Meer info
     

19/11/1976 LLMC-verdrag
Verdrag van 19 november 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor zeevorderingen, zoals gewijzigd bij Protocol 2 mei 1996

(BS 28 december 2009 (ed. 3))
Bekrachtiging/algemeenverbindendverklaring/goedkeuring/… (federaal)
Opgemaakt te Londen op 19 november 1976, goedgekeurd bij W. 11 april 1989 (B.S., 6 oktober 1989, err., B.S., 8 december 1990), met ingang van 1 oktober 1989.
De Staten, die Partij zijn bij dit Verdrag,
De wenselijkheid erkennende om in gemeen overleg enige eenvormige regels vast te stellen betreffende de beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen,
Hebben besloten te dien einde een Verdrag te sluiten en zijn bijgevolg overeengekomen als volgt:

Hoofdstuk I Het recht op beperking

Artikel 1 Personen die gerechtigd zijn hun aansprakelijkheid te beperken

1

Scheepseigenaren en hulpverleners, zoals hierna omschreven, kunnen hun aansprakelijkheid beperken voor de in artikel 2 genoemde vorderingen overeenkomstig de regels van dit Verdrag.

2

Onder “scheepseigenaar” wordt verstaan de eigenaar, de bevrachter en de beheerder van een zeeschip, alsmede degene in wiens handen de exploitatie van een zeeschip is gelegd.

3

Onder “hulpverlener” wordt verstaan iedere persoon die diensten heeft bewezen rechtstreeks verband houdende met hulpverleningswerkzaamheden. Hulpverleningswerkzaamheden omvatten mede werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, letters d, e en f.

4

Indien een van de vorderingen voorzien in artikel 2 wordt ingesteld tegen een persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid de scheepseigenaar of hulpverlener aansprakelijk is, is de persoon gerechtigd zich te beroepen op de beperking van aansprakelijkheid bedoeld in dit Verdrag.

5

In dit Verdrag omvat de aansprakelijkheid van een scheepseigenaar mede aansprakelijkheid die voortvloeit uit een tegen het schip zelf ingestelde rechtsvordering.

6

Een verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt voor vorderingen waarvoor overeenkomstig de regels van dit Verdrag beperking geldt, kan op die beperking in gelijke mate een beroep doen als de verzekerde zelf.

7

Het beroep op beperking van aansprakelijkheid houdt geen erkenning van aansprakelijkheid in.

Artikel 2 Vorderingen vatbaar voor beperking

1

Behoudens de artikelen 3 en 4 zijn de volgende vorderingen, ongeacht de grondslag van de aansprakelijkheid, vatbaar voor beperking van aansprakelijkheid:
a.
vorderingen met betrekking tot dood of letsel dan wel verlies of beschadiging van zaken (hieronder begrepen beschadiging van kunstwerken van havens, dokken en waterwegen, alsmede hulpmiddelen bij de navigatie), ontstaan aan boord van of in rechtstreeks verband met de exploitatie van het schip of met hulpverleningswerkzaamheden, alsmede daaruit voortvloeiende schade;
b.
vorderingen met betrekking tot schade voortvloeiend uit vertraging bij het vervoer over zee van lading, passagiers of hun bagage;
c.
vorderingen met betrekking tot andere schade die voortvloeit uit inbreuk op andere dan rechten uit overeenkomst, en die ontstaat in rechtstreeks verband met de exploitatie van het schip of hulpverleningswerkzaamheden;
d.
vorderingen met betrekking tot het vlotbrengen, verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken van een gezonken, vergaan, gestrand of verlaten schip, daarbij inbegrepen alles wat zich aan boord bevindt of heeft bevonden;
e.
vorderingen met betrekking tot het verwijderen, vernietigen of het onschadelijk maken van de lading van het schip;
f.
vorderingen van een andere persoon dan de aansprakelijke persoon met betrekking tot maatregelen die zijn genomen ter voorkoming of vermindering van schade, waarvoor de aansprakelijke persoon zijn aansprakelijkheid overeenkomstig dit Verdrag kan beperken, alsmede verder door zulke maatregelen veroorzaakte schade.

2

De in het eerste lid genoemde vorderingen zijn vatbaar voor beperking van aansprakelijkheid, zelfs indien zij, al dan niet op grond van een overeenkomst, worden ingesteld bij wijze van verhaal of vrijwaring. Vorderingen genoemd in het eerste lid, letters d, e en f, zijn echter niet vatbaar voor beperking van aansprakelijkheid voor zover zij betrekking hebben op beloning krachtens een met de aansprakelijke persoon gesloten overeenkomst.
Overeenkomstig artikel 18, paragraaf 1, (a) van het Verdrag van 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, zoals gewijzigd door het Protocol van 1996, behoudt het Koninkrijk België zich het recht voor de toepassing van de leden (d) en (e) van paragraaf 1 van artikel 2 van van het Verdrag van 1976, zoals gewijzigd door het Protocol van 1996, uit te sluiten (BS 28 december 2009 (ed. 3)).

Artikel 3 Vorderingen uitgezonderd van beperking

De regels van dit Verdrag zijn niet van toepassing op:
a.
[vorderingen uit hoofde van hulpverlening, met inbegrip van, indien van toepassing, vorderingen voor een speciale vergoeding krachtens artikel 14 van het Internationaal Verdrag van 1989 inzake hulpverlening, zoals gewijzigd, of wegens bijdrage in averij-grosse;]
b.
vorderingen ter zake van schade door verontreiniging door olie in de zin van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 29 november 1969 of van enige wijziging van dat Verdrag of van een bij dat Verdrag behorend Protocol, welke van kracht is;
c.
vorderingen, onderworpen aan een internationaal verdrag of nationale wetgeving, waardoor beperking van aansprakelijkheid voor kernschade geregeld of verboden wordt;
d.
vorderingen tegen de eigenaar van een nucleair schip ter zake van kernschade;
e.
vorderingen van ondergeschikten van de scheepseigenaar of hulpverlener, wier werkzaamheden verband houden met het schip of de hulpverleningswerkzaamheden, daaronder begrepen vorderingen van hun erfgenamen, rechthebbenden of andere personen, die gerechtigd zijn zulke vorderingen in te stellen, indien de scheepseigenaar of hulpverlener volgens de wet die op de arbeidsovereenkomst van toepassing is, niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid voor zulke vorderingen te beperken, of indien hij zulks volgens die wet slechts kan doen tot een hoger bedrag dan dat bedoeld in artikel 6.
Redactionele commentaar
In letter b. van de Franse tekst ontbreken in het Belgisch Staatsblad van 6 oktober 1989 de woorden “au sens de la Convention internationale sur la responsabilité civile pour les dommages dus à la pollution par les hydrocarbures”.
Wetshistoriek
Enig lid, a) vervangen bij art. 2 Protocol 2 mei 1996 (BS 28 december 2009 (ed. 3)), met ingang van 7 januari 2010 (art.  11), goedgekeurd bij art. 2 Wet 10 september 2009 (BS 28 december 2009 (ed. 3)).

Artikel 4 Gedragingen die de beperking opheffen

Een aansprakelijke persoon is niet gerechtigd zijn aansprakelijkheid te beperken, indien bewezen wordt dat de schade het gevolg is van zijn persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met het bewustzijn dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

Artikel 5 Verrekening van vorderingen

Wanneer een persoon, die krachtens de regels van dit Verdrag gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, tegen de schuldeiser een vordering heeft die voortkomt uit dezelfde gebeurtenis, zullen de respectieve vorderingen met elkaar worden verrekend en de bepalingen van dit Verdrag zijn alsdan slechts van toepassing op het eventuele saldo.

Hoofdstuk II Aansprakelijkheidsgrenzen

Artikel 6 De algemene grenzen

1

[De aansprakelijkheidsgrenzen voor vorderingen andere dan deze vermeld in artikel 7, die voortkomen uit een zelfde voorval, worden als volgt berekend:
a.
met betrekking tot vorderingen ter zake van dood of persoonlijk letsel,
i.
[3,02 miljoen rekeneenheden] voor een schip met een tonnage van niet meer dan 2000 ton,
ii.
voor een schip met een grotere tonnage, het volgend bedrag opgeteld bij het bedrag genoemd onder i:
per ton tussen 2001 en 30.000 ton, [1208 rekeneenheden];
per ton tussen 30.001 en 70.000 ton, [906 rekeneenheden]; en
per ton boven 70.000 ton, [604 rekeneenheden],
b.
met betrekking tot alle andere vorderingen,
i.
[1,51 miljoen rekeneenheden] voor een schip met een tonnage van niet meer dan 2000 ton,
ii.
voor een schip met een hogere tonnage, het volgend bedrag opgeteld bij het bedrag genoemd onder i:
per ton tussen 2001 en 30.000 ton, [604 rekeneenheden];
per ton tussen 30.001 en 70.000 ton, [453 rekeneenheden]; en
per ton boven 70.000 ton, [302 rekeneenheden].]

2

Wanneer het bedrag, berekend overeenkomstig het eerste lid, letter a, onvoldoende is voor de volledige betaling der daarin genoemde vorderingen, is het bedrag berekend overeenkomstig het eerste lid, letter b, beschikbaar voor betaling van het onbetaalde saldo van de in het eerste lid, letter a, genoemde vorderingen en dit onbetaalde saldo deelt naar evenredigheid mee met de in het eerste lid, letter b, genoemde vorderingen.

3

Echter, onverminderd het recht van vorderingen ter zake van dood of letsel volgens het tweede lid, kan een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, in zijn nationale wet bepalen dat vorderingen met betrekking tot beschadiging van kunstwerken van havens, dokken en waterwegen, alsmede van hulpmiddelen bij de navigatie, de voorrang hebben boven andere in het eerste lid, letter b, bedoelde vorderingen, die bij die wet is bepaald.

4

De aansprakelijkheidsgrenzen voor een hulpverlener die geen werkzaamheden verricht vanaf een schip of voor een hulpverlener die uitsluitend werkzaamheden verricht aan boord van het schip, waaraan of met betrekking waartoe hij hulp verleent, worden berekend volgens een tonnage van 1.500 ton.

5

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder tonnage van het schip verstaan de bruto-tonnage berekend overeenkomstig de voorschriften voor meting, vervat in Bijlage I van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969.
Wetshistoriek
1. vervangen bij art. 3 Protocol 2 mei 1996 (BS 28 december 2009 (ed. 3)), met ingang van 7 januari 2010 (art.  11), goedgekeurd bij art. 2 Wet 10 september 2009 (BS 28 december 2009 (ed. 3)) en gewijzigd bij Res. LEG. 5(99), met ingang van 8 juni 2015.

Artikel 7 De grens voor vorderingen van passagiers

1

[Met betrekking tot vorderingen die voortkomen uit een zelfde voorval ter zake van dood of persoonlijk letsel van passagiers van een schip, bedraagt de aansprakelijkheidsgrens van de scheepseigenaar 175.000 rekeneenheden vermenigvuldigd met het aantal passagiers dat het schip overeenkomstig zijn veiligheidscertificaat gerechtigd is te vervoeren.]

2

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “vorderingen ter zake van dood of letsel van passagiers van een schip” verstaan alle vorderingen uit dien hoofde ingesteld door of namens een aan boord van dat schip vervoerde persoon:
a.
krachtens een overeenkomst tot het vervoer van passagiers, of
b.
die, met toestemming van de vervoerder, een voertuig of levende dieren begeleidt, waaromtrent een overeenkomst van goederenvervoer is gesloten.
Wetshistoriek
1. vervangen bij art. 4 Protocol 2 mei 1996 (BS 28 december 2009 (ed. 3)), met ingang van 7 januari 2010 (art.  11), goedgekeurd bij art. 2 Wet 10 september 2009 (BS 28 december 2009 (ed. 3)).

Artikel 8 Rekeneenheid

1

De rekeneenheid, bedoeld in de artikelen 6 en 7, is het bijzondere trekkingsrecht, zoals dit is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds. De in de artikelen 6 en 7 genoemde bedragen worden omgerekend in de nationale munteenheid van de Staat, waar de beperking van aansprakelijkheid wordt ingeroepen, volgens de waarde van die munteenheid op de datum waarop het beperkingsfonds is gevormd, de betaling is verricht, of een volgens de wet van die Staat daaraan gelijkwaardige zekerheid is verstrekt. De waarde van een nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat, die partij is bij dit Verdrag, en die lid is van het Internationale Monetaire Fonds wordt berekend overeenkomstig de waarderingsmethode die door het Internationale Monetaire Fonds op de desbetreffende datum wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties. De waarde van een nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, maar die geen lid is van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend op de door die Staat vastgestelde wijze.

2

[Niettemin kunnen de Staten die geen lid zijn van het Internationale Monetaire Fonds en wier wetgeving de toepassing van de bepalingen van het eerste lid niet toestaat, op het tijdstip van de ondertekening zonder voorbehoud inzake bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, dan wel op enig tijdstip nadien verklaren dat de in dit Verdrag bepaalde aansprakelijkheidsgrenzen die op hun grondgebied van toepassing zijn, als volgt worden vastgelegd:
a.
met betrekking tot artikel 6, eerste lid, a, op een bedrag van:
i.
30 miljoen monetaire eenheden voor een schip met een tonnage van niet meer dan 2000 ton;
ii.
voor een schip met een groter tonnage, het volgende bedrag opgeteld bij het bedrag genoemd onder i:
per ton tussen 2001 en 30.000 ton, 12.000 monetaire eenheden;
per ton tussen 30.001 en 70.000 ton, 9000 monetaire eenheden; en
per ton boven 70.000 ton, 6000 monetaire eenheden; en
b.
met betrekking tot artikel 6, eerste lid, b, op een bedrag van:
i.
15 miljoen monetaire eenheden voor een schip met een tonnage van minder dan 2000 ton;
ii.
voor een schip met een groter tonnage, het volgende bedrag geteld bij het bedrag genoemd onder i:
per ton tussen 2001 en 30.000 ton, 6000 monetaire eenheden;
per ton tussen 30.001 en 70.000 ton, 4500 monetaire eenheden; en
per ton boven 70.000 ton, 3000 monetaire eenheden; en
c.
met betrekking tot artikel 7, eerste lid, op een bedrag van 2.625.000 monetaire eenheden vermenigvuldigd met het aantal passagiers dat het schip volgens zijn veiligheidscertificaat gerechtigd is te vervoeren.
Het tweede en derde lid van artikel 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen onder a en b van dit lid.]

3

De in het tweede lid bedoelde monetaire eenheid komt overeen met vijfenzestig en een halve milligram goud van een gehalte van negenhonderdduizendste fijn. De omrekening van de in het tweede lid bedoelde bedragen in de nationale munteenheid geschiedt volgens de wet van de betrokken Staat.

4

De in de laatste zin van het eerste lid genoemde berekening en de in het derde lid genoemde omrekening geschieden op zodanige wijze, dat in de nationale munteenheid van de Staat, die Partij is bij dit Verdrag zo veel mogelijk dezelfde werkelijke waarde tot uitdrukking komt voor de in de artikelen 6 en 7 genoemde bedragen, als daarin uitgedrukt in rekeneenheden. Op het tijdstip van ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, of bij nederlegging van een in artikel 16 genoemde akte en telkens wanneer een verandering optreedt in hun wijze van berekening ingevolge het eerste lid of in het resultaat van de omrekening ingevolge het derde lid, delen de Staten, die Partij zijn bij dit Verdrag, aan de depositaris hun wijze van berekening dan wel het resultaat van de omrekening mede.
Wetshistoriek
2. vervangen bij art. 5 Protocol 2 mei 1996 (BS 28 december 2009 (ed. 3)), met ingang van 7 januari 2010 (art.  11), goedgekeurd bij art. 2 Wet 10 september 2009 (BS 28 december 2009 (ed. 3)).

Artikel 9 Samenloop van vorderingen

1

De overeenkomstig artikel 6 vastgestelde aansprakelijkheidsgrenzen zijn van toepassing op het totaal van alle vorderingen, die voortkomen uit eenzelfde gebeurtenis:
a.
tegen de persoon of personen, genoemd in artikel 1, tweede lid, en iedere persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn; of
b.
tegen de eigenaar van een schip die hulp verleent vanaf dat schip en de hulpverlener of hulpverleners, die vanaf genoemd schip werkzaamheden verricht of verrichten en iedere persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn; of
c.
tegen de hulpverlener of hulpverleners die niet vanaf een schip werkzaamheden verricht of verrichten of die uitsluitend werkzaamheden verricht of verrichten op het schip waaraan of met betrekking waartoe hulp wordt verleend en iedere persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn.

2

De overeenkomstig artikel 7 vastgestelde aansprakelijkheidsgrenzen zijn van toepassing op het totaal van alle mogelijke vorderingen, die voortkomen uit eenzelfde gebeurtenis en ingesteld worden tegen de persoon of personen genoemd in artikel 1, tweede lid, met betrekking tot het in artikel 7 bedoeld schip en iedere persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn.

Artikel 10 Beperking van aansprakelijkheid zonder vorming van een beperkingsfonds

1

De beperking van aansprakelijkheid kan worden ingeroepen ondanks het feit dat er geen beperkingsfonds zoals genoemd in artikel 11, is gevormd. Een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, kan echter in zijn nationale wet bepalen dat, wanneer een rechtsvordering wordt ingesteld bij een van zijn Gerechten om betaling te verkrijgen van een voor beperking vatbare vordering, een aansprakelijke persoon zich uitsluitend op het recht op beperking van aansprakelijkheid kan beroepen, indien een beperkingsfonds is gevormd wanneer het recht op beperking van aansprakelijkheid wordt ingeroepen.

2

Indien beperking van aansprakelijkheid wordt ingeroepen zonder de vorming van een beperkingsfonds zijn de bepalingen van artikel 12 van overeenkomstige toepassing.

3

Vragen van procesrecht die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel worden beheerst door de nationale wet van de Staat, die Partij is bij dit Verdrag en waar de rechtsvordering wordt ingesteld.

Hoofdstuk III Het beperkingsfonds

Artikel 11 Vorming van het fonds

1

Iedere persoon, die aansprakelijk gehouden wordt, kan een fonds vormen bij de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit in iedere bij dit Verdrag Partij zijnde Staat, waarin een rechtsgeding aanhangig wordt gemaakt met betrekking tot voor beperking vatbare vorderingen. Het fonds wordt gevormd ten belope van de in de artikelen 6 en 7 genoemde bedragen die van toepassing zijn op de vorderingen waarvoor die persoon aansprakelijk kan zijn, vermeerderd met de rente daarover te rekenen vanaf de datum van het voorval dat tot de aansprakelijkheid heeft geleid, tot aan de datum waarop het fonds wordt gevormd. Elk aldus gevormd fonds is uitsluitend bestemd voor de voldoening van vorderingen met betrekking waartoe beperking van aansprakelijkheid kan worden ingeroepen.

2

Een fonds kan worden gevormd, hetzij door het storten van de geldsom, hetzij door het stellen van een garantie, die aanvaardbaar is volgens de wetgeving van de bij dit Verdrag Partij zijnde Staat waar het fonds wordt gevormd en die door de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit voldoende wordt geacht.

3

Een fonds dat is gevormd door een van de personen genoemd in het eerste lid, letter a, b of c, of in het tweede lid van artikel 9, dan wel door zijn verzekeraar wordt geacht te zijn gevormd door alle respectievelijk in het eerste lid, letter a, b of c of het tweede lid genoemde personen.

Artikel 12 Verdeling van het fonds

1

Behoudens de bepalingen van artikel 6, eerste, tweede en derde lid, en van artikel 7, wordt het fonds verdeeld onder de schuldeisers in evenredigheid met de bedragen van hun erkende vorderingen op het fonds.

2

Indien, vóór de verdeling van het fonds, de aansprakelijke persoon of zijn verzekeraar een vordering op het fonds heeft voldaan, treedt deze persoon bij wege van subrogatie, tot het bedrag dat hij heeft betaald, in de rechten, die de door hem schadeloos gestelde persoon op grond van dit Verdrag zou hebben gehad.

3

Het recht van subrogatie, bedoeld in het tweede lid, kan ook worden uitgeoefend door andere dan de daarin genoemde personen met betrekking tot elk bedrag aan vergoeding, dat zij mochten hebben betaald, maar alleen voor zover die subrogatie is geoorloofd volgens de toepasselijke nationale wet.

4

Wanneer de aansprakelijke persoon of enige andere persoon aantoont dat hij gedwongen zou kunnen worden op een later tijdstip, geheel of gedeeltelijk, een zodanig bedrag aan vergoeding te betalen ter zake waarvan hij, indien de vergoeding zou zijn betaald vóór de verdeling van het fonds, ingevolge het tweede en derde lid bij wege van subrogatie rechten zou hebben verkregen, dan kan de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van de Staat waar het fonds is gevormd bevelen dat voorlopig een bedrag wordt terzijde gesteld dat voldoende is om het deze persoon mogelijk te maken op een later tijdstip zijn rechten tegen het fonds geldend te maken.

Artikel 13 Gronden voor niet-ontvankelijkheid

1

Wanneer een beperkingsfonds is gevormd overeenkomstig artikel 11, is het een persoon die een vordering tegen het fonds heeft ingediend niet toegestaan enig recht met betrekking tot een zodanige vordering uit te oefenen ten aanzien van enige andere activa van een persoon door of namens wie het fonds is gevormd.

2

Nadat een beperkingsfonds is gevormd overeenkomstig artikel 11, kan elk schip of kunnen andere eigendommen van een persoon namens wie het fonds is gevormd, waarop binnen het gebied van een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, beslag is gelegd ter zake van een vordering die tegen het fonds kan worden ingesteld, of enige gestelde zekerheid worden vrijgegeven op bevel van de rechterlijke of andere bevoegde autoriteit van die Staat. Deze vrijgave wordt echter altijd bevolen, indien het beperkingsfonds is gevormd:
a.
in de haven waar het voorval plaats vond, of, indien het plaats vond buiten de haven, in de eerste haven die daarna wordt aangedaan; of
b.
in de haven van ontscheping met betrekking tot vorderingen ter zake van dood of letsel; of
c.
in de haven van lossing, met betrekking tot beschadiging van de lading; of
d.
in de Staat, waar het beslag is gelegd.

3

De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn alleen van toepassing indien de schuldeiser een vordering tegen het beperkingsfonds kan indienen bij het Gerecht dat het fonds beheert en indien het fonds werkelijk beschikbaar en vrij overdraagbaar is met betrekking tot die vordering.

Artikel 14 De toepasselijke wet

Behoudens de bepalingen van dit Hoofdstuk worden de regels betreffende de vorming en de verdeling van een beperkingsfonds, alsmede alle daarmee verband houdende procedureregels beheerst bij de wet van de Staat, die Partij is bij dit Verdrag en waarin het fonds wordt gevormd.

Hoofdstuk IV Toepassingsgebied

Artikel 15

1

Dit Verdrag is van toepassing, wanneer een persoon, bedoeld in artikel 1, voor het Gerecht van een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, zijn aansprakelijkheid tracht te beperken of tracht te bewerkstelligen dat een schip of andere eigendommen worden vrijgegeven, dan wel dat een binnen het gebied van een zodanige Staat gestelde zekerheid wordt opgeheven. Niettemin kan iedere Staat, die Partij is bij dit Verdrag, geheel of gedeeltelijk van de toepassing van dit Verdrag uitsluiten enige persoon, bedoeld in artikel 1, die op het tijdstip, waarop voor het Gerecht van die Staat een beroep wordt gedaan op de bepalingen van dit Verdrag, niet zijn gewone verblijfplaats heeft in een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, of niet de hoofdzetel van zijn bedrijf heeft in een Staat die Partij is bij dit Verdrag dan wel enig schip ten aanzien waarvan een beroep wordt gedaan op het recht van beperking of waarvan de vrijgave wordt nagestreefd en dat niet op het hierboven genoemde tijdstip de vlag voert van een Staat, die Partij is bij dit Verdrag.

2

Een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, kan door middel van uitdrukkelijke bepalingen in zijn nationale wet het stelsel van beperking van aansprakelijkheid regelen dat moet worden toegepast op schepen, die:
a.
volgens de wet van die Staat schepen zijn welke zijn bestemd voor de vaart op de binnenwateren;
b.
schepen zijn van een geringere inhoud dan 300 ton.
Een Staat, die Partij is bij dit Verdrag en die gebruik maakt van de in dit lid gegeven bevoegdheid, stelt de depositaris in kennis van de aansprakelijkheidsgrenzen die in zijn nationale wetgeving zijn vastgesteld, dan wel van het feit dat er geen aansprakelijkheidsgrenzen zijn vastgesteld.

3

Een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, kan door middel van uitdrukkelijke bepalingen in zijn nationale wet het stelsel van beperking van aansprakelijkheid regelen dat moet worden toegepast op vorderingen die ontstaan in gevallen, waarin belangen van personen die onderdanen zijn van andere Staten, die Partij bij dit Verdrag zijn, op geen enkele wijze in het geding zijn.

[3bis

Niettegenstaande de in het eerste lid van artikel 7 voorgeschreven aansprakelijkheidsgrens, kan een Staat die Partij is aan de hand van specifieke bepalingen van de nationale wetgeving het aansprakelijkheidssysteem regelen dat wordt toegepast bij vorderingen ter zake van dood of persoonlijk letsel bij passagiers van een schip, op voorwaarde dat de aansprakelijkheidsgrens niet lager ligt dan datgene wat is voorgeschreven in het eerste lid van artikel 7. Een Staat die Partij is en die gebruik maakt van de optie voorzien in dit lid stelt de Secretaris-generaal in kennis van de aangenomen aansprakelijkheidsgrenzen, dan wel van het feit dat er geen beperkingen zijn.]

4

De Gerechten van een Staat, die Partij is bij dit Verdrag, passen dit Verdrag niet toe op schepen die zijn gebouwd of verbouwd voor en gebruikt worden bij boringen:
a.
wanneer die Staat krachtens zijn nationale wetgeving een hogere aansprakelijkheidsgrens heeft vastgesteld dan is bepaald in artikel 6; of
b.
wanneer die Staat partij is geworden bij een internationaal verdrag dat het stelsel van aansprakelijkheid met betrekking tot zulke schepen regelt.
In een geval waarin letter a van toepassing is, stelt die Staat, die partij is bij dit Verdrag, de depositaris daarvan in kennis.

5

Dit Verdrag is niet van toepassing op:
a.
luchtkussenvaartuigen;
b.
drijvende platforms, die zijn gebouwd ter exploratie of exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem of van de ondergrond daarvan.
Bij de neerlegging van zijn toetredingsoorkonde over dit Verdrag heeft België, overeenkomstig art. 15, § 2, verklaard het Verdrag toe te passen op binnenschepen (B.S., 6 oktober 1989).
Wetshistoriek
3bis. ingevoegd bij art. 6 Protocol 2 mei 1996 (BS 28 december 2009 (ed. 3)), met ingang van 7 januari 2010 (art.  11), goedgekeurd bij art. 2 Wet 10 september 2009 (BS 28 december 2009 (ed. 3)).

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 16 Ondertekening, bekrachtiging en toetreding

1

Dit Verdrag staat open voor ondertekening door alle Staten op het hoofdkwartier van de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (hierna te noemen “de Organisatie”) van 1 februari 1977 tot 31 december 1977 en blijft daarna openstaan voor toetreding.

2

Alle Staten kunnen partij worden bij dit Verdrag door:
a.
ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of
b.
ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of
c.
toetreding.

3

Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door de nederlegging van een officiële daartoe strekkende akte bij de Secretaris-Generaal van de Organisatie (hierna te noemen “de Secretaris-Generaal”).

Artikel 17 Inwerkingtreding

1

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een periode van een jaar te rekenen van de datum waarop twaalf Staten het hetzij hebben ondertekend zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hetzij de vereiste akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd.

2

Voor een Staat, die met betrekking tot dit Verdrag een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt, dan wel het ondertekent zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding, of goedkeuring, nadat is voldaan aan de vereisten voor inwerkingtreding, maar vóór de datum van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van kracht op de datum van inwerkingtreding, wordt de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, dan wel de ondertekening zonder voorbehoud van inwerkingtreding van het Verdrag of op de eerste dag van de maand na het verstrijken van de negentigste dag te rekenen van de datum van de ondertekening of de nederlegging van de akte, wanneer dit laatstgenoemde tijdstip later valt.

3

Voor een Staat, die nadien Partij wordt bij dit Verdrag, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van negentig dagen te rekenen van de datum waarop die Staat zijn akte heeft nedergelegd.

4

Wat de betrekkingen betreft tussen Staten, die dit Verdrag bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren, dan wel hiertoe toetreden, vervangt dit Verdrag het Internationaal Verdrag nopens de beperking van de aansprakelijkheid van eigenaren van zeeschepen, gedaan te Brussel op 10 oktober 1957, alsmede het Internationaal Verdrag tot eenmaking van enige regels nopens de beperking van de aansprakelijkheid van eigenaren van zeeschepen, ondertekend te Brussel op 25 augustus 1924, die in zoverre buiten werking treden.
Inwerkingtreding
Inwerkingtreding: 1 december 1986.
Inwerkingtreding voor België: 1 oktober 1989 (B.S., 6 oktober 1989).

Artikel 18 Voorbehouden

1

[Elke Staat kan, op het tijdstip van de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of op enig tijdstip daarna zich het recht voorbehouden:
a)
om de toepassing van de bepalingen onder d) en e) van paragraaf 1 van artikel 2 uit te sluiten;
b)
om vorderingen voor schade uit te sluiten die vallen binnen de betekenis van het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang van het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen of van enig hierbij behorend amendement of protocol.
Andere voorbehouden ten aanzien van de wezenlijke bepalingen van dit Verdrag zijn niet toegestaan.]

2

Voorbehouden gemaakt op het tijdstip van ondertekening dienen bij bekrachtiging, aanvaarding, of goedkeuring bevestigd te worden.

3

Elke Staat die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van dit Verdrag kan dit te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal. Een zodanige intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving. Indien in de kennisgeving wordt verklaard dat de intrekking van een voorbehoud van kracht dient te worden op een daarin genoemde datum, en die datum valt na de datum waarop de kennisgeving wordt ontvangen door de Secretaris-Generaal, wordt de intrekking op die latere datum van kracht.
Wetshistoriek
1. vervangen bij art. 7 Protocol 2 mei 1996 (BS 28 december 2009 (ed. 3)), met ingang van 7 januari 2010 (art.  11), goedgekeurd bij art. 2 Wet 10 september 2009 (BS 28 december 2009 (ed. 3)).

Artikel 19 Opzegging

1

Dit Verdrag kan te allen tijde worden opgezegd door een Staat, die Partij is bij dit Verdrag van een jaar te rekenen en vanaf de datum waarop het Verdrag voor die Partij in werking is getreden.

2

Opzegging geschiedt door de nederlegging van een akte bij de Secretaris-Generaal.

3

Opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een jaar te rekenen van de datum van nederlegging van de akte, of zoveel later als in de akte is vermeld.

Artikel 20 Herziening en wijziging

1

Een conferentie ter herziening of wijziging van dit Verdrag kan door de Organisatie worden bijeengeroepen.

2

De Organisatie roept een Conferentie van de Staten, die Partij zijn bij dit Verdrag, bijeen ter herziening of wijziging ervan op verzoek van tenminste een derde van de Partijen.

3

Na de datum van inwerkingtreding van een wijziging van dit Verdrag, wordt elke nedergelegde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geacht van toepassing te zijn op het Verdrag, zoals gewijzigd, tenzij in de akte het tegendeel uitdrukkelijk is vermeld.

Artikel 21 Herziening van de beperkingsbedragen en van de rekeneenheid of monetaire eenheid

1

Niettegenstaande de bepalingen van artikel 20, wordt een Conferentie, die uitsluitend ten doel heeft de bedragen genoemd in de artikelen 6 en 7 en in artikel 8, eerste en tweede lid, omschreven eenheden te vervangen door andere eenheden, bijeengeroepen door de Organisatie overeenkomstig het tweede en derde lid van dit artikel. Een wijziging van de bedragen vindt uitsluitend plaats wegens een belangrijke verandering in hun reële waarde.

2

De Organisatie roept een zodanige Conferentie bijeen op verzoek van tenminste een vierde van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.

3

Een besluit tot wijziging van de bedragen of tot vervanging van de Eenheden door andere rekeneenheden, wordt genomen met een meerderheid van twee derde van de Staten, die Partij zijn bij dit Verdrag en die op een dergelijke Conferentie aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.

4

Elke Staat die zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding tot het Verdrag nederlegt, na inwerkingtreding van een wijziging, past het Verdrag, zoals gewijzigd, toe.

Artikel 22 Depositaris

1

Dit Verdrag wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal.

2

De Secretaris-Generaal:
a.
doet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag toekomen aan alle Staten die uitgenodigd waren de Conferentie inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen bij te wonen en aan alle andere Staten die tot dit Verdrag toetreden;
b.
stelt alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend of daartoe zijn toegetreden in kennis van:
i.
elke nieuwe ondertekening en elke nederlegging van een akte en elk voorbehoud ten aanzien van het Verdrag, alsmede de datum daarvan;
ii.
de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag of elke wijziging hiervan;
iii.
elke opzegging van dit Verdrag en de datum waarop die van kracht wordt;
iv.
elke in overeenstemming met de artikelen 20 of 21 aangenomen wijziging;
v.
elke mededeling, die krachtens enig artikel van dit Verdrag vereist is.

3

Zodra dit Verdrag in werking is getreden wordt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ervan door de Secretaris-Generaal toegezonden aan het Secretariaat van de Verenigde Naties ter registratie en publikatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.
Gebonden staten
De lijst van de gebonden partijen, de data van bekrachtiging en/of inwerkingtreding, de eventuele voorbehouden, verklaringen en andere informatie zijn te raadplegen op de volgende website:
http://www.imo.org

Artikel 23 Talen

Dit Verdrag is in een enkel oorspronkelijk exemplaar opgesteld in de Engelse, Franse, Russische en Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Gedaan te Londen, de negentiende november negentienhonderdzesenzeventig.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.