Meer info
     

31/03/2004 ISPS-verordening
Verordening (EG) 725/2004 van 31 maart 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

(Pb.L. 129, 29 april 2004)
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,
Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Opzettelijke ongeoorloofde acties en in het bijzonder terrorisme behoren tot de ernstigste bedreigingen die er zijn voor de idealen van democratie en vrijheid en de waarden van vrede, die het wezen van de Europese Unie uitmaken.

(2)

Het zeevervoer in de Europese Gemeenschap, de burgers die daarvan gebruik maken en het milieu dienen te allen tijde verzekerd te zijn van beveiliging tegen het gevaar van opzettelijke ongeoorloofde acties zoals terrorisme, piraterij of andere vergelijkbare acties.

(3)

Bij het vervoer van goederen die bijzonder gevaarlijke stoffen bevatten, zoals chemische en radioactieve stoffen, kunnen de gevaren die door opzettelijke ongeoorloofde acties worden veroorzaakt, ernstige gevolgen voor de burgers en het milieu van de Unie met zich meebrengen.

(4)

Op 12 december 2002 heeft de Diplomatieke Conferentie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) wijzigingen op het Verdrag voor beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS) aangenomen, alsmede een Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS-code). Deze instrumenten ter verbetering van de beveiliging van de in de internationale handel gebruikte schepen en bijbehorende havenfaciliteiten, bevatten dwingende bepalingen. De draagwijdte van enkele van die bepalingen in de Gemeenschap dient te worden bijgesteld; hetzelfde geldt voor de bepalingen met de waarde van aanbevelingen, waarvan enkele in de Gemeenschap een dwingend karakter moeten krijgen.

(5)

Onverminderd de nationale regelgeving van de lidstaten op beveiligingsgebied en de maatregelen die genomen kunnen worden op basis van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dient de in de tweede overweging geformuleerde beveiligingsdoelstelling te worden verwezenlijkt door invoering van nuttige maatregelen voor het zeevervoer in de vorm van gemeenschappelijke normen voor een communautaire interpretatie, implementatie en controle van de op 12 december 2002 door de Diplomatieke Conferentie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangenomen bepalingen. Aan de Commissie dienen uitvoeringsbevoegdheden te worden gedelegeerd, zodat zij nadere uitvoeringsmaatregelen kan vaststellen.

(6)

De onderhavige verordening eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

(7)

Niet alleen de beveiliging van voor internationaal zeevervoer gebruikte schepen en de havenfaciliteiten van afhandeling moet worden verbeterd, maar ook de in de Gemeenschap op binnenlandse routes varende schepen en de bijbehorende havenfaciliteiten moeten beter worden beveiligd, en dan vooral passagiersschepen, vanwege het aantal mensenlevens dat hier op het spel staat.

(8)

Deel B van de ISPS-Code bevat enkele aanbevelingen waarvan de toepassing in de Gemeenschap verplicht dient te worden gesteld, om zo op homogene wijze te kunnen bijdragen tot verwezenlijking van de in de tweede overweging beschreven beveiligingsdoelstelling.

(9)

Teneinde bij te dragen tot de erkende en noodzakelijke doelstelling van bevordering van het intracommunautair zeevervoer op korte afstand dienen te lidstaten te worden verzocht om veiligheidsregelingen als bedoeld in Voorschrift 11 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag overeen te komen ten behoeve van het geregeld intracommunautair zeevervoer op vaste routes dat gebruik maakt van specifieke eigen havenfaciliteiten, zonder hiermee afbreuk te doen aan het nagestreefde algemene veiligheidsniveau.

(10)

Voor havenfaciliteiten in havens die incidenteel internationaal zeescheepvaartverkeer afhandelen kan het overdreven zijn om permanent alle beveiligingsregels van deze verordening toe te passen. Het is aan de lidstaten om aan de hand van door hen te verrichten veiligheidsbeoordeling te bepalen welke havens dit zijn en alternatieve maatregelen vast te stellen die voldoende bescherming bieden.

(11)

De lidstaten moeten schepen uit alle landen die om toegang tot een haven van de Gemeenschap vragen streng op naleving van de beveiligingsregels controleren. De lidstaten dienen een “bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging” te benoemen die de door deze verordening voorgeschreven veiligheidsmaatregelen voor schepen en havenfaciliteiten coördineren, ten uitvoer leggen en de toepassing ervan controleren. De autoriteit moet van ieder schip dat om toegang tot de haven vraagt eisen dat het van tevoren inlichtingen geeft over zijn international security certificat en de veiligheidsniveaus waarop het opereert en vroeger geopereerd heeft, alsmede iedere andere praktische inlichting met betrekking tot de beveiliging.

(12)

De lidstaten moeten voor intracommunautaire of binnenlandse geregelde zeevervoerdiensten vrijstelling kunnen geven van de verplichting om systematisch de in overweging 11 bedoelde inlichtingen te verstrekken. Deze inlichtingen moeten wel te allen tijde op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekt kunnen worden door de maatschappijen die genoemde diensten onderhouden.

(13)

De veiligheidscontroles in de haven moeten uitgevoerd worden door de bevoegde autoriteiten voor maritieme veiligheid van de lidstaten, maar wat het international security certificat betreft ook door de inspecteurs van de havenstaatcontrole, zoals is bepaald in Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole). Wanneer er verschillende autoriteiten zijn, dienen zij elkaar dus aan te vullen.

(14)

Aangezien er op nationaal niveau verschillende partijen een rol spelen bij de tenuitvoerlegging van de veiligheidsmaatregelen, moet iedere lidstaat een centrale bevoegde autoriteit aanwijzen die de toepassing van de veiligheidsmaatregelen in het zeevervoer op nationaal niveau coördineert en controleert. De lidstaten moeten zorgen voor de nodige middelen en een nationaal plan voor de implementatie van deze verordening ter verwezenlijking van de in de tweede overweging beschreven beveiligingsdoelstelling, met onder meer een tijdschema voor de vervroegde implementatie van bepaalde maatregelen, overeenkomstig de aanwijzingen van resolutie 6 die op 12 december 2002 door de Diplomatieke Conferentie van de IMO is aangenomen. De doeltreffendheid van de controles op de implementatie van ieder nationaal systeem moet met inspecties onder toezicht van de Commissie worden gecontroleerd.

(15)

De doeltreffende en uniforme toepassing van de maatregelen in het kader van dit beleid roept belangrijke vragen op die verband houden met de financiering ervan. Financiering van een aantal extra beveiligingsmaatregelen mag geen concurrentieverstoring in de hand werken. De Commissie dient onverwijld een aanvang te maken met een studie (met name naar de verdeling van de financiering tussen de overheid en de operatoren, zonder afbreuk te doen aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de lidstaten en de Europese Gemeenschap) en het Europees Parlement en de Raad de resultaten en, in voorkomend geval, eventuele voorstellen voor te leggen.

(16)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. Er dient te worden voorzien in een procedure volgens welke de onderhavige verordening kan worden aangepast in het licht van de opgedane ervaring teneinde andere bepalingen van deel B van de ISPS-code die aanvankelijk niet door de verordening dwingend zijn verklaard, een dwingend karakter te geven.

(17)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk invoering en implementatie van nuttige maatregelen op het gebied van het zeevervoersbeleid, niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd, en verwezenlijking op communautair niveau, vanwege de Europese dimensie van deze verordening, de voorkeur verdient, kan de Gemeenschap maatregelen nemen volgens het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in dit artikel verwoorde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat voor dat doel nodig is,
(...)

Artikel 1 Doelstellingen

1

De voornaamste doelstelling van deze verordening is invoering en implementatie van de communautaire maatregelen voor verbetering van de beveiliging van in de internationale handel en voor binnenlands verkeer gebruikte schepen en bijbehorende havenfaciliteiten, tegen het gevaar van opzettelijke ongeoorloofde acties.

2

De verordening beoogt voorts een basis leggen voor een geharmoniseerde interpretatie en implementatie van en communautaire controle op de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging die op 12 december 2002 zijn aangenomen door de Diplomatieke Conferentie van de IMO waarbij het SOLAS-Verdrag van 1974 werd gewijzigd, en de ISPS-Code werd vastgesteld.

Artikel 2 Definities

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:
1.
“Speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag”: de wijzigingen, opgenomen in Bijlage I van deze verordening, houdende samenstelling van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag, in zijn bijgewerkte versie.
2.
“ISPS-Code”: de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS-Code) in zijn bijgewerkte versie.
3.
“Deel A van de ISPS-Code”: de deel A van de ISPS-Code vormende preambule en dwingende voorschriften, opgenomen in bijlage II van deze verordening, betreffende de bepalingen van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag in zijn bijgewerkte versie.
4.
“Deel B van de ISPS-Code”: de deel B van de ISPS-Code vormende aanbevelingen, opgenomen in bijlage III van deze verordening, betreffende de bepalingen van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag voor beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, als gewijzigd, en die van deel A van de ISPS-Code, in zijn bijgewerkte versie.
5.
“Maritieme beveiliging”: de combinatie van preventieve maatregelen en personele en materiële middelen die het zeevervoer en de havenfaciliteiten moeten beschermen tegen dreigingen van opzettelijke ongeoorloofde acties.
6.
“Instantie voor maritieme beveiliging”: de door iedere lidstaat aangewezen instantie die als contactpunt voor de Commissie en de overige lidstaten dient en die de toepassing van de maatregelen op het gebied van maritieme beveiliging in deze verordening faciliteert, de follow-up verzorgt en informatie verschaft.
7.
“Bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging”: een door de lidstaten benoemde autoriteit die de toepassing moet coördineren, ten uitvoer leggen en controleren van de door deze verordening voorgeschreven veiligheidsmaatregelen voor schepen en/of een of meer havenfaciliteiten. De bevoegdheden van deze autoriteit kunnen verschillend zijn, naargelang van de taken waarmee zij wordt belast.
8.
“Internationaal zeescheepvaartverkeer”: iedere zeeverbinding per schip tussen een havenfaciliteit van een lidstaat en een havenfaciliteit buiten die lidstaat, en omgekeerd.
9.
“Binnenlands zeescheepvaartverkeer”: iedere verbinding die in zeegebieden tussen een havenfaciliteit in een lidstaat en diezelfde havenfaciliteit of een andere havenfaciliteit in die lidstaat per schip wordt onderhouden.
10.
“Geregelde dienst”: een reeks overtochten die is georganiseerd om een verbinding tussen twee of meer havenfaciliteiten te onderhouden:
a)
volgens een gepubliceerd dienstrooster;
b)
met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormt,
11.
“Havenfaciliteit”: een locatie waar interactie tussen haven en schip plaatsvindt. Een locatie omvat ankergebieden, ligplaatsen en aanvaarroutes vanuit zee, naar gelang van toepassing.
12.
“Schip/haven raakvlak”: interacties die plaatsvinden wanneer een schip rechtstreeks en onmiddellijk betrokken is bij activiteiten waarbij sprake is van de verplaatsing van personen of goederen dan wel havendienstverlening aan het schip of vanuit het schip.
13.
“Opzettelijke ongeoorloofde actie”, een opzettelijke actie die gezien de aard of context ervan schade kan toebrengen aan schepen in het internationale en nationale maritieme verkeer, aan passagiers en lading en aan de desbetreffende havenfaciliteiten.

Artikel 3 Gemeenschappelijke maatregelen en toepassingsgebied

1

Wat het internationaal zeescheepvaartverkeer betreft passen de lidstaten per 1 juli 2004 onverkort de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging toe van het SOLAS-Verdrag en deel A van de ISPS-Code, als gedefinieerd in bovenstaand artikel 2, onder de in bovengenoemde teksten bedoelde voorwaarden voor de daarin bedoelde schepen, maatschappijen en havenfaciliteiten.

2

Wat het binnenlands zeescheepvaartverkeer betreft passen de lidstaten per 1 juli 2005 de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging toe van het SOLAS-Verdrag en deel A van de ISPS-Code, op de voor binnenlandse reizen gebruikte passagiersschepen die behoren tot de klasse A als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake beveiligingsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen, alsmede op hun maatschappijen, als omschreven in voorschrift IX/1 van het SOLAS-Verdrag en op de havenfaciliteiten waar zij worden afgehandeld.

3

Na een verplichte risicoanalyse met betrekking tot de beveiliging besluiten de lidstaten in hoeverre zij per 1 juli 2007 de bepalingen van deze verordening toepassen op verschillende categorieën schepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt, anders dan die welke worden bedoeld in lid 2, op hun maatschappijen en de havenfaciliteiten waar zij worden afgehandeld. Het algehele beveiligingsniveau mag door een dergelijk besluit niet worden aangetast.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van besluiten die in dit verband worden genomen, alsmede van de periodieke herziening die tenminste een maal per vijf jaar moet plaatsvinden.

4

Bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen die voortvloeien uit de leden 1, 2 en 3 houden de lidstaten zoveel mogelijk rekening met de richtsnoeren van deel B van de ISPS-code, als gedefinieerd in artikel 2, lid 4.

5

De lidstaten houden zich aan de bepalingen van onderstaande paragrafen van deel B van de ISPS-code als waren deze dwingend:
1.12 (herziening van de scheepsveiligheidsplannen),
1.16 (veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteiten),
4.1 (bescherming van de vertrouwelijkheid van de veiligheidsplannen en –beoordelingen),
4.4. (erkende veiligheidsbedrijven),
4.5 (minimumbevoegdheden van de erkende veiligheidsbedrijven),
4.8 (vaststelling veiligheidsniveau),
4.14, 4.15, 4.16 (aanspreekpunten voor verstrekking van inlichtingen over de veiligheidsplannen van havenfaciliteiten),
4.18 (identificatiedocumenten),
4.24 (toepassing door de schepen van de veiligheidsmaatregelen die zijn afgekondigd door de staat in wiens territoriale wateren zij varen),
4.28 (personeelssterkte van de schepen),
4.41 (het doorgeven van inlichtingen wanneer een schip wordt uitgewezen of de toegang wordt ontzegd),
4.45 (schepen van een staat die geen partij is bij het Verdrag),
6.1 (verplichting van de maatschappij om de kapitein inlichtingen over de exploitanten van het schip te verschaffen),
8.3 à 8.10 (minimumnormen voor veiligheidsbeoordeling van schepen),
9.2 (minimumnormen voor het scheepsveiligheidsplan),
9.4 (onafhankelijkheid van erkende veiligheidsbedrijven),
13.6 et 13.7 (periodiciteit van de veiligheidsoefeningen en – trainingen van de scheepsbemanningen en de veiligheidsbeambten van maatschappijen en schepen),
15.3 et 15.4 (minimumnormen voor de veiligheidsbeoordeling van een havenfaciliteit),
16.3 et 16.8 (minimumnormen voor het veiligheidsplan van een havenfaciliteit),
18.5 et 18.6 (periodiciteit van de veiligheidsoefeningen en – trainingen in havenfaciliteiten, en voor die van veiligheidsagenten van havenfaciliteiten).

6

Onverminderd de bepalingen van paragraaf 15.4 van deel A van de ISPS-code vindt de periodieke herziening van de beoordelingen van de veiligheid van de havenfaciliteiten als voorzien in paragraaf 1.16 van deel B van de ISPS-code uiterlijk vijf jaar na de beoordeling of de laatste herziening plaats.

7

Deze verordening is niet van toepassing op oorlogsschepen en troepentransportschepen, vrachtschepen van minder dan 500 BRT, schepen zonder mechanische aandrijving, houten of op primitieve wijze gebouwde schepen, vissersschepen of schepen waarmee geen economische activiteit wordt bedreven.

8

Onverminderd de bepalingen van de leden 2 en 3 zorgen de lidstaten ervoor bij de goedkeuring van de veiligheidsplannen voor schepen en havenfaciliteiten dat die plannen adequate bepalingen bevatten om te waarborgen dat de veiligheid van de schepen waarop deze verordening van toepassing is door geen enkel schip, interactie tussen haven en schip of schip-tot-schip-activiteiten met niet onder deze verordening vallende schepen, in gevaar wordt gebracht

Artikel 4 Verschaffing van inlichtingen

1

Iedere lidstaat zorgt ervoor dat aan de IMO de Commissie en de overige lidstaten de inlichtingen worden verschaft die gevraagd worden overeenkomstig het bepaalde in voorschrift 13 (verschaffing van inlichtingen) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag.

2

Iedere lidstaat stelt de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de contactinformatie van de overheidsfunctionarissen als genoemd in paragraaf 4.16 van deel B van de ISPS-Code en van de informatie als bepaald in paragraaf 4.41 van deel B van de ISPS-Code, wanneer een schip uit een communautaire haven is verwijderd of de toegang tot een communautaire haven is ontzegd.

3

Iedere lidstaat stelt een lijst op van de betrokken havenfaciliteiten, op basis van de verrichte veiligheidsbeoordelingen, en stelt vast in hoeverre er maatregelen zijn getroffen tot uitvoering van de bepalingen van voorschrift 2, lid 2 (mate van toepassing op havenfaciliteiten die incidenteel internationale reizen afhandelen) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag.
Iedere lidstaat doet genoemde lijst uiterlijk op 1 juli 2004 toekomen aan de Commissie en de overige lidstaten. De Commissie en de betrokken lidstaten ontvangen tevens voldoende gedetailleerde informatie over de getroffen maatregelen.

Artikel 5 Andere of gelijkwaardige regelingen op beveiligingsgebied

1

Volgens deze verordening kan voorschrift 11 (overeenkomsten betreffende andere regelingen op beveiligingsgebied) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag ook van toepassing zijn op het geregeld intracommunautair zeescheepvaartverkeer dat plaatsvindt op vaste routes en gebruik maakt van eigen havenfaciliteiten.

2

Te dien einde kunnen de lidstaten, ieder wat hem betreft, de bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten die voorzien zijn in genoemd voorschrift. Lidstaten kunnen dergelijke overeenkomsten met name overwegen ter bevordering van het intracommunautair zeescheepvaartverkeer over korte afstand.
De betrokken lidstaten melden de overeenkomsten aan de Commissie en verschaffen voldoende gedetailleerde informatie over de maatregelen om de Commissie in staat te stellen te beoordelen of de overeenkomst het veiligheidsniveau van andere schepen of havenfaciliteiten die niet onder de overeenkomst vallen in gevaar brengt. Indien de gedetailleerde informatie rechtstreeks verband houdt met de nationale veiligheid, hoeft deze niet aan de Commissie te worden gemeld.
De Commissie onderzoekt of de overeenkomsten een adequaat beschermingsniveau garanderen, met name wat betreft de voorschriften van paragraaf 2 van bovengenoemd voorschrift 11, en of zij conform het Gemeenschapsrecht zijn en in overeenstemming met het goed functioneren van de interne markt. Indien de overeenkomsten niet aan deze criteria voldoen, neemt de Commissie binnen vier maanden een besluit overeenkomstig de procedure van artikel 12, lid 3; in een dergelijk geval herroepen de betrokken lidstaten de overeenkomst of passen deze aan.

3

De periodiciteit van de herziening van deze overeenkomsten, die is voorzien in paragraaf 4 van voorschrift 11 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging, moet minsten om de vijf jaar zijn.

4

De lidstaten mogen voor het in artikel 3, leden 2 en 3 van deze verordening bedoelde binnenlandse zeescheepvaartverkeer en de havenfaciliteiten gelijkwaardige regelingen op beveiligingsgebied treffen als bepaald in voorschrift 12 (gelijkwaardige regelingen op beveiligingsgebied) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag, mits dergelijke regelingen ten minste even doelmatig zijn als de regelingen die worden voorgeschreven in SOLAS XI-2 en de relevante bindende bepalingen van de ISPS-code.
De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van voldoende gedetailleerde informatie over deze regelingen wanneer zij worden getroffen en van de periodieke herzieningen daarvan uiterlijk vijf jaar nadat zij werden getroffen of voor het laatst werden herzien.
De toepassingsvoorwaarden van deze regelingen worden onderworpen aan de door de Commissie uit te voeren in artikel 10, leden 4 tot en met 7 van deze verordening voorziene inspecties volgens de daarin aangegeven modaliteiten.

Artikel 6 Verschaffing van veiligheidsinlichtingen voorafgaande aan het aandoen van een haven van een lidstaat

1

Wanneer een schip waarvoor de voorschriften van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag en de ISPS-code of de voorschriften van artikel 3 van deze verordening gelden meldt dat het een haven in een lidstaat wil aandoen, eist de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging dat de inlichtingen worden verschaft die zijn voorgeschreven in paragraaf 2.1 van voorschrift 9 (schepen die een haven van een andere verdragsluitende regering willen aandoen) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag. De autoriteit onderzoekt de verschafte inlichtingen indien nodig, en past indien nodig de in paragraaf 2 van genoemd voorschrift voorziene procedures toe.

2

De in lid 1 bedoelde inlichtingen worden verschaft:
a)
minstens vierentwintig uur van tevoren, of
b)
uiterlijk wanneer het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of
c)
indien de aanloophaven niet bekend is of tijdens de reis wordt veranderd, zodra de aanloophaven bekend wordt.

3

Voor elk schip dat te maken krijgt met een veiligheidsincident als gedefinieerd in paragraaf 1.13 van voorschrift 1 (definities) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag wordt een rapport bewaard van de gevolgde procedure.

Artikel 7 Vrijstellingen van de verschaffing van veiligheidsinlichtingen voorafgaande aan het aandoen van een haven

1

De lidstaten mogen de geregelde diensten tussen havenfaciliteiten op hun grondgebied vrijstellen van de eis van artikel 7, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a)
de maatschappij die de hierboven bedoelde geregelde diensten exploiteert stelt een lijst op, en houdt deze bij, van de betrokken schepen en geeft deze door aan de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging van de betrokken haven,
b)
voor iedere reis worden de inlichtingen die zijn voorgeschreven in paragraaf 2.2 van voorschrift 9 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging, indien deze dit vraagt. De maatschappij moet een intern systeem opzetten dat garandeert dat genoemde inlichtingen 24 op 24 uur direct nadat daarom is gevraagd aan de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging kunnen worden doorgegeven.

2

Wanneer een internationale geregelde dienst tussen twee of meer lidstaten onderhouden wordt, kan ieder van de betrokken lidstaten de overige lidstaten vragen voor deze dienst vrijstelling te verlenen.

3

De lidstaten controleren periodiek of aan de voorwaarden van de leden 1 en 2 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan minstens één van deze voorwaarden, trekken de lidstaten onmiddellijk de aan de betrokken maatschappij verleende vrijstelling in.

4

De lidstaten stellen een lijst op van de maatschappijen en schepen die op grond van dit artikel zijn vrijgesteld, alsmede iedere bijgewerkte lijst. Zij delen deze lijsten aan de Commissie en aan alle betrokken lidstaten mede.

5

Onverminderd de bepalingen van de leden 1 en 2 kan een lidstaat om veiligheidsredenen en van geval tot geval verzoeken om de informatie waarnaar wordt verwezen in paragraaf 2.1 van voorschrift 9 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag alvorens het schip de haven aandoet.

Artikel 8 Veiligheidscontroles in de havens van een lidstaat

1

De certificaatcontrole, als omschreven in paragraaf 1.1 van voorschrift 9 (controle van de schepen in de haven) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag wordt in de haven verricht door de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging van de haven als gedefinieerd in lid 7 van artikel 2 van deze verordening, of door de inspecteurs als gedefinieerd in artikel 2, lid 5, van Richtlijn 95/21/EG.

2

Wanneer de ambtenaar die de in lid 1 bedoelde certificaatcontrole uitvoert ernstige redenen heeft om aan te nemen dat het schip niet voldoet aan de voorschriften van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag of de ISPC-code, maar niet ressorteert onder een autoriteit die in de betreffende lidstaat bevoegd is voor de uitvoering van de maatregelen welke zijn voorzien in de paragrafen 1.2 en 1.3 van voorschrift 9 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag wendt hij zich onverwijld tot genoemde autoriteit.

Artikel 9 Implementatie en conformiteitscontrole

1

De lidstaten kwijten zich van de bestuurlijke en controlerende taken die voortvloeien uit de bepalingen van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag en de ISPS-code. Zij zorgen ervoor dat alle nodige middelen worden besteed en daadwerkelijk ingezet voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening.

2

De lidstaten wijzen vóór 1 januari 2004 een centrale instantie voor maritieme beveiliging aan.

3

De lidstaten stellen, ieder wat hen betreft, een nationaal programma vast voor de implementatie van deze verordening.

4

Zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 3 bedoelde relevante maatregelen begint de Commissie, in samenwerking met de in bovenstaand lid 2 bedoelde instantie, met een aantal inspecties, met inbegrip van inspecties op basis van een adequate steekproef met betrekking tot havenfaciliteiten en relevante maatschappijen teneinde toe te zien op de toepassing van deze verordening door de lidstaten. Bij deze inspecties wordt gekeken naar de door in bovenstaand lid 2 bedoelde instantie verschafte informatie, met name controlerapporten. De uitvoeringsbepalingen van deze inspecties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11, lid 2.

5

De ambtenaren die door de Commissie gemachtigd zijn om deze inspecties overeenkomstig lid 4 uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een van de Commissie uitgaande schriftelijke machtiging waarin onderwerp, doel en begindatum van de inspecties zijn vermeld. De Commissie stelt de betrokken lidstaten tijdig vóór de inspectie in kennis van de inspectie.
De betrokken lidstaat onderwerpt zich aan deze inspecties en zorgt ervoor dat betrokken instanties of personen dat eveneens doen.

6

De Commissie geeft de inspectierapporten door aan de betrokken lidstaat, die binnen drie maanden na ontvangst op afdoende gedetailleerde wijze meldt welke maatregelen hij genomen heeft om eventuele tekortkomingen te verhelpen. Het rapport en de lijst van genomen maatregelen worden doorgegeven aan het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité.

Artikel 10 Opname van wijzigingen van internationale instrumenten

1

De in artikel 2 bedoelde toepasselijke internationale instrumenten, die worden toegepast in overeenstemming met artikel 3, lid 1, zijn die welke internationaal van kracht zijn geworden, met inbegrip van de meest recente wijzigingen daarvan, in voorkomend geval met uitzondering van de wijzigingen die na de conformiteitscontroleprocedure van lid 5 van de toepassing van de communautaire maritieme wetgeving zijn uitgesloten.

2

[De Commissie beslist over de opname van wijzigingen van de in artikel 2 bedoelde internationale instrumenten met betrekking tot voor binnenlandse reizen gebruikte schepen en de havenfaciliteiten waar zij worden afgehandeld waarop deze verordening van toepassing is, voor zover zij een technische actualisering van de bepalingen van het SOLAS-Verdrag en de ISPS-code inhouden. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 11, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing; de Commissie mag om dringende urgente redenen gebruikmaken van de spoedprocedure van artikel 11, lid 5. De in lid 5 van dit artikel vastgelegde conformiteitscontroleprocedure is in deze gevallen niet van toepassing.]

3

[De Commissie kan bepalingen goedkeuren ter vastlegging van de geharmoniseerde procedures voor de toepassing van de verplichte bepalingen van de ISPS-code, zonder het bereik van deze verordening te verbreden. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 11, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de in artikel 11, lid 5, bedoelde urgentieprocedure.]

4

Voor de toepassing van deze verordening en om het gevaar van strijdigheid van de communautaire maritieme wetgeving met internationale instrumenten te beperken, werken de lidstaten en de Commissie door middel van coördinatievergaderingen en/of elk ander passend middel samen om, indien nodig, een gemeenschappelijk standpunt of een gemeenschappelijke aanpak in de bevoegde internationale instanties vast te stellen.

5

Er wordt een conformiteitscontroleprocedure ingesteld teneinde een wijziging van een internationaal instrument alleen van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten wanneer er, op basis van een evaluatie van de Commissie, een duidelijk risico bestaat dat die wijziging het niveau van maritieme veiligheid verlaagt, of onverenigbaar is met de communautaire wetgeving.
De conformiteitscontroleprocedure mag alleen worden gebruikt voor de invoering van wijzigingen in deze verordening op de uitdrukkelijk door de in artikel 11, lid 2, bedoelde procedure bestreken gebieden en binnen het strikte kader van de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

6

In de in lid 5 bedoelde omstandigheden wordt de conformiteitscontroleprocedure, eventueel op verzoek van een lidstaat, ingeleid door de Commissie.
De Commissie legt het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité onverwijld, na de aanneming van een wijziging van een internationaal instrument, een voorstel voor maatregelen voor dat tot doel heeft die wijziging uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze verordening.
De conformiteitscontroleprocedure, indien van toepassing met inbegrip van de in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG ingestelde procedures, is voltooid ten minste één maand vóór het verstrijken van de internationaal vastgestelde periode voor stilzwijgende goedkeuring van de betreffende wijziging, of één maand vóór de beoogde datum van inwerkingtreding van die wijziging.

7

In het geval van een risico als bedoeld in lid 5, eerste alinea onthouden de lidstaten zich tijdens de periode van de conformiteitscontroleprocedure van elk initiatief dat erop gericht is de wijziging in de nationale wetgeving op te nemen of in het betreffende internationale instrument aan te brengen.

8

Alle relevante wijzigingen in de internationale instrumenten die overeenkomstig de leden 5 en 6 in de communautaire maritieme regelgeving worden opgenomen, worden ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Wetshistoriek
2. en 3. vervangen bij art. 1 Verord.EP en Raad EG nr. 219/2009/EG, 11 maart 2009 (Pb.L. 87, 31 maart 2009), met ingang van 20 april 2009 (art. 3).

Artikel 11 Comitéprocedure

1

De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 6 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
De in artikel 6, onder b), respectievelijk onder c), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op één maand.

4

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

5

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5bis, leden 1, 2, 4 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 Verord.EP en Raad EG nr. 219/2009/EG, 11 maart 2009 (Pb.L. 87, 31 maart 2009), met ingang van 20 april 2009 (art. 3).

Artikel 12 Vertrouwelijkheid

De Commissie treft bij de toepassing van deze verordening passende maatregelen in overeenstemming met Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde om vertrouwelijke informatie, waartoe zij toegang heeft of die zij van de lidstaten ontvangt, te beschermen.
De lidstaten treffen passende maatregelen in overeenstemming met hun relevante nationale wetgeving.
Personeel dat veiligheidsinspecties uitvoert, of uit hoofde van deze verordening toegang heeft tot vertrouwelijke informatie, moet een passend veiligheidsniveau hebben dat wordt gecontroleerd door de lidstaat waarvan het onderdaan is.

Artikel 13 Verspreiding van informatie

1

Behoudens het recht op toegang van het publiek tot documenten als vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, zijn de inspectierapporten en de antwoorden van de lidstaten als bedoeld in artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 4 en artikel 9, lid 6, geheim en worden zij niet openbaar gemaakt. Zij worden alleen ter beschikking gesteld van de relevante autoriteiten, die ze alleen aan de betrokken partijen ter informatie doen toekomen, in overeenstemming met de geldende nationale regelgeving inzake de verspreiding van gevoelige informatie.

2

De lidstaten behandelen informatie uit inspectierapporten en antwoorden van de lidstaten voorzover mogelijk en in overeenstemming met de geldende nationale wetgeving vertrouwelijk wanneer deze informatie betrekking heeft op andere lidstaten.

3

Tenzij duidelijk is dat inspectierapporten en antwoorden al dan niet openbaar worden gemaakt, raadplegen de lidstaten of de Commissie de betrokken lidstaat.

Artikel 14 Sancties

De lidstaten zien erop toe dat de sancties die zijn voorzien in geval van overtreding van de bepalingen van deze verordening doeltreffend, evenredig en ontradend zijn.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2004, met uitzondering van de bepalingen van artikel 3, lid 2 en lid 3, en artikel 9, lid 4, die in werking treden op en van toepassing zijn met ingang van de in die artikelen genoemde data.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke

Bijlagen

(...)