De volgende handelingen zijn[, in zoverre de beschermde persoon daarvoor handelingsonbekwaam werd verklaard] niet vatbaar voor bijstand of vertegenwoordiging door de bewindvoerder:
- 1°
- het geven van de toestemming tot huwen, bedoeld in de [artikelen 146 en 165/1];
- 2°
- het instellen van een vordering tot nietigverklaring van een huwelijk, bedoeld in de artikelen 180, 184 en 192;
- 3°
- het vaststellen van de echtelijke verblijfplaats, bedoeld in artikel 214, tweede lid;
- 4°
- de toestemming om over de gezinswoning te beschikken, bedoeld in artikel 220, § 1;
- 5°
- het instellen van een vordering tot echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting van het huwelijk, bedoeld in artikel 229;
- 6°
- het instellen van een vordering tot scheiding van tafel en bed, bedoeld in artikel 311bis;
- 7°
- het indienen van een verzoek tot echtscheiding door onderlinge toestemming, bedoeld in artikel 230;
- 8°
- de erkenning van een kind, bedoeld in artikel 328;
- 9°
- de toestemming tot de erkenning, bedoeld in artikel 329bis, § 2;
- 10°
- het verzet tegen een rechtsvordering tot onderzoek naar het moederschap of het vaderschap, bedoeld in artikel 332quinquies, § 2;
- 11°
- [...]
- 12°
- het verlenen van de toestemming tot zijn adoptie, bedoeld in artikel 348-1;
- 13°
- de uitoefening van het ouderlijk gezag over het minderjarige kind van de beschermde persoon, [met uitzondering van de uitoefening van het wettelijk bewind over de goederen van de minderjarige bedoeld in boek I, titel IX,] alsook van de ouderlijke prerogatieven met betrekking tot de staat van de persoon van dit minderjarige kind;
- 14°
- het afleggen van een verklaring tot wettelijke samenwoning, bedoeld in artikel 1476, § 1, alsook de beëindiging van de wettelijke samenwoning, bedoeld in artikel 1476, § 2;
- 15°
- het verlenen van de toestemming tot sterilisatie;
- 16°
- het verlenen van de toestemming tot een handeling van medisch begeleide voortplanting zoals bedoeld in de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten;
- 17°
- [de in artikel 135/1 bedoelde aangifte van de overtuiging dat het geslacht vermeld in de akte van geboorte niet overeenstemt met de innerlijk beleefde genderidentiteit;]
- 18°
- het verzoek tot euthanasie bedoeld in artikel 3 en 4 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie;
- 19°
- het verzoek tot uitvoering van een zwangerschapsafbreking bedoeld [in artikel 2 van de wet van 15 oktober 2018 betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking, tot opheffing van de artikelen 350 en 351 van het Strafwetboek, tot wijziging van de artikelen 352 en 383 van hetzelfde Wetboek en tot wijziging van diverse wetsbepalingen];
- 20°
- het verlenen van de toestemming tot het stellen van handelingen die de fysieke integriteit of de intieme levenssfeer van de beschermde persoon raken, onverminderd de afwijkende bepalingen opgenomen in bijzondere wetten;
- 21°
- het verlenen van de toestemming voor het gebruik van gameten of embryo's in vitro voor onderzoeksdoeleinden bedoeld in artikel 8 van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro;
- 22°
- de uitoefening van het recht op weigering om een autopsie uit te voeren op zijn kind van minder dan achttien maanden bedoeld in artikel 3 van de wet van 26 maart 2003 houdende regeling van de autopsie na het onverwachte en medisch onverklaarde overlijden van een kind van minder dan achttien maanden;
- 23°
- het verlenen van de toestemming tot afneming van bloed en bloedderivaten zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong;
- 24°
- het schenken onder levenden, met uitzondering van de gebruikelijke geschenken in verhouding tot het vermogen van de beschermde persoon [en van het bepaalde in artikel 499/7, § 4];
- 25°
- het maken of herroepen van een uiterste wilsbeschikking;
- 26°
- de uitoefening van politieke rechten bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Grondwet;
- 27°
- [het aangaan van een door de wet toegelaten erfovereenkomst, in de hoedanigheid van beschikker, of in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam wanneer de erfovereenkomst, in hoofde van de beschermde persoon, de verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg heeft;]
- 28°
- [het verlenen van de toestemming tot het wegnemen van organen bedoeld in artikel 5 of 10 van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen.]