§ 1
Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen grachten overwelven of inbuizen.
Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, zoals vermeld in artikel 4.2.1. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, voor het overwelven of inbuizen van een gracht kan alleen verleend worden om toegang tot een perceel te verlenen, te verbeteren of om werken van algemeen belang uit te voeren.
§ 2
De omgevingsvergunning als vermeld in de eerste paragraaf, kan slechts goedgekeurd worden als de werken voldoen aan al de volgende voorwaarden:
- 1°
- de overwelving of inbuizing van de gracht veroorzaakt geen schadelijk effect als vermeld in artikel 1.1.3, § 2, 18°, van het gecoördineerd decreet van 15 juni 2018 en veroorzaakt geen ongewenste vernatting van aanpalende landbouwgronden buiten SBZ en VEN; en is in overeenstemming met de doelstellingen van het integraal waterbeleid, als vermeld in artikel 1.2.2. van het gecoördineerd decreet van 15 juni 2018;
- 2°
- er is maar één overwelving of inbuizing per kadastraal perceel. Als verschillende kadastrale percelen door gebruik één geheel vormen, wordt er maar één overwelving of inbuizing voor het geheel van die percelen aangebracht, tenzij de aanvrager kan aantonen dat meer dan één overwelving redelijkerwijs noodzakelijk is voor het normale gebruik en de vlotte ontsluiting van de gronden.
De lengte van de overwelving of inbuizing mag maximaal vijf meter bedragen. De vergunningverlenende overheid kan een afwijking van de maximale lengte toestaan om een van de volgende redenen:
- 1°
- voor werken van algemeen belang;
- 2°
- om redenen van gezondheid of veiligheid voor de bewoners van de woning waarvoor de overwelving wordt aangelegd;
- 3°
- de lengte van vijf meter volstaat niet om toegang tot het perceel of de percelen in kwestie te verlenen.
De aanvrager motiveert de noodzaak om af te wijken van de maximale lengte. Het feit dat de toegang tot het perceel gebruikt wordt door andere voertuigen dan personenwagens en lichte bestelwagens, geldt als voldoende motivering om af te wijken tot 7,5 meter. Als uit een gemotiveerde aanvraag blijkt dat 7,5 meter niet volstaat, kan de vergunningverlenende overheid daar ook van afwijken. Bij elke overwelving of inbuizing van meer dan 7,5 meter moet de infiltratie van hemelwater blijvend verzekerd worden en worden hiertoe indien nodig bijkomende maatregelen genomen;
- 4°
- de overwelving of inbuizing is voldoende groot om het opwaarts afstromende debiet te kunnen afvoeren en heeft een minimale binnendiameter van 400 millimeter;
- 5°
- de buizen worden in een volledig geruimde grachtbodem geplaatst. Bij de plaatsing wordt er geen schade toegebracht aan de grachtkanten en de nutsleidingen. De overgang van het open grachtprofiel naar de overwelving of inbuizing wordt zo afgewerkt dat uitspoeling niet mogelijk is.
§ 3
De vergunningverlenende overheid kan bijkomende voorwaarden opleggen, onder meer voor de aanvulling van de sleuf rond de inbuizing, het aanbrengen van kopmuren en inspectieschouwen.
De vergunninghouder of zijn rechtsopvolger is verantwoordelijk voor de goede staat en werking van de overwelving. Hij ruimt de overwelving of inbuizing en houdt ze vrij van alle obstakels die een goede afwatering verhinderen.