Meer info
     

01/06/1995 Vlarem II
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (titel II van het VLAREM)

Bijlage 2.5.2 Milieukwaliteitsnormen voor stofneerslag

parameter
eenheid
richtwaarde
grenswaarde
neergeslagen niet-gevaarlijk stof
mg/m2/dag
350
650
als maandgemiddelde
lood
µg Pb/m2/dag
175
2100
als jaargemiddelde
cadmium
µg Cd/m2/dag
18
-
als jaargemiddelde
thallium
µg Tl/m2/dag
10
-
als jaargemiddelde
Als staalname en analysemethode voor de bepaling van de neergeslagen niet gevaarlijke stof geldt de methode beschreven in de norm NBN T94-101:1976 (Nilu-kruik).
Als staalname en analysemethode voor de bepaling van lood en cadmium geldt de methode beschreven in de norm EN15841:2009.
Voor thallium zijn er geen specifieke Europese of Vlaamse normen die de staalname en analysemethode beschrijven.
In bijlage 2.5.2.a. is een standaardmethode bepaald voor de uitbouw van een immissiemeetraster inzake stofuitval.
Elke andere meetmethode volgens een code van goede praktijk die evenwaardig is, is evenwel toegelaten. De vermelde richt- en grenswaarden worden in voorkomend geval omgerekend voor de toepassing van de aangewende meet- en analysemethode.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg. 28 april 2023 (BS 12 mei 2023), met ingang van 1 januari 2024 (art. 9).

Bijlage 2.5.2.a Uitbouw van een meetnet ter bepaling van stofuitval

Wetshistoriek
Bijlage 2.5.2.a (art. 1 - art. 4 ) vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 28 april 2023 (BS 12 mei 2023), met ingang van 1 januari 2024 (art. 9).

1 Oriënterend onderzoek

Er worden vier kruiken geplaatst in de richting die onder invloed is van de meest voorkomende windrichtingen en in de richting van de mogelijke risicozones.
De kruiken worden geplaatst op een afstand van respectievelijk 100 m, 250 m, 500 m en 1.000 m van de grens van het bedrijf.
Als plaatselijke omstandigheden het vereisen, wordt de minimumafstand eventueel aangepast.
Voor bedrijven met een oppervlakte < 0,04 km2 (4 ha) kan geopteerd worden voor 2 kruiken, geplaatst op 250 m en 500 m van de grens van de inrichting.
De bemonsteringsduur bedraagt minimaal 1 week en maximaal 1 maand.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 28 april 2023 (BS 12 mei 2023), met ingang van 1 januari 2024 (art. 9).

2 Uitbouw van een uitgebreid meetnet

Omdat in Vlaanderen de som van de windrichtingen uit het ZZO, Z, ZZW, ZW en WZW voor 50 % of meer van de tijd voorkomt, wordt het neerslagkruikenmeetnet uitgebouwd in de sector die beïnvloed wordt door die windrichtingen.
Als er voor bepaalde inrichtingen afwijkingen optreden ten opzichte van de voormelde sector of risicozone, wordt de oriëntatie van het meetnet eventueel op een gemotiveerde wijze aangepast.
Als er alleen puntbronnen zijn met een hoogte > 30 m, ligt het beoordelingsgebied binnen de sector die wordt begrensd door de hoofdwindrichtingen, de grenzen van de inrichting en de cirkels met een straal van 15 maal de hoogte van de bronnen en als middelpunt de bron zelf (met een maximumafstand van 1.000 m).
Binnen die cirkels worden roosters getekend met mazen van 100 m, 250 m, 500 m en maximum 1.000 m, evenwijdig aan en op dezelfde afstanden van de terreingrenzen van de inrichting. Op de snijpunten wordt een meetkruik geplaatst.
Als een zijde van het meetrooster voor meer dan 50 % binnen de cirkels ligt, wordt die volledig als beoordelingsgebied beschouwd; anders vervalt die zijde van het rooster.
Als er alleen puntbronnen met een hoogte < 30 m of oppervlaktebronnen voorkomen, ligt het beoordelingsgebied binnen de sector die wordt begrensd door de hoofdwindrichtingen, de grenzen van de inrichting en een rooster met mazen van 100 m, 250 m, 500 m en maximum 1.000 m, evenwijdig aan en op dezelfde afstanden van de terreingrenzen van de inrichting. Op de snijpunten wordt een meetkruik geplaatst.
Als er zowel puntbronnen met een hoogte < 30 m, > 30 m en/of oppervlaktebronnen voorkomen, wordt het beoordelingsgebied bepaald volgens de beide criteria die hiervoor vermeld worden.
De begrenzing wordt gevormd door de maximale omlijning van het gecombineerde gebied dat ligt binnen de sector die wordt begrensd door de hoofdwindrichtingen en de grenzen van de inrichting. Daarbinnen wordt dan een rooster getekend met mazen van 100 m, 250 m, 500 m en maximum 1.000 m, evenwijdig aan en op dezelfde afstanden van de terreingrenzen van de inrichting. Op de snijpunten wordt een meetkruik geplaatst.
Als plaatselijke omstandigheden het vereisen, wordt eventueel de minimumafstand en het totale aantal meetkruiken aangepast op basis van een gemotiveerd voorstel van de exploitant. Dat kan onder meer het geval zijn door praktische problemen bij de plaatsing van kruiken, zoals bestaande bebouwing en privéterreinen.
Als meerdere bedrijven in elkaars buurt gelegen zijn, kunnen de onderscheiden beoordelingsgebieden deels overlappend zijn; in die zone hoeft maar één gemeenschappelijk meetnet te worden geïnstalleerd.
Bij overschrijding van de grenswaarde in de overlappingszone, wordt de bijdrage per bedrijf tot de gemeten waarde bepaald door bijkomend onderzoek, op kosten van de betrokken exploitanten en in overleg met de toezichthoudende overheid.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 28 april 2023 (BS 12 mei 2023), met ingang van 1 januari 2024 (art. 9).

3 Beoordeling van de meetresultaten

Elke kruik wordt minimaal op maandbasis geanalyseerd. Voor elke kruik wordt jaarlijks het jaargemiddelde berekend (dit is het gewogen gemiddelde van de laatste twaalf maanden).
Het gewogen gemiddelde wordt bepaald door van iedere bemonsteringsperiode het product te nemen van de meetwaarde (in µg/(m2.dag)) en het aantal dagen van de bemonsteringsperiode. Het quotiënt van de som van die producten met het totaal aantal dagen geeft de waarde van het gewogen gemiddelde (uitgedrukt als µg/(m2.dag)).
De richt- en/of grenswaarden, vermeld in bijlage 2.5.2, gelden voor het rekenkundig gemiddelde van het gewogen jaargemiddelde van alle kruiken volgens de VLAREM II-meetstrategie, vermeld in art. 1 en art. 2, binnen het beoordelingsgebied.
In zoverre het afgelopen jaar als voldoende representatief beschouwd kan worden voor de bedrijfsvoering, wordt elk jaar een evaluatie gemaakt over het al dan niet behouden van het volledige meetnet, in overeenstemming met de hieronder vermelde criteria:
rekenkundig gemiddelde van de kruiken die zijn geplaatst volgens de VLAREM II-meetstrategie ≤ richtwaarde: bij dezelfde bedrijfsvoering geen metingen meer;
rekenkundig gemiddelde van de kruiken die zijn geplaatst volgens de VLAREM II-meetstrategie > richtwaarden en ≤ grenswaarde: bij dezelfde bedrijfsvoering wordt het oriënterend meetnet behouden;
rekenkundig gemiddelde van de kruiken die zijn geplaatst volgens de VLAREM II-meetstrategie > grenswaarde: bij dezelfde bedrijfsvoering wordt een uitgebreid meetnet uitgebouwd conform de bepalingen, vermeld in artikel 2.
Als meer dan één van de voormelde evaluatiecriteria voorkomen, wordt de meest uitgebreide opvolging uitgevoerd.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 28 april 2023 (BS 12 mei 2023), met ingang van 1 januari 2024 (art. 9).

4 Herziening van het meetnet

Als de emissies (potentieel) gewijzigd worden door veranderingen binnen de inrichting, wordt de opbouw van het meetnet opnieuw geëvalueerd, conform de voormelde procedure.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 28 april 2023 (BS 12 mei 2023), met ingang van 1 januari 2024 (art. 9).