen bedoeld in artikel 3.2.3.14, § 1, 2° in die categorie bij voorrang betaald in omgekeerde volgorde van de tijdstippen waarop zij ontstaan zijn. Schuldvorderingen die betrekking hebben op eenzelfde voorval, worden geacht gelijktijdig te zijn ontstaan.
Voor de toepassing van deze paragraaf, en behoudens andersluidende regeling door de bevoegde gewestelijke of gemeenschapsregelgever:
gaan de vorderingen met betrekking tot belastingen, sociaal zekerheidsbijdragen, retributies of soortgelijke door de overheid of de Europese Unie opgelegde heffingen of vergoedingen waaraan de wet of de bevoegde gewestelijke of gemeenschapsregelgever desgevallend een scheepsvoorrecht heeft verbonden maar waaraan geen scheepsvoorrangsrecht is verbonden, voor op alle andere scheepsvoorrechten; en
worden de vorderingen tot vergoeding van schade waaraan de wet of de bevoegde gewestelijke of gemeenschapsregelgever desgevallend een scheepsvoorrecht heeft verbonden, gelijkgesteld met de in artikel 3.2.3.14, § 1, 3°, bedoelde vorderingen.

§ 4

Indien de opbrengst ontoereikend is, worden de in rang gelijkstaande vorderingen betaald naar evenredigheid.

Artikel 3.2.3.18 Oorzaken van tenietgaan
Behalve in de gevallen bedoeld in artikel 3.2.3.10, gaan de scheepsvoorrechten teniet:
door het verloop van een vervaltermijn van één jaar;
ten aanzien van de betrokken schuldeisers en de betrokken, daadwerkelijk voor beperking van aansprakelijkheid vatbare vorderingen, door de vorming van een beperkingsfonds als bedoeld in de artikelen 2. 3.3.3.17.

Artikel 3.2.3.19 Tenietgaan door vrijwillige vervreemding
De scheepsvoorrechten gaan teniet door vrijwillige vervreemding, mits:
de akte van vervreemding wordt ingeschreven overeenkomstig artikel 2.2.1.13;
de vervreemding tweemaal en met een tussentijd van ten minste acht dagen wordt bekendgemaakt:
a)
in het Belgisch Staatsblad;
b)
op de website van het Belgisch Scheepsregister;
c)
op de desgevallend bijkomend door de Koning voorgeschreven elektronische wijze;
de schuldeiser binnen een maand na de inschrijving of na de laatste bekendmaking geen verzet betekent aan de vroegere of aan de nieuwe eigenaar.
Het recht van voorrang van de schuldeiser blijft echter bestaan op de koopprijs, zolang deze niet is betaald of verdeeld.

Artikel 3.2.3.20 Tenietgaan door verval

§ 1

De in artikel 3.2.3.18, 1°, bedoelde vervaltermijn loopt:
met betrekking tot het scheepsvoorrecht bedoeld in artikel 3.2.3.14, eerste lid, 1°, van de dag waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd of, in het geval van overlijden of letselschade, van de dag van het overlijden respectievelijk van het ontstaan van het letsel;
met betrekking tot het scheepsvoorrecht bedoeld in artikel 3.2.3.14, § 1, 2°, a), van de dag waarop de verrichtingen beëindigd zijn;
met betrekking tot het scheepsvoorrecht bedoeld in artikel 3.2.3.14, § 1, 2°, b), van de dag waarop de bijdrage opeisbaar is;
met betrekking tot het scheepsvoorrecht bedoeld in artikel 3.2.3.14, § 1, 3°, a), van de dag waarop de schade veroorzaakt is;
met betrekking tot het scheepsvoorrecht bedoeld in artikel 3.2.3.14, § 1, 3°, b), van de dag van het overlijden respectievelijk van het ontstaan van het letsel;
met betrekking tot het scheepsvoorrecht bedoeld in artikel 3.2.3.14, § 1, 3°, c), van de dag waarop de lading of de bagage is of moest worden afgeleverd;
met betrekking tot de door de bevoegde gewestelijke of gemeenschapsregelgever ingestelde scheepsvoorrechten, behoudens andersluidende regeling, van de dag waarop de bevoorrechte schuldvordering is ontstaan.

§ 2

Het verloop van de in artikel 3.2.3.18, 1° bedoelde vervaltermijn doet het scheepsvoorrecht niet teniet indien:
door een bevoorrechte schuldeiser voor de afloop ervan een bewarend beslag op het binnenschip wordt gelegd dat wordt gehandhaafd en leidt tot de gedwongen verkoop; of
voor de afloop ervan op het binnenschip uitvoerend beslag wordt gelegd; of
bewarend of uitvoerend beslag op het binnenschip wordt verhinderd door de wet, in welk geval de vervaltermijn gedurende de verhindering niet loopt.
Afdeling 4 Scheepsretentierechten
Artikel 3.2.3.21 Andere regelgeving
Hoofdstuk III van titel XVII van boek III van het Burgerlijk Wetboek is niet op het in artikel 3.2.3.22 bedoelde scheepsretentierecht van toepassing.

Artikel 3.2.3.22 Scheepsretentierecht van de scheepswerf

§ 1

Behoudens afwijkend beding beschikt de met de bouw, uitrusting, ombouw of herstelling van een binnenschip belaste scheepswerf over een scheepsretentierecht.

§ 2

Het scheepsretentierecht geeft de scheepswerf het recht om de afgifte van het binnenschip dat hij in zijn bezit heeft en waarop zijn schuldvordering betrekking heeft op te schorten totdat deze vordering is voldaan.

§ 3

In geval van gedwongen verkoop van het binnenschip na beslag, moet de scheepswerf het binnenschip aan de koper afgeven.
De scheepswerf die zijn scheepsretentierecht liet inschrijven, heeft evenwel recht op betaling van zijn vordering uit de opbrengst van de verkoop, nadat de schuldeisers met een scheepsvoorrangsrecht, een scheepsvoorrecht en de scheepshypotheekhouders zijn betaald.
Is het binnenschip waarop het scheepsretentierecht betrekking heeft, niet in België teboekgesteld, dan beperkt het Belgisch Scheepsregister zich tot de neerlegging van de betrokken akte in het register van neerlegging. Het Belgisch Scheepsregister gaat alsnog tot de inschrijving van het scheepsretentierecht over zodra het binnenschip is teboekgesteld. In afwachting daarvan heeft de neerlegging het in het tweede lid bedoelde gevolg. Vanaf de neerlegging heeft de scheepswerf bovendien voorrang op de nadien geregistreerde pandhouders in de zin van titel XVII van boek III van het Burgerlijk Wetboek.

§ 4

Het scheepsretentierecht gaat teniet wanneer het binnenschip, anders dan ten gevolge van gedwongen verkoop, ophoudt zich in het bezit van de scheepswerf te bevinden.

Artikel 3.2.3.23 Andere retentierechten
Andere retentierechten dan dit bedoeld in artikel 3.2.3.22 kunnen niet aan derden worden tegengesteld.
Afdeling 5 Scheepshypotheken
Artikel 3.2.3.24 Toepasselijk recht
Onder voorbehoud van artikel 3.2.3.25. is afdeling 5 van hoofdstuk 5 van boek 2 van overeenkomstige toepassing op hypotheken op binnenschepen.

Artikel 3.2.3.25 Bevoegde rechtbank
In afwijking van de artikelen 2.2.5.43, § 2, en 2.2.5.52 is de ondernemingrechtbank die rechtsmacht heeft over het arrondisement waar de hypotheekvestiger zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft bevoegd.
Bij ontstentenis aan een woonplaats of een maatschappelijke zetel in België, is de ondernemingsrechtbank van Brussel bevoegd.

Hoofdstuk 4 Scheepsbeslag

Afdeling 1 Bewarend beslag
Onderafdeling 1 Bewarend beslag op binnenschepen
Artikel 3.2.4.1 Materiële toepassing
Dit hoofdstuk is van toepassing op het bewarend beslag op binnenschepen, waarop de rechtstreeks werkende bepalingen van het Scheepsbeslagverdrag 1952 niet van toepassing zijn.

Artikel 3.2.4.2 Grondvereisten
Op een binnenschip kan uitsluitend bewarend beslag worden gelegd indien is voldaan aan de grondvereisten bepaald in hoofdstuk I van titel II van deel V van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 3.2.4.3 Procedure
Op het bewarend beslag op binnenschepen zijn de artikelen 2.2.6.2, § 3, 2.2.6.3, § 2, tot 6, 2.2.6.7, 2.2.6.8, 2.2.6.9, 2.2.6.10, 2.2.6.11, 2.2.6.12, 2.2.6.13, 2.2.6.14, 2.2.6.15, 2.2.6.16, 2.2.6.17, 2.2.6.18, 2.2.6.19 en 2.2.6.20 van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van artikel 2.2.6.8, § 2, is de betekening van het beslag aan de scheepseigenaar verplicht.

Artikel 3.2.4.4 Varend beslag
De beslagrechter kan de exploitatie van het schip regelen zonder het beslag op te heffen. Te dien einde kan hij onder meer bevelen dat een door hem bepaalde borgtocht of zekerheid wordt gesteld.
Afdeling 2 Bewarend beslag op goederen aan boord
Artikel 3.2.4.5 Toepasselijk recht
Op het bewarend beslag op goederen aan boord van een binnenschepen zijn de artikelen 2.2.6.24 en 2.2.6.25 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Uitvoerend scheepsbeslag

Artikel 3.2.4.6 Toepasselijk recht
Op het uitvoerend beslag op binnenschepen zijn de artikelen 2.2.6.26 tot en met 2.2.6.68 van overeenkomstige toepassing.