22/08/2020 KB zeevarenden
Koninklijk besluit van 22 augustus 2020 betreffende zeevarenden
Hoofdstuk II Kapitein en dekdienst
Voorschrift II/1 Verplichte minimumeisen inzake vaarbevoegdheidsverlening voor officieren belast met de brugwacht op schepen met een brutotonnenmaat van 500 of meer
1
Iedere officier belast met de brugwacht op een zeeschip met een brutotonnenmaat van 500 of meer, moet in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs.
2
Eenieder die een bewijs wenst te verkrijgen, moet:
- 2.1.
- minstens 18 jaar oud zijn;
- 2.2.
- een goedgekeurde diensttijd van ten minste twaalf maanden hebben voltooid, die deel uitmaakt van een goedgekeurd opleidingsprogramma waarin is begrepen een opleiding aan boord die aan de eisen van sectie A-II/1 van de STCW-code voldoet, en is vastgelegd in een goedgekeurd stageboek, of een goedgekeurde diensttijd van ten minste 36 maanden hebben voltooid;
- 2.3.
- tijdens de vereiste diensttijd wachtdienst op de brug hebben verricht, onder toezicht van de kapitein of van een bevoegd officier, gedurende een periode van ten minste zes maanden;
- 2.4.
- voldoen aan de toepasselijke eisen van de voorschriften van hoofdstuk IV voor het verrichten van radiowerkzaamheden in overeenstemming met het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen, hierna “Koninklijk besluit van 18 december 2009” genoemd;
- 2.5.
- een goedgekeurde studie en opleiding hebben voltooid en voldoen aan de bekwaamheidsnormen van sectie A-II/1 van de STCW-code; en
- 2.6.
- voldoen aan de bekwaamheidsnormen die zijn vermeld in sectie A-VI/1, lid 2, sectie AVI/2, leden 1 tot en met 4, sectie A-VI/3, leden 1 tot en met 4, en sectie A-VI/4, leden 1 tot en met 3, van de STCW-code.
3
De bepalingen van 1 en 2 zijn niet van toepassing op binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt.
Voorschrift II/2 Verplichte minimumeisen inzake vaarbevoegdheidsverlening voor kapiteins en eerste stuurlieden op schepen met een brutotonnenmaat van 500 of meer
Kapitein en eerste stuurman op schepen met een brutotonnenmaat van 3000 of meer
1
Iedere kapitein en eerste stuurman op een zeeschip met een brutotonnenmaat van 3000 of meer moet in het bezit zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs.
2
Eenieder die een bewijs wenst te verkrijgen, moet:
- 2.1.
- voldoen aan de eisen voor een officier belast met de brugwacht, op schepen met een brutotonnenmaat van 500 of meer en in die hoedanigheid goedgekeurde diensttijd hebben voltooid:
- 2.1.1
- voor een vaarbevoegdheid als eerste stuurman, ten minste twaalf maanden; en
- 2.1.2.
- voor een vaarbevoegdheid als kapitein, ten minste 36 maanden; deze periode kan evenwel worden ingekort tot ten minste 24 maanden, indien ten minste twaalf maanden van die tijd dienst is gedaan als eerste stuurman; en
- 2.2.
- een goedgekeurde studie en opleiding hebben voltooid en voldoen aan de bekwaamheidsnormen van sectie A-II/2 van de STCW-code voor kapiteins en eerste stuurlieden op schepen met een brutotonnenmaat van 3000 of meer.
2/1
De bepalingen van 1 en 2 zijn niet van toepassing op binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt.
Kapitein en eerste stuurman op schepen met een brutotonnenmaat tussen 500 en 3000
3
Iedere kapitein en iedere eerste stuurman op een zeeschip met een brutotonnenmaat tussen 500 en 3000 moet in het bezit zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs.
4
Eenieder die een bewijs wenst te verkrijgen, moet:
- 4.1
- voor een vaarbevoegdheid als eerste stuurman, voldoen aan de eisen voor een officier belast met de brugwacht op schepen met een brutotonnenmaat van 500 of meer;
- 4.2
- voor een vaarbevoegdheid als kapitein, voldoen aan de eisen voor een officier belast met de brugwacht op schepen met een brutotonnenmaat van 500 of meer, en in die hoedanigheid ten minste 36 maanden goedgekeurde diensttijd hebben voltooid; deze periode kan evenwel worden ingekort tot ten minste 24 maanden, indien ten minste twaalf maanden van die tijd dienst is gedaan als eerste stuurman; en
- 4.3
- een goedgekeurde opleiding hebben voltooid en voldoen aan de bekwaamheids-normen van sectie A-II/2 van de STCW-code voor kapiteins en eerste stuurlieden op schepen met een brutotonnenmaat tussen 500 en 3000.
Voorschrift II/3 Verplichte minimumeisen inzake vaarbevoegdheidsverlening voor officieren, belast met de brugwacht, en voor kapiteins van schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 500
Schepen die niet worden gebruikt voor reizen nabij de kust
1
Iedere officier die is belast met de brugwacht op een zeeschip met een brutotonnenmaat van minder dan 500, dat niet wordt gebruikt voor reizen nabij de kust, is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs voor schepen met een brutotonnenmaat van 500 of meer.
2
Iedere kapitein die dienst doet op een zeeschip met een brutotonnenmaat van minder dan 500, dat niet wordt gebruikt voor reizen nabij de kust, is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs voor dienst als kapitein op schepen met een brutotonnenmaat tussen 500 en 3000.
2/1
De bepalingen van 1 en 2 zijn niet van toepassing op binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt en op pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsgebruik.
Schepen die worden gebruikt voor reizen nabij de kust
Officier belast met de brugwacht
3
Iedere officier die is belast met de brugwacht op een zeeschip met een brutotonnenmaat van minder dan 500, dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust, moet in het bezit zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs.
4
Kandidaten die een vaarbevoegdheidsbewijs wensen te verkrijgen als officier belast met de brugwacht op een zeeschip met een brutotonnenmaat van minder dan 500, dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust, moeten:
- 4.1
- minstens 18 jaar oud zijn;
- 4.2
- het volgende hebben voltooid:
- 4.2.1.
- een bijzondere opleiding, daaronder begrepen een ruime periode van passende diensttijd, zoals vereist door de Scheepvaartcontrole; of
- 4.2.2.
- een goedgekeurde diensttijd aan dek van ten minste 36 maanden;
- 4.3.
- voldoen aan de toepasselijke eisen van de voorschriften in hoofdstuk IV om radiowerkzaamheden te verrichten in overeenstemming met het koninklijk besluit van 18 december 2009;
- 4.4.
- een goedgekeurde studie en opleiding hebben voltooid en voldoen aan de bekwaamheidsnormen van sectie A-II/3 van de STCW-code voor officieren belast met de brugwacht op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 500, die worden gebruikt voor reizen nabij de kust; en
- 4.5.
- voldoen aan de bekwaamheidsnormen waarvan sprake is in sectie A-VI/1, lid 2, sectie A-VI/2, leden 1 tot en met 4, sectie A-VI/3, leden 1 tot en met 4, en sectie A-VI/4, leden 1 tot en met 3, van de STCW-code.
4/1
De bepalingen van 3 en 4 zijn niet van toepassing op binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt en op pleziervaartuigen voor bedrijfs- of beroepsgebruik.
Kapitein
5
Iedere kapitein die dienst doet op een zeeschip met een brutotonnenmaat van minder dan 500, dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust, moet in het bezit zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs.
6
Eenieder die een vaarbevoegdheidsbewijs wenst te verkrijgen als kapitein op een zeeschip met een brutotonnenmaat van minder dan 500, dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust, moet:
- 6.1.
- minstens 20 jaar oud zijn;
- 6.2.
- goedgekeurde diensttijd van ten minste twaalf maanden hebben voltooid als officier belast met de brugwacht;
- 6.3.
- een goedgekeurde studie en opleiding hebben voltooid en voldoen aan de bekwaamheidsnormen van sectie A-II/3 van de STCW-code voor kapiteins op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 500, die worden gebruikt voor reizen nabij de kust; en
- 6.4.
- voldoen aan de bekwaamheidsnormen waarvan sprake is in sectie A-VI/1, lid 2, sectie A-VI/2, leden 1 tot en met 4, sectie A-VI/3, leden 1 tot en met 4, en sectie A-VI/4, leden 1 tot en met 3, van de STCW-code.
6/1
De bepalingen van 5 en 6 zijn niet van toepassing op binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt of daaraan nauw grenzende beschutte wateren en op pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik.
Vrijstellingen
7
Indien de Scheepvaartcontrole van oordeel is dat, gezien de grootte van het schip en de omstandigheden van de reis, volledige toepassing van dit voorschrift en sectie AII-/3 van de STCW-code onredelijk of onmogelijk is, kan zij de kapitein en de officier, belast met de brugwacht, op een zodanig schip of een zodanige categorie schepen een dienovereenkomstige vrijstelling verlenen ten aanzien van enkele van de eisen, rekening houdend met de veiligheid van alle schepen die zich in dezelfde wateren kunnen bevinden.
Voorschrift II/4 Verplichte minimumeisen inzake vaarbevoegdheidsverlening voor matrozen die deel uitmaken van de brugwacht
1
Iedere matroos die deel uitmaakt van de brugwacht op een zeeschip met een brutotonnenmaat van 500 of meer, uitgezonderd matrozen in opleiding en matrozen wier taken op de brug van ongeschoolde aard zijn, dient in het bezit te zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs dat hun het recht geeft die taken te verrichten.
2
Eenieder die een bewijs wenst te verkrijgen, moet:
- 2.1.
- minstens 16 jaar oud zijn;
- 2.2.
- het volgende hebben voltooid:
- 2.2.1.
- goedgekeurde diensttijd, waaronder begrepen ten minste zes maanden opleiding en ervaring; of
- 2.2.2.
- een bijzondere opleiding, hetzij vóór, hetzij tijdens het verblijf aan boord, met inbegrip van een goedgekeurde periode van ten minste twee maanden diensttijd; en
- 2.3.
- voldoen aan de bekwaamheidsnormen van sectie A-II/4 van de STCW-code.
3
De diensttijd, opleiding en ervaring, vereist volgens 2.2.1 en 2.2.2 houden verband met het verrichten van functies op het gebied van de brugwacht, en omvatten taken die worden verricht onder rechtstreeks toezicht van de kapitein, de officier belast met de brugwacht, of een bevoegde matroos.
3/1
De bepalingen van 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt.
Voorschrift II/5 Verplichte minimumeisen inzake vaarbevoegdheidsverlening voor matrozen als volmatroos met dekdienst
1
Iedere volmatroos met dekdienst op een zeeschip met een brutotonnenmaat van 500 of meer moet in het bezit zijn van het nodige vaarbevoegdheidsbewijs.
2
Eenieder die een bewijs wenst te verkrijgen, moet:
- 2.1.
- minstens 18 jaar oud zijn;
- 2.2.
- voldoen aan de eisen inzake vaarbevoegdheidsverlening als matroos die deel uitmaakt van de brugwacht;
- 2.3.
- in het bezit zijn van een vaarbevoegdheid als matroos die deel uitmaakt van de brugwacht en een goedgekeurde diensttijd aan dek van:
- 2.3.1.
- ten minste achttien maanden; of
- 2.3.2.
- ten minste 12 maanden en een goedgekeurde opleiding hebben voltooid; en
- 2.4.
- voldoen aan de bekwaamheidsnormen van sectie A-II/5 van de STCW-code.
3
De Scheepvaartcontrole vergelijkt de bekwaamheidsnormen die zij aan volmatrozen stellen voor vaarbevoegdheidsbewijzen afgegeven vóór 1 januari 2012 met die welke in sectie A-II/5 van de STCW-code voor de vaarbevoegdheidsbewijzen zijn genoemd, en stellen vast of het noodzakelijk is deze personeelsleden te vragen zich bij te scholen.
4
Zeevarenden kunnen worden geacht aan de eisen van dit voorschrift te voldoen, indien zij in een desbetreffende hoedanigheid dekdienst hebben gedaan gedurende een periode van ten minste twaalf maanden in de laatste 60 maanden voorafgaande aan 4 januari 2013.