Meer info
     

19/11/2010 Energiebesluit
Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid

Artikel 9.2.6/3

Elke grote niet-residentiële eenheid beschikt vanaf 1 januari 2030 altijd over een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen waaruit blijkt dat minimaal een label E behaald wordt.
In afwijking van het eerste lid voldoen [grote] niet-residentiële eenheden in publieke gebouwen en gebouwen die geen publiek gebouw zijn maar worden gebruikt door de federale overheid, inclusief de parastatalen; de Vlaamse overheid, inclusief de intern en extern verzelfstandigde agentschappen; de provinciale overheden, inclusief de autonome provinciebedrijven en de extern verzelfstandigde agentschappen; de gemeentelijke overheden, inclusief de OCMW's, de autonome gemeentebedrijven, extern verzelfstandigde agentschappen, en verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn; de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden; de politiezones, de hulpverleningszones en de overheidsbedrijven; met uitzondering van gebouweenheden in gebouwen voor gemeenschapsonderwijs en gesubsidieerd onderwijs, al vanaf 1 januari 2028 aan deze verplichting.
Aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan door de eigenaar, of als er een erfpacht of opstalrecht op het niet-residentiële gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid bestaat door respectievelijk de erfpachter of de opstalhouder van de niet-residentiële gebouwen en de niet-residentiële gebouweenheden, vermeld in het eerste lid.
In afwijking van het eerste lid hoeven grote niet-residentiële eenheden die in hun geheel afgebroken worden niet te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, als cumulatief voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
voor de sloop van de grote niet-residentiële eenheid is een omgevingsvergunning verleend dat het aspect afbraak bevat conform in artikel 4.2.1, 1°, c) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de grote niet-residentiële eenheid meldt dat bij het VEKA uiterlijk één maand voor de verplichting, vermeld in het eerste lid, in werking treedt, of in voorkomend geval, één maand voordat het energieprestatiecertificaat vernieuwd moet worden;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de grote niet-residentiële eenheid bewijst uiterlijk binnen vijf jaar nadat de omgevingsvergunning is verleend als vermeld in 1°, het einde van de sloopwerken van de grote niet-residentiële eenheid.
De melding, vermeld in het vierde lid, 2°, bevat minstens en kopie van de verleende vergunning, de ligging en de gegevens van de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder. De minister kan nadere regels bepalen voor de vorm en de inhoud van de melding.
[In afwijking van het eerste en tweede lid en met behoud van toepassing van het vierde en vijfde lid, is de eigenaar, de houder van een zakelijk recht of in voorkomend geval de erfpachter of de opstalhouder van een grote niet-residentiële eenheid die al over een geldig energieprestatiecertificaat bij de bouw beschikt, tijdens de geldigheid van dit energieprestatiecertificaat vrijgesteld van de verplichtingen, vermeld in het eerste en tweede lid, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende eisen:
uit het energieprestatiecertificaat blijkt dat het gebouw of de gebouweenheid voldoet aan de E-peileis;
het energieprestatiecertificaat heeft betrekking op het volledige grote niet-residentiële gebouw of de gebouweenheid.
]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 86 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Lid 2 gewijzigd bij art. 73, 1° B.Vl.Reg. 3 mei 2024 (BS 25 juni 2024).
Lid 6 ingevoegd bij art. 73, 2° B.Vl.Reg. 3 mei 2024 (BS 25 juni 2024).