26/05/2023 Instrumentendecreet
Decreet van 26 mei 2023 betreffende het realisatiegerichte instrumentarium
Titel 1 Inleidende bepalingen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1
Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Artikel 2
Dit decreet wordt aangehaald als: het Instrumentendecreet van 26 mei 2023.
Artikel 3
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:
- 1°
- administratieve overheid: elke instantie als vermeld in artikel I.3 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
- 2°
- beveiligde zending: een aangetekende brief, een afgifte tegen ontvangstbewijs of elke andere door de Vlaamse Regering toegestane betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
- 3°
- beschermingsmaatregel: een maatregel die gericht is op het tegengaan van nadelige invloeden op de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu, de natuur en het landschap, maar zonder dat het perceel van de betrokkene fysische wijzigingen ondergaat;
- 4°
- compenserende vergoeding: een eenmalige vergoeding die een administratieve overheid betaalt om de kapitaalschade bij de zakelijk gerechtigde en het inkomstenverlies bij de gebruiker door gebruiksbeperkingen te vergoeden;
- 5°
- Deposito- en Consignatiekas: het bestuur, vermeld in artikel 3 tot en met 4 van de wet van 11 juli 2018 op de Deposito- en Consignatiekas;
- 6°
- eigenaarsvergoeding: een compensatie voor een daling van de eigenaars waarde als gevolg van een gebruiksbeperking die valt onder artikel 6, 1°, 2°, 3°, 5°, 7° en 8°;
- 7°
- gebruiker: de persoon die als eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachter, opstalhouder of houder van een recht van gebruik of bewoning het onroerend goed exploiteert of de persoon die het onroerend goed huurt conform boek III, titel VIII, hoofdstuk II, van het oud Burgerlijk Wetboek of conform het Vlaams Woninghuurdecreet;
- 8°
- gebruikersvergoeding: een compensatie voor een daling van de gebruikswaarde door gederfde beroepsinkomsten als gevolg van een gebruiksbeperking die valt onder artikel 6, 4°, 5°, 6° en 8°;
- 9°
- gebruiksbeperking: een beperking op het gebruik van een onroerend goed als gevolg van bindende maatregelen in het algemeen belang die administratieve overheden hebben opgelegd op basis van de regelgeving, vermeld in artikel 6;
- 10°
- initiatiefnemer: de gewestelijke, provinciale of gemeentelijke administratieve overheid die verantwoordelijk is voor het besluit waarin de gebruiksbeperkingen worden opgelegd waardoor het recht op een compenserende vergoeding als vermeld in titel 2, hoofdstuk 1 tot en met 6, of de mogelijkheid om een koopplicht als vermeld in titel 3, hoofdstuk 1 tot en met 6, toe te passen, ontstaat;
- 11°
- instrument: een middel om een ruimtelijk project mogelijk te maken en te realiseren;
- 12°
- perceel: kadastraal perceel;
- 13°
- Vlaamse Grondenbank: de Vlaamse Grondenbank, opgericht bij het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen;
- 14°
- zakelijk gerechtigde: de houder van een van de volgende zakelijke rechten:
- a)
- de volle of blote eigendom;
- b)
- het recht van opstal of van erfpacht;
- c)
- het vruchtgebruik.
Hoofdstuk 2 Doelstelling
Artikel 4
Dit decreet beoogt een afgewogen en gemotiveerde inzet van realisatiegerichte en grondgebonden instrumenten met het oog op een optimaal gebruik van onroerende goederen binnen de doelstellingen van het omgevingsbeleid, vermeld in artikel 1.1.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en artikel 1.2.1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
Titel 2 Compenserende vergoedingen
Hoofdstuk 1 Definities
Artikel 5
In deze titel wordt verstaan onder:
- 1°
- aanvrager:
- a)
- de zakelijk gerechtigde of zijn gelijkgestelde conform punt 2°, a), die een eigenaarsvergoeding vraagt;
- b)
- de gebruiker of zijn gelijkgestelde conform punt 2°, b), die een gebruikersvergoeding vraagt;
- 2°
- begunstigde:
- a)
- de begunstigde van de eigenaarsvergoeding is de zakelijk gerechtigde op het moment van de inwerkingtreding van de gebruiksbeperking, de echtgenoot of echtgenote of de wettelijk samenwonende partner van de zakelijk gerechtigde, en de erfopvolgers aan wie het recht op eigenaarsvergoeding is overgedragen of overgegaan door erfopvolging of testament;
- b)
- de begunstigde van de gebruikersvergoeding is de gebruiker op het moment van de inwerkingtreding van de gebruiksbeperking, de echtgenoot of echtgenote of de wettelijk samenwonende partner van de gebruiker, en de erfopvolgers aan wie het recht op gebruikersvergoeding is overgedragen of overgegaan door erfopvolging of testament;
- 3°
- landcommissie: een landcommissie als vermeld in artikel 2.2.1 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting;
- 4°
- woonreservegebied: een gebied als vermeld in artikel 1.1.2, 19°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Hoofdstuk 2 Doelstelling en toepassingsgebied
Artikel 6
Titel 2 van dit decreet heeft tot doel de volgende compenserende vergoedingen op het vlak van de procedure en de berekening van de vergoeding onderling af te stemmen, op basis van een uniform, transparant en billijk kader voor de begunstigde van de compenserende vergoeding en de initiatiefnemer:
- 1°
- de planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 2°
- de bestemmingswijzigingscompensatie, vermeld in boek 6, titel 2, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
- 3°
- de compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften, vermeld in boek 6, titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
- 4°
- de gebruikerscompensatie, vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut;
- 5°
- de vergoeding voor de uitvoering van een natuurinrichtingsproject, vermeld in artikel 47, § 2, tweede lid, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
- 6°
- de vergoeding ingevolge actieve inschakeling in de waterbeheersing, vermeld in artikel 1.3.3.3.1, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;
- 7°
- de vergoeding, vermeld in artikel 8 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen;
- 8°
- de vergoeding voor waardeverlies van gronden, vermeld in artikel 2.1.4 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting.
Hoofdstuk 3 Administratief beheer en procedure
Artikel 7
§ 1
Het agentschap is belast met het globale administratieve beheer en de ontwikkeling van een vergoedingenloket en een vergoedingendatabank, en ondersteunt de landcommissies bij hun taken in het kader van dit decreet en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de betaling van werkingsmiddelen aan het agentschap voor zijn taken ter uitvoering van dit decreet en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
In het eerste lid wordt verstaan onder agentschap: de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij.
§ 2
De territoriaal bevoegde landcommissie maakt een schaderamingsrapport of schaderapport op na raadpleging van de initiatiefnemer.
Het schaderamingsrapport is facultatief. Het wordt door de territoriaal bevoegde landcommissie op verzoek van de initiatiefnemer opgesteld vóór de beleidsbeslissing die aanleiding kan geven tot compenserende vergoedingen. Het schaderamingsrapport bevat ten minste een berekening van de mogelijke compenserende vergoedingen op het niveau van het globale project, plan of programma.
Het schaderapport wordt na de beleidsbeslissing door de territoriaal bevoegde landcommissie opgesteld naar aanleiding van een of meer aanvragen om een compenserende vergoeding te verkrijgen. Op basis van dat rapport neemt de initiatiefnemer of de landcommissie zelf, naargelang van het geval, de beslissing over die aanvraag of aanvragen conform artikel 8. Het schaderapport bevat ten minste een beoordeling dat de aanvrager al dan niet voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een compenserende vergoeding en, in het positieve geval, de berekening van de compenserende vergoedingen.
De landcommissie kan voor haar taken in het kader van dit decreet een beroep doen op deskundigen om de adviezen in te winnen die ze nuttig acht.
Het agentschap, vermeld in paragraaf 1, is belast met de vereffening van de bedragen die verbonden zijn aan de beslissing over de toekenning van een compenserende vergoeding. De initiatiefnemer is ertoe gehouden die bedragen aan het agentschap terug te betalen, tenzij het agentschap daarvoor beschikt over een bijzondere dotatie.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor het schaderamingsrapport, het schaderapport, de raadpleging, de advisering en de uitbetaling, vermeld in het eerste tot en met het vijfde lid.
§ 3
Voor de uitvoering van de taken van algemeen belang die de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en het Instrumentendecreet van 26 mei 2023 en hun uitvoeringsbesluiten aan de landcommissies opdragen in het kader van de planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, de compenserende vergoedingen, vermeld in artikel 6 van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023, en de billijke schadevergoedingen, vermeld in artikel 30 van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023, verwerken de landcommissies de informatie, met inbegrip van de persoonsgegevens, die daartoe noodzakelijk is. Zij doen dit als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming. Onder algemene verordening gegevensbescherming wordt verstaan: de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). Dat houdt met name in dat de landcommissies zijn belast met:
- 1°
- het opmaken van een schaderamingsrapport als vermeld in artikel 7 van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023;
- 2°
- het opmaken van een schaderapport als vermeld in artikel 7 van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023;
- 3°
- in voorkomend geval, het nemen van beslissingen over de compenserende vergoedingen;
- 4°
- de berekening van de eigenaarsvergoeding, vermeld in artikel 14 van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023;
- 5°
- de berekening van de gebruikersvergoeding, vermeld in artikel 17 van het Instrumentendecreet van 26 mei 2023;
- 6°
- het opmaken van een meerwaarderapport als vermeld in artikel 2.6.10, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 7°
- het opmaken van een meerwaarderamingsrapport als vermeld in artikel 2.6.10, § 2/1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
De te verwerken informatie omvat met name de volgende categorieën van persoonsgegevens:
- 1°
- identificatiegegevens van de aanvragers of begunstigden of van de heffingsplichtige, vermeld in artikel 2.6.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, waaronder het Rijksregisternummer en, in voorkomend geval, het BIS-nummer;
- 2°
- gegevens van aanvragers of begunstigden in verband met de unieke wijze van identificatie als landbouwer in het GBCS, als vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 22 december 2016 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;
- 3°
- vergelijkingspunten met betrekking tot verkoopprijzen van gelijkaardige onroerende goederen;
- 4°
- gegevens in verband met de onroerende goederen en de percelen in verband waarmee een vergoeding wordt gevraagd, waaronder kadastrale gegevens, gegevens over erfdienstbaarheden en de verwervingswaarde;
- 5°
- gegevens in verband met persoonlijke en zakelijke rechten;
- 6°
- gegevens in verband met vergunningen en stedenbouwkundige inlichtingen;
- 7°
- gegevens die een invloed kunnen hebben op de waarde van onroerende goederen zoals de aanwezigheid van verontreiniging;
- 8°
- gegevens die een invloed kunnen hebben op het inkomen of het potentieel inkomen van een perceel, zoals de aanwezige teelt en dieren, het bemestingsregime, de bodemgeschiktheid en de landbouwstreek.
De landcommissies voeren de taken, vermeld in het eerste lid, uit op basis van de inlichtingen die de aanvrager, de heffingsplichtige bij planbaten, de initiatiefnemer of de overheid verstrekt en op basis van de inlichtingen die ze rechtstreeks inzamelen bij de instantie of persoon die erover beschikt.
De inlichtingen die rechtstreeks bij de aanvrager worden verzameld, zijn de gegevens die bij de aanvraag moeten worden gevoegd of die de aanvrager of de heffingsplichtige bij planbaten verstrekt op vraag van een landcommissie.
Daarnaast kan de landcommissie voor de uitoefening van haar taken, vermeld in het eerste lid, voor zover dat noodzakelijk is, informatie, waaronder persoonsgegevens, opvragen bij andere overheden of instanties die daarover beschikken, mits naleving van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. De persoonsgegevens die op die manier worden verkregen, alsook de instanties of overheden die de persoonsgegevens verstrekken, worden nader bepaald door de Vlaamse Regering, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens.
In toepassing van het vorige lid kunnen de landcommissies de Notariële Aktebank raadplegen met het oog op:
- 1°
- het bepalen van de eigenaarswaarde, vermeld in artikel 14, en de billijke schadevergoeding, vermeld in artikel 30, waarbij de landcommissie het volgende nagaat:
- a)
- een analyse van de relevante vergelijkingspunten om na te gaan waaruit de prijs van een onroerend goed is opgebouwd;
- b)
- de persoonlijke en zakelijke rechten die gelden voor het onroerend goed;
- 2°
- de controle van de documenten en bewijsstukken die de aanvrager van de compenserende vergoeding of de billijke schadevergoeding overmaakt of die de heffingsplichtige bij planbaten ter staving van een bezwaar overmaakt.
De landcommissies kunnen de Notariële Aktebank raadplegen mits naleving van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder de Notariële Aktebank: de Notariële Aktebank, vermeld in artikel 18 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt.
De landcommissie deelt de informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, die ze in het kader van dit decreet verwerkt, volgens de voorwaarden die in dit decreet zijn opgenomen, mee aan:
- 1°
- de betrokkene;
- 2°
- de aanvrager;
- 3°
- de initiatiefnemer;
- 4°
- in voorkomend geval, de adviesverleners;
- 5°
- het agentschap, vermeld in artikel 7, § 1;
- 6°
- de heffingsplichtige, vermeld in artikel 2.6.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 7°
- de Vlaamse Belastingdienst, met het oog op de inkohiering en invordering van de planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.13 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Artikel 8
§ 1
Bij de planschadevergoeding, vermeld in artikel 6, 1°, wordt de administratieve procedure, vermeld in het tweede en het derde lid, toegepast.
De initiatiefnemer neemt een ontwerpbeslissing op basis van het schaderapport van de landcommissie. De aanvrager kan vragen om door de initiatiefnemer gehoord te worden vóór die de ontwerpbeslissing neemt. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de ontwerpbeslissing.
De aanvrager kan bij de initiatiefnemer een bezwaar indienen tegen de ontwerpbeslissing. Als de aanvrager dat niet doet binnen de termijn die de Vlaamse Regering bepaalt, is de ontwerpbeslissing de definitieve beslissing. Als de aanvrager binnen de voormelde termijn een bezwaar tegen de ontwerpbeslissing indient, neemt de initiatiefnemer een definitieve beslissing op basis van het schaderapport van de landcommissie en rekening houdend met het bezwaar. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de definitieve beslissing.
§ 2
In de andere gevallen dan de planschadevergoeding, vermeld in artikel 6, 1°, wordt de administratieve procedure, vermeld in het tweede en het derde lid, toegepast.
De landcommissie gaat na of de aanvrager recht heeft op een compenserende vergoeding en neemt een ontwerpbeslissing, na raadpleging van de initiatiefnemer en op basis van het schaderapport dat ze heeft opgemaakt. De aanvrager kan vragen om door de landcommissie gehoord te worden vóór die de ontwerpbeslissing neemt. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de ontwerpbeslissing.
De aanvrager kan bij de landcommissie een bezwaar indienen tegen de ontwerpbeslissing. Als de aanvrager dat niet doet binnen de termijn die de Vlaamse Regering bepaalt, is de ontwerpbeslissing de definitieve beslissing. Als de aanvrager binnen de voormelde termijn een bezwaar tegen de ontwerpbeslissing indient, neemt de landcommissie een definitieve beslissing op basis van een schaderapport dat ze heeft opgemaakt en rekening houdend met het bezwaar. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de definitieve beslissing.
§ 3
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de administratieve procedure en de vervaltermijnen voor het verkrijgen van een compenserende vergoeding. Ze kan bepalen dat die procedure digitaal verloopt.
Artikel 9
De geschillen over compenserende vergoedingen behoren tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechter.
Bij de planschadevergoeding, vermeld in artikel 6, 1°, wordt de vordering van de aanvrager ingesteld tegen de initiatiefnemer die de definitieve beslissing over de aanvraag heeft genomen. In de andere gevallen dan de planschadevergoeding, vermeld in artikel 6, 1°, wordt de vordering van de aanvrager ingesteld tegen de landcommissie die de definitieve beslissing over de aanvraag heeft genomen.
Zolang er geen definitieve beslissing over de aanvraag is genomen, is de vordering onontvankelijk.
Artikel 10
§ 1
De aanvraag voor een compenserende vergoeding is onontvankelijk zolang bij de burgerlijke rechter een vordering van de aanvrager aanhangig is voor een vergoeding die gebaseerd is op dezelfde feiten, of zolang de aanvrager voor de administratieve rechter het overheidsbesluit aanvecht dat aanleiding geeft tot een compenserende vergoeding.
§ 2
Als de administratieve rechter het overheidsbesluit dat aanleiding geeft tot een compenserende vergoeding schorst, wordt de uitbetaling geschorst.
Als de administratieve rechter het overheidsbesluit dat aanleiding geeft tot een compenserende vergoeding vernietigt, wordt de uitbetaling stopgezet en worden de al uitbetaalde schijven teruggevorderd.
§ 3
De Vlaamse Regering kan de toepassing van de eerste en tweede paragraaf nader regelen.
Artikel 11
De aanvraag voor een compenserende vergoeding wordt op straffe van verval binnen een periode van twee jaar na het ontstaan van het recht op een compenserende vergoeding gedaan.
De aanvrager kan met een beveiligde zending een verzoek indienen om de termijn, vermeld in het eerste lid, eenmalig te verlengen met een termijn van twee jaar voor het deel dat betrekking heeft op zijn onroerende goederen. Als de planschadevergoeding, vermeld in artikel 6, 1°, gevraagd kan worden, wordt het verzoek tot verlenging ingediend bij de initiatiefnemer. Als een andere compenserende vergoeding dan de planschadevergoeding, vermeld in artikel 6, 1°, gevraagd kan worden, wordt het verzoek tot verlenging ingediend bij de landcommissie. Respectievelijk de initiatiefnemer of de landcommissie brengt de aanvrager binnen zestig dagen na ontvangst van het verzoek met een beveiligde zending op de hoogte van zijn beslissing. Die extra termijn van twee jaar vangt aan op de dag na de dag waarop de beslissing van de initiatiefnemer of van de landcommissie over de verlenging van de termijn aan de aanvrager werd betekend.
De Vlaamse Regering kan met betrekking tot de aanvraag voor een compenserende vergoeding, vermeld in het eerste lid, nadere regels vaststellen over de instantie waarbij en de wijze waarop de aanvraag wordt ingediend, de gegevens die bij de aanvraag worden gevoegd en de werkwijze als er voor eenzelfde perceel meerdere begunstigden zijn.
De Vlaamse Regering kan met betrekking tot de verlenging van de termijn, vermeld in het tweede lid, nadere regels vaststellen over de criteria waaronder een verlenging van de termijn mogelijk is.
Hoofdstuk 4 Eigenaarsvergoeding
Afdeling 1 Begunstigde
Artikel 12
De volgende instanties en percelen komen niet in aanmerking voor een eigenaarsvergoeding:
- 1°
- administratieve overheden, met uitzondering van lokale overheden als vermeld in artikel I.3 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, de woonmaatschappijen, vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, de havenbedrijven, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, en de investeringsmaatschappijen, vermeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid;
- 2°
- percelen waarop een gebruiksbeperking wordt opgelegd binnen een termijn van tien jaar, die ingaat op het moment van de definitieve vaststelling van het grondruilplan, vermeld in artikel 2.1.64 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting.
Afdeling 2 Ontstaan van het recht op een eigenaarsvergoeding
Artikel 13
§ 1
Het recht op een eigenaarsvergoeding ontstaat bij het in werking treden van bindende stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg en van beschermingsmaatregelen.
§ 2
Bij andere gebruiksbeperkingen dan die, vermeld in paragraaf 1, ontstaat het recht op een eigenaarsvergoeding op het moment dat de gebruiksbeperking effectief ingaat op het perceel in kwestie, waardoor het goed van de begunstigde in waarde daalt.
§ 3
De uitoefening van het recht op een eigenaarsvergoeding wordt geschorst zolang op het goed een onteigeningsplan of onteigeningsbesluit van toepassing is.
De vervaltermijnen, vermeld in artikel 11, worden in het geval, vermeld in het eerste lid, ook geschorst.
De Vlaamse Regering kan de toepassing van het eerste en tweede lid nader regelen.
Afdeling 3 Berekening van de eigenaarsvergoeding
Artikel 14
§ 1
De eigenaarsvergoeding wordt berekend conform de volgende formule: A = B - C, waarbij:
- 1°
- A: de gezamenlijke vergoeding voor de zakelijk gerechtigden;
- 2°
- B: de eigenaarswaarde van het deel van het perceel waarop de gebruiksbeperking slaat, vóór het effectief ingaan van de gebruiksbeperking;
- 3°
- C: de eigenaarswaarde van het deel van het perceel waarop de gebruiksbeperking slaat, na het effectief ingaan van de gebruiksbeperking.
§ 2
De landcommissie bepaalt B en C en berekent de eigenaarsvergoeding conform de formule, vermeld in paragraaf 1, in haar schaderapport, vermeld in artikel 7, § 2.
§ 3
De eigenaarswaarde is de venale waarde, die onder meer bepaald wordt aan de hand van volgende objectieve factoren:
- 1°
- de oppervlakte;
- 2°
- de ligging;
- 3°
- het bestemmingsgebied dat van kracht is in de ruimtelijke ordening, inzonderheid de ligging binnen een woonreservegebied en het ontwikkelingsperspectief voor dat woonreservegebied;
- 4°
- het al dan niet gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg en de afstand tot die uitgeruste weg;
- 5°
- de aanwezige constructies en opstanden;
- 6°
- de cultuurwaarde;
- 7°
- het bestaan van pacht of van erfdienstbaarheden;
- 8°
- de verwervingswaarde, als die bekend is;
- 9°
- het tijdstip van verwerving en de bestemming op het moment van de verwerving;
- 10°
- [de overstromingsgevoeligheid, het door de Vlaamse Regering goedgekeurd ontwikkelingsperspectief als het een signaalgebied betreft, of de aanduiding als watergevoelig openruimtegebied als vermeld in artikel 5.6.8, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;]
- 11°
- de aard en de impact van de gebruiksbeperking;
- 12°
- de technische bebouwbaarheid;
- 13°
- het stedenbouwkundig in aanmerking komen voor bebouwing.
De ligging van het perceel, vermeld in het eerste lid, 2°, als objectieve factor tot waardebepaling wordt in het bijzonder beïnvloed door:
- 1°
- de ligging aan een voldoende uitgeruste weg conform artikel 4.3.5, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 2°
- de ligging vanaf de eerste 50 meter van de rooilijn in gebieden die ressorteren onder de gebiedsbestemming “woongebied”, vermeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen, of die ressorteren onder de categorie van gebiedsaanduiding “wonen”, vermeld in artikel 2.2.6, § 2, tweede lid, 1°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 3°
- de bestemming als woonreservegebied en het bijbehorende ontwikkelingsperspectief.
§ 4
De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor de berekening van de eige naarsvergoeding met het oog op een gelijkaardige methodiek bij de landcommissies.
Ze bepaalt dat eigenaarsvergoedingen die lager zijn dan een bepaald minimumbedrag, dat niet hoger is dan 500 euro, niet worden toegekend. Ze bepaalt dat de verwervingssubsidies in mindering worden gebracht naar rato van de loop tijd van de subsidie en van de al uitbetaalde schijven van die subsidie.
Wetshistoriek
§ 3, lid 1, 10° vervangen bij art. 11 Decr.Vl. 19 april 2024 (BS 17 mei 2024 (ed. 1)).
Hoofdstuk 5 Gebruikersvergoeding
Afdeling 1 Begunstigde
Artikel 15
De volgende instanties en percelen komen niet in aanmerking voor een gebruikersvergoeding:
- 1°
- administratieve overheden, met uitzondering van lokale overheden als vermeld in artikel I.3 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, de woonmaatschappijen, vermeld in artikel 4.36 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, de havenbedrijven, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, en de investeeringsmaatschappijen, vermeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid;
- 2°
- percelen waarop een gebruiksbeperking wordt opgelegd binnen een termijn van tien jaar, die ingaat op het moment van de definitieve vaststelling van het grondruilplan, vermeld in artikel 2.1.64 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting.
Afdeling 2 Ontstaan van het recht op een gebruikersvergoeding
Artikel 16
§ 1
Het recht op een gebruikersvergoeding ontstaat na de inwerkingtreding van de gebruiksbeperking, op het moment dat die effectief ingaat op het perceel in kwestie, waardoor de begunstigde inkomsten dreigt te verliezen.
§ 2
Het recht op een gebruikersvergoeding wordt geschorst zolang op het goed een onteigeningsplan of onteigeningsbesluit van toepassing is.
De vervaltermijnen, vermeld in artikel 11, worden in het geval, vermeld in het eerste lid, ook geschorst.
De Vlaamse Regering kan de toepassing van het eerste en tweede lid nader regelen.
Afdeling 3 Berekening van de gebruikersvergoeding
Artikel 17
§ 1
De gebruikersvergoeding wordt berekend conform de volgende formule: X = Y - Z, waarbij:
- 1°
- X: de vergoeding voor de gebruikers;
- 2°
- Y: de gebruikswaarde van het deel van het perceel waarop de gebruiksbeperking slaat, vóór het effectief ingaan van de gebruiksbeperking;
- 3°
- Z: de gebruikswaarde van het deel van het perceel waarop de gebruiksbeperking slaat, na het effectief ingaan van de gebruiksbeperking.
De gebruikswaarde wordt bepaald op basis van het actuele en wettige gebruik.
De landcommissie bepaalt Y en Z, berekent de gebruikersvergoeding conform de formule, vermeld in het eerste lid, en vermeldt die in haar schaderapport, vermeld in artikel 7, § 2. De berekening van het verlies van de gebruikswaarde is gebaseerd op een berekend aandeel van de onteigeningsvergoeding voor gebruikers op basis van reële gederfde beroepsinkomsten en bedrijfsgegevens.
§ 2
De Vlaamse Regering bepaalt de berekening van de gebruikersvergoeding nader. Ze bepaalt dat gebruikersvergoedingen die lager zijn dan een bepaald minimumbedrag, dat niet hoger is dan 500 euro, niet worden toegekend.
Hoofdstuk 6 Samenloopregels
Artikel 18
Een dubbele vergoeding voor dezelfde gebruiksbeperking op hetzelfde onroerend goed is uitgesloten.
Een eigenaarsvergoeding sluit geen gebruikersvergoeding uit en een gebruikersvergoeding sluit evenmin een eigenaarsvergoeding uit.
Opeenvolgende compenserende vergoedingen zijn niet uitgesloten.
De eigenaarsvergoeding kan niet worden verkregen als voor hetzelfde onroerend goed een koopplicht of een andere maatregel die privaatrechtelijk wijzigingen aanbrengt in het eigendoms- of gebruiksrecht, wordt aangevraagd of gevorderd, of werd verkregen.
Een planschadevergoeding als vermeld in artikel 6, 1°, kan niet worden verleend als de schade in aanmerking komt voor een andere compenserende vergoeding.
Bij de niet-naleving van de regels, vermeld in dit decreet en in de uitvoeringsbesluiten ervan, of bij bedrog, worden de lopende betalingen stopgezet en worden de al uitbetaalde schijven teruggevorderd.
De Vlaamse Regering kan de samenloop van compenserende vergoedingen nader regelen en daarbij bepalen wanneer er sprake is van dezelfde gebruiksbeperking, vermeld in het eerste lid, welke maatregelen privaatrechtelijk wijzigingen aanbrengen in het eigendoms- of gebruiksrecht als vermeld in het vierde lid, en wat de gevolgen zijn als een koopplicht of een andere maatregel als vermeld in het vierde lid wordt aangevraagd of gevorderd, maar nog niet werd verkregen.
Artikel 19
De Vlaamse Grondenbank kan naar aanleiding van een aanvraag voor een eigenaarsvergoeding een aanbod doen om de grond in kwestie te ruilen met een gelijkwaardige grond.
Titel 3 Koopplichten
Hoofdstuk 1 Definities
Artikel 20
In deze titel wordt verstaan onder:
- 1°
- aanvrager: de volle of blote eigenaar die het vervullen van een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, vraagt;
- 2°
- tot aankoop verplichte entiteit: de entiteit die een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, kan vervullen.
Hoofdstuk 2 Toepassingsgebied
Artikel 21
§ 1
De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op:
- 1°
- de koopplicht, vermeld in artikel 6 en 9 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen;
- 2°
- de koopplicht, vermeld in artikel 42 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
- 3°
- de koopplicht, vermeld in artikel 1.3.3.3.1, § 1, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;
- 4°
- de koopplicht, vermeld in artikel 2.4.10 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 5°
- de koopplicht, vermeld in artikel 2.6.2, § 4, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 6°
- de koopplicht, vermeld in artikel 4.4.2, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 7°
- de koopplicht, vermeld in artikel 2.1.75 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting.
§ 2
De koopplichten, vermeld in paragraaf 1, zijn alleen van toepassing op onroerende goederen in het Vlaamse Gewest.
Een administratieve overheid komt niet in aanmerking voor een aanvraag tot het vervullen van een koopplicht als vermeld in paragraaf 1, met behoud van de toepassing van artikel 28, vierde lid.
Hoofdstuk 3 Administratief beheer en procedure
Artikel 22
[...]
De Vlaamse Regering kan aan de Vlaamse Grondenbank de opdracht geven om een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, in eigen naam en voor eigen rekening of in naam en voor rekening van de tot aankoop verplichte entiteit te vervullen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 12 Decr.Vl. 19 april 2024 (BS 17 mei 2024 (ed. 1)), met ingang van 15 april 2024 (art. 17).
Artikel 23
§ 1
De Vlaamse Grondenbank is belast met het globale administratieve beheer en de ontwikkeling van een koopplichtenloket.
Alle aanvragen tot het vervullen van een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, worden gericht aan de Vlaamse Grondenbank. De Vlaamse Grondenbank bezorgt de aanvraag tot verplichte aankoop aansluitend aan de tot aankoop verplichte entiteit.
§ 2
Bij de koopplichten, vermeld in artikel 21, § 1, 1°, 2°, 3°, 4° en 7°, wordt de administratieve procedure, vermeld in het tweede tot en met vierde lid, toegepast.
De tot aankoop verplichte entiteit gaat na of de voorwaarden voor het toepassen van de koopplicht vervuld zijn en neemt een ontwerpbeslissing op basis van het beoordelingsverslag dat de Vlaamse Grondenbank heeft opgemaakt. De aanvrager kan vragen om door de tot aankoop verplichte entiteit gehoord te worden vóór die de ontwerpbeslissing neemt. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de ontwerpbeslissing. De aanvrager kan bij de tot aankoop verplichte entiteit bezwaar indienen tegen de ontwerpbeslissing. Als de aanvrager dat niet doet binnen de termijn die de Vlaamse Regering bepaalt, is de ontwerpbeslissing de definitieve beslissing. Als de aanvrager binnen de voormelde termijn een bezwaar tegen de ontwerpbeslissing indient, neemt de tot aankoop verplichte entiteit een beslissing op basis van het beoordelingsverslag van de Vlaamse Grondenbank en rekening houdend met het bezwaar. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de definitieve beslissing.
De tot aankoop verplichte entiteit berekent vervolgens de aankoopprijs en neemt een ontwerpbeslissing op basis van het schattingsverslag dat de Vlaamse Grondenbank heeft opgemaakt. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van die beslissing. De aanvrager kan bij de tot aankoop verplichte entiteit bezwaar indienen tegen de ontwerpbeslissing. Als de aanvrager dat niet doet binnen de termijn die de Vlaamse Regering bepaalt, is de ontwerpbeslissing de definitieve beslissing. Als de aanvrager binnen de voormelde termijn een bezwaar tegen de ontwerpbeslissing indient, neemt de tot aankoop verplichte entiteit een definitieve beslissing op basis van het schattingsverslag van de Vlaamse Grondenbank en rekening houdend met het bezwaar. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de definitieve beslissing.
De Vlaamse Grondenbank kan voor de taken in het kader van dit decreet een beroep doen op deskundigen om de adviezen in te winnen die ze nuttig acht.
§ 3
Bij de koopplicht, vermeld in artikel 21, § 1, 5° en 6°, wordt de procedure, vermeld in het tweede lid, toegepast.
De tot aankoop verplichte entiteit gaat na of de voorwaarden voor het toepassen van die koopplicht vervuld zijn, berekent de aankoopprijs en neemt een ontwerpbeslissing. De aanvrager kan vragen om door de tot aankoop verplichte entiteit gehoord te worden vóór die de ontwerpbeslissing neemt. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de ontwerpbeslissing. De aanvrager kan bij de tot aankoop verplichte entiteit bezwaar indienen tegen de ontwerpbeslissing. Als de aanvrager dat niet doet binnen de termijn die de Vlaamse Regering bepaalt, is de ontwerpbeslissing de definitieve beslissing. Als de aanvrager binnen de voormelde termijn een bezwaar tegen de ontwerpbeslissing indient, neemt de tot aankoop verplichte entiteit een definitieve beslissing, rekening houdend met het bezwaar. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de definitieve beslissing.
§ 4
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de administratieve procedure voor het vervullen van de koopplichten, vermeld in artikel 21, § 1, en de ontwikkeling van een koopplichtenloket. Ze kan bepalen dat die procedure digitaal verloopt. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de verlenging van de termijnen, vermeld in artikel 24.
§ 5
Voor de uitvoering van de taken van algemeen belang die dit decreet en haar uitvoeringsbesluiten aan de Vlaamse Grondenbank opdraagt in het kader van de koopplichten, vermeld in artikel 23, verwerkt de Vlaamse Grondenbank de informatie, met inbegrip van de persoonsgegevens, die daartoe noodzakelijk is. Zij doet dit als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, vermeld in artikel 7, § 3. Dit houdt met name in dat de Vlaamse Grondenbank is belast met:
- 1°
- het globale administratieve beheer van de regeling inzake koopplichten en de ontwikkeling van een koopplichtenloket, vermeld in artikel 23;
- 2°
- de opmaak van een beoordelingsverslag en een schattingsverslag als vermeld in artikel 23, § 2;
- 3°
- het overgaan tot een ruil als vermeld in artikel 28, derde en vierde lid, naar aanleiding van een aanvraag tot het vervullen van een koopplicht;
- 4°
- de onroerende goederen die conform titel 3 zijn aangekocht, aanhouden, administratief beheren en zakelijke rechten daarop overdragen, en de ruiloperaties, vermeld in artikel 28, derde en vierde lid, doorvoeren op verzoek van de tot aankoop verplichte entiteiten, vermeld in artikel 20.
De te verwerken informatie omvat met name de volgende categorieën van persoonsgegevens:
- 1°
- identificatiegegevens van de aanvragers, waaronder het Rijksregisternummer en, in voorkomend geval, het BIS-nummer;
- 2°
- vergelijkingspunten met betrekking tot verkoopprijzen van gelijkaardige onroerende goederen;
- 3°
- gegevens in verband met de onroerende goederen en de percelen in verband waarmee een vergoeding wordt gevraagd, waaronder kadastrale gegevens, gegevens over erfdienstbaarheden en de verwervingswaarde;
- 4°
- gegevens in verband met persoonlijke en zakelijke rechten;
- 5°
- gegevens in verband met vergunningen en stedenbouwkundige inlichtingen;
- 6°
- gegevens die een invloed kunnen hebben op de waarde van onroerende goederen zoals de aanwezigheid van verontreiniging;
- 7°
- gegevens die een invloed kunnen hebben op het inkomen of het potentieel inkomen van een perceel, zoals de aanwezige teelt en dieren, het bemestingsregime, de bodemgeschiktheid en de landbouwstreek.
De Vlaamse Grondenbank voert de taken, vermeld in het eerste lid, uit op basis van de inlichtingen die de aanvrager of de tot aankoop verplichte entiteit verstrekt en op basis van de inlichtingen die ze rechtstreeks inzamelt bij de instantie of persoon die erover beschikt.
De inlichtingen die rechtstreeks bij de aanvrager worden verzameld, zijn de gegevens die bij de aanvraag moeten worden gevoegd of die de aanvrager ver- strekt op vraag van de Vlaamse Grondenbank.
Daarnaast kan de Vlaamse Grondenbank voor de uitoefening van haar taken, vermeld in het eerste lid, voor zover dat noodzakelijk is, informatie, waaronder persoonsgegevens, opvragen bij andere overheden of instanties die daarover beschikken, mits naleving van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. De persoonsgegevens die op die manier worden verkregen, alsook de instanties of overheden die de persoonsgegevens verstrekken, worden nader bepaald door de Vlaamse Regering, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens.
In toepassing van het vorige lid kan de Vlaamse Grondenbank de Notariële Aktebank raadplegen met het oog op:
- 1°
- het bepalen van de eigenaarswaarde, vermeld in artikel 14, § 3, en artikel 26, en het bepalen van de aankoopprijs, vermeld in artikel 28, waarbij de Vlaamse Grondenbank het volgende nagaat:
- a)
- een analyse van de relevante vergelijkingspunten om na te gaan waaruit de prijs van een onroerend goed is opgebouwd;
- b)
- de persoonlijke en zakelijke rechten die gelden voor het onroerend goed;
- 2°
- de controle van de documenten en bewijsstukken die de aanvrager tot vervullen van de koopplicht overmaakt.
De Vlaamse Grondenbank kan de Notariële Aktebank raadplegen mits naleving van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder de Notariële Aktebank: de Notariële Aktebank, vermeld in artikel 18 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt.
De Vlaamse Grondenbank deelt de informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, die ze in de uitoefening van haar taken verwerkt, volgens de voorwaarden die in dit decreet zijn opgenomen, mee aan:
- 1°
- de betrokkene;
- 2°
- de aanvrager;
- 3°
- de initiatiefnemer;
- 4°
- de tot aankoop verplichte entiteit;
- 5°
- in voorkomend geval, de adviesverleners.
Artikel 24
De aanvrager dient de aanvraag tot het vervullen van een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, op straffe van verval in bij de Vlaamse Grondenbank binnen een periode van twee jaar na het van kracht worden van de gebruiksbeperking.
De aanvraag tot het vervullen van een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, is onontvankelijk zolang:
- 1°
- een vordering van de aanvrager tot het vervullen van een koopplicht die op dezelfde feiten gebaseerd is, bij de burgerlijke rechter aanhangig is;
- 2°
- de aanvrager de gebruiksbeperking die aanleiding geeft tot de koopplicht, vermeld in artikel 21, § 1, voor de administratieve rechter aanvecht;
- 3°
- er geen definitieve beslissing is over de aanvraag voor een eigenaarsvergoeding van de aanvrager voor hetzelfde onroerend goed.
De aanvraag tot het vervullen van een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, 5°, is bovendien onontvankelijk zolang de verwervingstitel voor het onroerend goed in kwestie niet wordt voorgelegd.
De termijn, vermeld in het eerste lid, wordt in de gevallen, vermeld in het tweede en derde lid, geschorst.
De aanvrager kan met een beveiligde zending [de tot aankoop verplichte entiteit] verzoeken om de termijn, vermeld in het eerste lid, eenmalig te verlengen met een termijn van twee jaar voor het deel dat betrekking heeft op zijn onroerende goederen. Indien [de tot aankoop verplichte entiteit] ingaat op dit verzoek, vangt die termijn aan op de dag na de dag waarop de beslissing van de initiatiefnemer, vermeld in het zesde lid, aan de aanvrager werd betekend.
[De tot aankoop verplichte entiteit] brengt de aanvrager binnen zestig dagen na de ontvangst van het verzoek met een beveiligde zending op de hoogte van zijn beslissing. Als hij dat niet doet, wordt de termijn, vermeld in het eerste lid, voor de gebruiksbeperking van rechtswege verlengd met een termijn van twee jaar voor het deel dat betrekking heeft op de onroerende goederen van de aanvrager. Die termijn vangt aan op de dag na de dag waarop het verzoek aan [de tot aankoop verplichte entiteit] werd betekend.
Wetshistoriek
Leden 5 en 6 gewijzigd bij art. 13 Decr.Vl. 19 april 2024 (BS 17 mei 2024 (ed. 1)), met ingang van 15 april 2024 (art. 17).
Artikel 25
De geschillen over de koopplichten, vermeld in artikel 21, § 1, behoren tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechter. De vordering wordt op straffe van verval ingesteld binnen een periode van een jaar na de kennisgeving van de definitieve beslissing over de aanvraag. Zolang er over de aanvraag geen definitieve beslissing is genomen, is de vordering onontvankelijk.
Als de vastgestelde aankoopprijs wordt betwist, zal de tot aankoop verplichte entiteit het onroerend goed aankopen tegen de prijs die vastgesteld is in het vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. Als de rechter de vordering inwilligt, geldt het vonnis of arrest als titel.
Hoofdstuk 4 Algemene voorwaarden
Artikel 26
§ 1
De aanvrager kan vragen om een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, te vervullen als aan alle voorwaarden die gelden voor het vervullen van de koopplicht, is voldaan.
§ 2
Voor zover de voorwaarden van de koopplichten, vermeld in artikel 21, § 1, betrekking hebben op één of op beide van de volgende situaties, geldt dat:
- 1°
- de waardevermindering of de ernstige waardevermindering betrekking heeft op een vermindering van de eigenaarswaarde van het onroerend goed van meer dan 50 % door het effectief ingaan van de gebruiksbeperking;
- 2°
- het ernstig in het gedrang brengen van de leefbaarheid van de bestaande bedrijfsvoering betrekking heeft op het onroerend goed dat ten gevolge van het effectief ingaan van de gebruiksbeperking niet meer of niet meer volledig kan worden gebruikt voor de bestaande, voorheen leefbare en wettige bedrijfsvoering, en dat een betekenisvolle invloed heeft op de resultaten van het bedrijf.
De eigenaarswaarde is de venale waarde, die onder meer bepaald wordt aan de hand van de objectieve factoren, vermeld in artikel 14, § 3.
De Vlaamse Regering bepaalt wat verstaan wordt onder het ernstig in het gedrang komen van de leefbaarheid van de bestaande bedrijfsvoering.
§ 3
De tot aankoop verplichte entiteiten kunnen de koopplichten, vermeld in artikel 21, § 1, vervullen als aan alle voorwaarden die gelden voor het vervullen van de koopplicht, is voldaan.
§ 4
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de koopplichten, vermeld in artikel 21, § 1.
Artikel 27
De mogelijkheid voor de aanvrager om een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, toe te passen, wordt geschorst zolang een onteigeningsplan of onteigeningsbesluit van toepassing is op het onroerend goed of op een deel ervan.
De vervaltermijn, vermeld in artikel 24, eerste lid, wordt in het geval, vermeld in het eerste lid, ook geschorst.
De Vlaamse Regering kan de toepassing van dit artikel nader regelen.
Hoofdstuk 5 Bepaling van de aankoopprijs
Artikel 28
De aankoopprijs van de onroerende goederen wordt voor de koopplichten, vermeld in artikel 21, § 1, 1°, 2°, 3°, 4°, 6° en 7°, berekend conform de vergoedingsregels die gelden voor de onteigening ten algemenen nutte. Bij het bepalen van de aankoopprijs wordt geen rekening gehouden met de waardevermindering die voortvloeit uit de gebruiksbeperking. Voor de koopplicht, vermeld in artikel 21, § 1, 5°, wordt de prijs bepaald conform artikel 2.6.2, § 4, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Het bedrag dat de aanvrager ontvangt met toepassing van dit artikel, wordt in voorkomend geval verminderd met het bedrag dat ten gevolge van de toepassing van een eigenaarsvergoeding voor hetzelfde onroerend goed werd uitbetaald, alsook met het bedrag van de vergoeding dat de burgerlijke rechter voor hetzelfde onroerend goed heeft toegekend op basis van dezelfde feiten.
De Vlaamse Grondenbank kan naar aanleiding van een aanvraag tot het vervullen van een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, een aanbod doen om het onroerend goed in kwestie te ruilen met een gelijkwaardige grond.
Als aan de voorwaarden van een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, is voldaan, kan een administratieve overheid van het Vlaamse Gewest aan de Vlaamse Grondenbank vragen om het onroerend goed in kwestie te ruilen met een gelijkwaardige grond.
Hoofdstuk 6 Samenloopregels
Artikel 29
Als de aanvrager een koopplicht als vermeld in artikel 21, § 1, toepast, kan hij geen aanspraak meer maken op een eigenaarsvergoeding of een andere koopplicht van het Vlaamse Gewest voor hetzelfde onroerend goed.
Als gelijktijdig aan de voorwaarden voldaan is voor het vervullen van meerdere koopplichten als vermeld in artikel 21, § 1, komen de tot aankoop verplichte entiteiten onderling overeen welke entiteit het onroerend goed aankoopt. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de situatie waarbij de tot aankoop verplichte entiteiten onder elkaar geen overeenstemming bereiken over de entiteit die het onroerend goed aankoopt.
Titel 4 Billijke schadevergoeding
Artikel 30
Als een rechtmatige niet-vervallen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen onuitvoerbaar wordt door een overheidsmaatregel die binnen een periode van vijf jaar na het verlenen van de vergunning uitgevaardigd wordt en tot een bouwverbod leidt, heeft de zakelijk gerechtigde van het onroerend goed waarop die omgevingsvergunning slaat, recht op een billijke schadevergoeding van het Vlaamse Gewest.
Als een rechtmatige niet-vervallen omgevingsvergunning om te verkavelen zonder wegenaanleg onuitvoerbaar wordt door een overheidsmaatregel die binnen een periode van tien jaar na het verlenen van de vergunning uitgevaardigd wordt en tot een bouwverbod leidt, heeft de zakelijk gerechtigde van het onroerend goed waarop die omgevingsvergunning slaat, recht op een billijke schadevergoeding van het Vlaamse Gewest.
Als een rechtmatige niet-vervallen omgevingsvergunning om te verkavelen met wegenaanleg onuitvoerbaar wordt door een overheidsmaatregel die binnen een periode van vijftien jaar na het verlenen van de vergunning uitgevaardigd wordt en tot een bouwverbod leidt, heeft de zakelijk gerechtigde van het onroerend goed waarop die omgevingsvergunning slaat, recht op een billijke schadevergoeding van het Vlaamse Gewest.
In het eerste, tweede en derde lid wordt verstaan onder overheidsmaatregel: een beschermingsmaatregel, een inrichtings- of beheermaatregel, of een erfdienstbaarheid tot openbaar nut die gericht is op het tegengaan van nadelige invloeden op het milieu. De Vlaamse Regering stelt vast welke maatregel als een overheidsmaatregel wordt beschouwd.
Na de vaststelling van de overheidsmaatregel zijn artikel 7, artikel 8, § 2 en § 3, en artikel 9 tot en met 11, daarop van overeenkomstige toepassing.
De billijke schadevergoeding is steeds de uitkomst van de redelijke verhouding tussen de oorzaak, de overheidsmaatregel en het gevolg, en de schade ten gevolge van het bouwverbod. De Vlaamse Regering kan de criteria vastleggen waarmee de omvang van de billijke schadevergoeding wordt bepaald.
Titel 5 Wijzigingsbepalingen
Hoofdstuk 1 Wijzigingen van het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen
Artikel 31
In artikel 6 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen, gewijzigd bij de decreten van 21 april 2006 en 16 juni 2006, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 32
Artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 april 2006, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 33
Aan artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 april 2006, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Hoofdstuk 2 Wijzigingen van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
Artikel 34
Aan artikel 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt een punt 73° toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 35
Artikel 42 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2002, 16 juni 2006 en 9 mei 2014, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 36
In artikel 47 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2002 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
- 2°
- paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Hoofdstuk 3 Wijziging van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018
Artikel 37
In artikel 1.3.3.3.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
- 2°
- in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
(...)
- 3°
- in paragraaf 2 worden het vierde en het vijfde lid opgeheven.
Hoofdstuk 4 Wijzigingen van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen
Artikel 38
Aan artikel 4 van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
(...)
Artikel 39
In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 mei 2007, 27 maart 2009 en 28 maart 2014, wordt paragraaf 7 vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 40
In artikel 12/1, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt tussen de zinsnede “vermeld in artikel 5, § 2, 5°,” en de zinsnede “en artikel 5, § 3, 1°,” de zinsnede “artikel 5, § 7,” ingevoegd.
Artikel 41
In artikel 19/2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in het eerste lid wordt de zinsnede “vermeld in artikel 2.2.3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009” vervangen door de woorden “aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen”;
- 2°
- er worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
(...)
Artikel 42
In artikel 19/3 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- vóór paragraaf 1, die paragraaf 1/1 wordt, wordt een nieuwe paragraaf 1 ingevoegd, die luidt als volgt:
(...)
- 2°
- in paragraaf 1, die paragraaf 1/1 wordt, worden de woorden “het aankoopcomité” vervangen door de zinsnede “een Vlaamse commissaris als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 2014 houdende de Vlaamse vastgoedcodex”;
- 3°
- aan paragraaf 1, die paragraaf 1/1 wordt, worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
(...)
- 4°
- in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede “twee maanden na datum van de beveiligde zending, vermeld in paragraaf 1” vervangen door de zinsnede “zestig dagen na datum van de beveiligde zending, vermeld in paragraaf 1/1”;
- 5°
- in paragraaf 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
- 6°
- in paragraaf 2 worden in het tweede lid, dat het derde lid wordt, de woorden “vanaf de datum van” vervangen door de woorden “vanaf de dag na de datum van”;
- 7°
- in paragraaf 2 wordt in het tweede lid, dat het derde lid wordt, de zinsnede “paragraaf 1” telkens vervangen door de zinsnede “paragraaf 1/1”.
Artikel 43
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 2 april 2021, wordt een artikel 19/4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 44
Artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 juli 2013 en 28 maart 2014, wordt opgeheven.
Hoofdstuk 5 Wijzigingen van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006
Artikel 45
In artikel 10, § 4, en artikel 21, § 2, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 worden de woorden “gebruiks- of bestemmingsbeperkingen” vervangen door het woord “gebruiksbeperkingen”.
Artikel 46
In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 juni 2021, wordt afdeling V, die bestaat uit artikel 73, opgeheven.
Hoofdstuk 6 Wijzigingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
Artikel 47
In boek 6 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2011 en 28 maart 2014, wordt titel 1, die bestaat uit artikel 6.1.1, opgeheven.
Artikel 48
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2021, wordt artikel 6.2.3 opgeheven.
Artikel 49
Aan artikel 6.2.4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 50
In boek 6, titel 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2011 en 28 maart 2014, wordt hoofdstuk 4, dat bestaat uit artikel 6.2.5, opgeheven.
Artikel 51
In boek 6, titel 2, hoofdstuk 5, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2011 en 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
-
artikel 6.2.6 tot en met 6.2.9/1 worden opgeheven; 2° artikel 6.2.10 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 52
In boek 6, titel 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2011 en 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- hoofdstuk 6, dat bestaat uit artikel 6.2.11, wordt opgeheven;
- 2°
- hoofdstuk 7, dat bestaat uit artikel 6.2.12 tot en met 6.2.14, wordt opgeheven.
Artikel 53
In artikel 6.3.1 van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 54
In artikel 6.3.2 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.
Artikel 55
Artikel 6.3.3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Hoofdstuk 7 Wijzigingen van het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut
Artikel 56
In artikel 3 van het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 57
In artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
- 2°
- paragraaf 3 wordt opgeheven.
Artikel 58
In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 59
In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven:
- 1°
-
artikel 6, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014;
- 2°
-
artikel 7 en 8;
- 3°
-
artikel 10;
- 4°
-
artikel 10/1, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014.
Hoofdstuk 8 Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
Artikel 60
In artikel 1.1.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 mei 2019, wordt een punt 8°/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 61
In artikel 2.2.5, § 1, eerste lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 1 juli 2016 en gewijzigd bij de decreten van 3 mei 2019 en 9 juli 2021, wordt een punt 10°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 62
In artikel 2.3.1 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2021, wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 63
In artikel 2.3.2, § 2, van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 april 2019, wordt het tweede lid opgeheven.
Artikel 64
Artikel 2.4.10 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 65
In titel II, hoofdstuk VI, afdeling 1, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 28 maart 2014 en 25 april 2014, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 en het decreet van 8 december 2017, wordt tussen het opschrift “Afdeling 1. Planschade” en artikel 2.6.1 een opschrift ingevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 66
Artikel 2.6.1 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 28 maart 2014, 25 april 2014, 8 december 2017 en 26 mei 2023, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 67
In artikel 2.6.2 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014 en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
- 2°
- paragraaf 2 en paragraaf 3 worden opgeheven;
- 3°
- aan paragraaf 4, eerste lid, worden de volgende zinnen toegevoegd:
(...)
- 4°
- in paragraaf 4 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 68
In artikel 2.6.3 van dezelfde codex wordt het eerste lid opgeheven.
Artikel 69
In artikel 2.6.4 van dezelfde codex worden de woorden “of bijzonder plan van aanleg” opgeheven.
Artikel 70
In artikel 2.6.5 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 28 maart 2014 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in punt 2° wordt de zinsnede “minder dan vijfentwintig procent van een perceel bestrijkt en/of” opgeheven;
- 2°
- punt 4°, 6° en 7° worden opgeheven.
Artikel 71
In artikel 2.6.10 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2013, 1 juli 2016 en 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
- 2°
- er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
(...)
Artikel 72
Artikel 2.6.11 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 73
Artikel 2.6.12 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Artikel 74
In artikel 2.6.13, § 1, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in het eerste lid, worden de woorden “door het departement aangeleverde gegevens” vervangen door de woorden “het meerwaarderapport”;
- 2°
- in het tweede lid, wordt de zinsnede “Het departement verzamelt, ontsluit en beheert voormelde gegevens” vervangen door de zinsnede “Het departement en de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, verzamelen, ontsluiten en beheren het meerwaarderapport”;
- 3°
- het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 75
Artikel 2.6.14 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009, 4 april 2014, 25 april 2014 en 18 december 2015, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 76
In artikel 2.6.16, § 6, eerste lid, van dezelfde codex wordt tussen de woorden “het departement” en de woorden “een protocol” de zinsnede “en de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij en de landcommissies,” ingevoegd.
Artikel 77
In artikel 2.6.17 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
- 2°
- er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt:
(...)
Artikel 78
In titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2, onderafdeling 7, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 16 juli 2010 en 13 december 2013, wordt het opschrift van sectie 2 vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 79
In artikel 2.6.19 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in het eerste lid wordt het woord “evaluatiemechanisme” vervangen door het woord “monitoringsmechanisme”;
- 2°
- het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 80
In artikel 4.4.1, § 2, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017 en gewijzigd bij de decreten van 26 april 2019 en 18 juni 2021, worden de woorden “tenzij die voorschriften deze handelingen uitdrukkelijk ver- bieden” vervangen door de zinsnede “tenzij de voorschriften, andere dan verkavelingsvoorschriften, die handelingen uitdrukkelijk verbieden”.
Artikel 81
In artikel 4.4.2 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 11 mei 2012 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
(...)
- 2°
- paragraaf 3 wordt opgeheven.
Artikel 82
Aan artikel 5.1.6, derde lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 8 december 2017 en 7 december 2018, wordt de volgende zin toegevoegd:
(...)
Artikel 83
In artikel 5.6.8 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017 en gewijzigd bij het decreet van 26 april 2019, wordt paragraaf 6 vervangen door wat volgt:
(...)
Hoofdstuk 9 Wijzigingen van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting
Artikel 84
Aan artikel 1.1.2 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, gewijzigd bij het decreet van 9 november 2018, wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 85
In artikel 1.1.4, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- aan het tweede lid wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
- 2°
- er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 86
In artikel 2.1.3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in het tweede lid worden de woorden “het betrokken landinrichtingsplan of inrichtingsnota” vervangen door de zinsnede “het landinrichtingsplan, het projectrapport of de inrichtingsnota daarvoor”;
- 2°
- in het derde lid worden de woorden “het landinrichtingsplan of de inrichtings- nota” vervangen door de zinsnede “het landinrichtingsplan, het projectrapport of de inrichtingsnota”.
Artikel 87
In artikel 2.1.4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
- 2°
- paragraaf 2 wordt opgeheven;
- 3°
- in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden “het landinrichtingsplan of de inrichtingsnota” vervangen door de zinsnede “het landinrichtingsplan, het projectrapport of de inrichtingsnota”.
Artikel 88
In artikel 2.1.9, § 2, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede “het landinrichtingsplan, de inrichtingsnota” vervangen door de zinsnede “het landinrichtings- plan, het projectrapport, de inrichtingsnota”.
Artikel 89
In deel 2, titel 1, hoofdstuk 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2016, 30 juni 2017 en 9 november 2018, wordt het opschrift van afdeling 5 vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 90
Artikel 2.1.61 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 91
In artikel 2.1.63 van hetzelfde decreet worden de woorden “herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil” vervangen door de woorden “herverkaveling uit kracht van wet die gekoppeld is aan een ruimtelijk uitvoeringsplan”.
Artikel 92
In artikel 2.1.64, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord “omwisseling” vervangen door het woord “aanpassing”.
Artikel 93
In artikel 2.1.65 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in paragraaf 2, eerste lid, 1°, worden de woorden “de wijziging van het bestemmingsgebied ten gevolge van de planologische ruil” vervangen door de woorden “de wijziging van de stedenbouwkundige voorschriften ten gevolge van de opmaak of de wijziging van het ruimtelijk uitvoeringsplan”;
- 2°
- in paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt punt a) vervangen door wat volgt:
(...)
- 3°
- in paragraaf 2, eerste lid, 4°, wordt punt a) vervangen door wat volgt:
(...)
- 4°
- in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden “het bestemmingsgebied” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige voorschriften”;
- 5°
- in paragraaf 3, eerste lid, 2°, worden de woorden “het bestemmingsgebied dat aangewezen is” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige voorschriften die aangewezen zijn”;
- 6°
- in paragraaf 3, eerste lid, 3°, a), worden de woorden “het bestemmingsgebied dat aangewezen is” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige voorschriften die aangewezen zijn”;
- 7°
- in paragraaf 3, eerste lid, 4°, a), worden de woorden “het bestemmingsgebied dat aangewezen is” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige voorschriften die aangewezen zijn”;
- 8°
- in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden “het bestemmingsgebied dat aangewezen is” vervangen door de woorden “de stedenbouwkundige voorschriften die aangewezen zijn”;
- 9°
- in paragraaf 7 worden de woorden “herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil” telkens vervangen door de woorden “herverkaveling uit kracht van wet die gekoppeld is aan een ruimtelijk uitvoeringsplan”.
Artikel 94
Aan deel 2, titel 1, hoofdstuk 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2016, 30 juni 2017 en 9 november 2018, wordt een afdeling 6 toegevoegd, die luidt als volgt:
(...)
Artikel 95
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 mei 2019, wordt aan afdeling 6, toegevoegd bij artikel 94, een artikel 2.1.66/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 96
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 mei 2019, wordt aan dezelfde afdeling 6 een artikel 2.1.66/2 toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 97
In artikel 2.1.75 van hetzelfde decreet worden het derde en het vierde lid opgeheven.
Artikel 98
Artikel 2.1.76 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 99
Artikel 2.1.77 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 100
In artikel 2.2.1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in het tweede lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)
- 2°
- er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Artikel 101
Artikel 2.2.2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 102
Artikel 2.2.4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 103
In artikel 4.1.1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- 1°
- in het tweede lid wordt de zin “Voor de toepassing van de instrumenten inrichtingswerken uit kracht van wet, vrijwillige bedrijfsverplaatsing, bedrijfsreconversie, bedrijfsstopzetting, recht van voorkoop, vestigen van erfdienstbaarheden tot openbaar nut, herverkaveling uit kracht van wet, herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil en vergoeding voor waardeverlies van gronden, is een machtiging van de Vlaamse Regering vereist.” opgeheven;
- 2°
- in het derde lid wordt de zin “Voor de toepassing van de instrumenten inrichtingswerken uit kracht van wet, vrijwillige bedrijfsverplaatsing, bedrijfsreconversie, bedrijfsstopzetting, recht van voorkoop, vestigen van erfdienstbaarheen tot openbaar nut, herverkaveling uit kracht van wet, herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil en vergoeding voor waardeverlies van gronden, is een machtiging van de Vlaamse Regering vereist.” opgeheven.
Hoofdstuk 10 Wijzigingen van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 104
Artikel 75 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, gewijzigd bij de decreten van 8 december 2017 en 3 mei 2019 en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 105
Artikel 76 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel 106
Artikel 77 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
(...)
Artikel 107
Aan artikel 99, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2016 en 8 december 2017, wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)
Titel 6 Slotbepalingen
Hoofdstuk 1 Monitoring en evaluatie
Artikel 108
Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van titel 2 en vervolgens jaarlijks stelt de Vlaamse Regering een monitoringsrapport op over de methodiek van berekening van de eigenaarsvergoedingen, vermeld in artikel 14, § 4.
De Vlaamse Regering onderwerpt dit decreet aan een evaluatie. De conclusies van die evaluatie worden vastgelegd in een rapport dat ook beleidsaanbevelingen over mogelijke nieuwe of aangepaste realisatiegerichte instrumenten omvat. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van dit decreet wordt het rapport aan het Vlaams Parlement bezorgd.
Hoofdstuk 2 Opdracht tot codificatie
Artikel 109
De Vlaamse Regering kan de bepalingen van dit decreet en van de hieronder vermelde decreten, voor zover ze betrekking hebben op het realisatiegerichte instrumentarium, codificeren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de codificatie:
- 1°
- het decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen;
- 2°
- het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
- 3°
- het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018;
- 4°
- het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen;
- 5°
- het Bodemdecreet van 27 oktober 2006;
- 6°
- het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
- 7°
- het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut;
- 8°
- de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
- 9°
- het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting;
- 10°
- het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Voor de opdracht tot codificatie, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering:
- 1°
- de volgorde en de nummering van de te codificeren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;
- 2°
- de verwijzingen die in de te codificeren bepalingen voorkomen, met de nieuwe nummering in overeenstemming brengen;
- 3°
- zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te codificeren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen om eenheid in de terminologie te brengen, de bepalingen onderling te doen overeenstemmen en ze in overeenstemming te brengen met de actuele stand van de regelgeving;
- 4°
- in de bepalingen die niet in de codificatie zijn opgenomen, de verwijzingen naar de gecodificeerde bepalingen aanpassen.
De codificatie zal het volgende opschrift dragen: “Vlaamse Instrumentencodex van 26 mei 2023”.
De codificatie treedt in werking op de dag van de bekrachtiging ervan bij het decreet.
Hoofdstuk 3 Overgangsbepalingen
Artikel 110
De uitvoeringsbesluiten van de decreten, vermeld in artikel 109, eerste lid, blijven gelden tot ze worden gewijzigd of opgeheven.
Artikel 111
Titel 2 en 3 zijn van toepassing op compenserende vergoedingen en koopplichten naar aanleiding van gebruiksbeperkingen die voortvloeien uit ruimtelijke uitvoeringsplannen die voorlopig worden vastgesteld vanaf de datum van de inwerkingtreding van die titels.
Aanvragen of vorderingen tot compenserende vergoedingen en koopplichten naar aanleiding van gebruiksbeperkingen die voortvloeien uit ruimtelijke uitvoeringsplannen die eerder voorlopig vastgesteld werden, worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn, zoals die van kracht waren op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van de titels vermeld in het eerste lid.
Artikel 112
Op de andere gebruiksbeperkingen dan die, vermeld in artikel 111, en dan die welke voortvloeien uit de projecten of plannen, vermeld in het derde en vierde lid, waardoor de mogelijkheid bestaat om een compenserende vergoeding als vermeld in artikel 6 of een koopplicht als vermeld in artikel 21 toe te passen, die van kracht zijn vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 6, dan wel artikel 21 van dit decreet, blijven de bepalingen van toepassing zoals die van kracht waren vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 6, dan wel artikel 21 van dit decreet.
Dit decreet is niet van toepassing op lopende aanvragen tot het vervullen van een koopplicht of lopende gerechtelijke procedures die onderworpen blijven aan de bepalingen die van kracht waren vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 6, dan wel artikel 21 van dit decreet.
Op de natuurinrichtingsprojecten die overeenkomstig artikel 47 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van artikel 36 van dit decreet, blijven de bepalingen van artikel 47 van het voormelde decreet van 21 oktober 1997 van toepassing zoals die geldig waren vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 36 van dit decreet.
Titel 2 en 3 zijn van toepassing op compenserende vergoedingen en koopplichten naar aanleiding van gebruiksbeperkingen die voortvloeien uit landinrichtingsplannen en inrichtingsnota's die met toepassing van artikel 3.3.1 of 4.2.1 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting zijn vastgesteld vanaf de datum van inwerkingtreding van titel 2 en 3. Op de compenserende vergoedingen en koopplichten naar aanleiding van gebruiksbeperkingen die voortvloeien uit landinrichtingsplannen en inrichtingsnota's die met toepassing van artikel 3.3.1 of 4.2.1 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting zijn vastgesteld vóór de inwerkingtreding van titel 2 en 3, blijven de bepalingen van toepassing zoals die geldig waren vóór de datum van inwerkingtreding van titel 2 en 3.
Artikel 113
Artikel 69 tot en met 77 zijn van toepassing op ruimtelijke uitvoeringsplannen die voorlopig worden vastgesteld vanaf de datum van inwerkingtreding van die artikelen.
Artikel 114
De bepalingen van deel 2, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 5 “Herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil”, van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, zoals die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van artikel 90, blijven van toepassing voor projecten waarvoor het openbaar onderzoek betreffende het ontwerp van grondruilplan en ruimtelijk uitvoeringsplan al is opgestart op de datum van de inwerkingtreding van artikel 90.
Hoofdstuk 4 Inwerkingtreding
Artikel 115
De Vlaamse Regering bepaalt de data van inwerkingtreding van dit decreet, met uitzondering van artikel 41 tot en met 43, artikel 82, artikel 89 tot en met 96, artikel 100, 1°, artikel 102 en artikel 103.
Artikel 104 tot en met 107 treden in werking op 1 januari 2024.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingen:
- –
- art. 101: 22 september 2023 (art. 13 B.Vl.Reg. 7 juli 2023 (BS 12 september 2023));
- –
- art. 69 tot 77 en art. 113: 15 april 2024 (art. 7 B.Vl.Reg. 22 maart 2024 (BS 10 april 2024));
- –
- art. 1 tot en met 4, art. 5 tot en met 19; art. 20 tot en met 29; art. 30; art. 31 tot en met 33; art. 34 en 35; art. 37; art. 38 tot en met 40 en 44; art. 45 en 46; art. 47 tot en met 55; art. 56 tot en met 59; art. 60 tot en met 68, art. 78 tot en met 81 en art. 83; art. 87, 1° en 2°, art. 97 tot en met 99; art. 100, 2°; art. 108 tot 112 en art. 114: 15 april 2024 (art. 95, 1° tot 14° B.Vl.Reg. 22 maart 2024 (BS 10 april 2024)).