Meer info
     

29/04/1999 Elektriciteitswet
Wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

Artikel 21bis

§ 1 [

Dit artikel regelt de financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en de controle op de elektriciteitsmarkt.
De volgende doelstellingen worden gedekt door de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, k) van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716:
de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van de nucleaire sites BP1 en BP2 (de oude pilootopwerkingsfabriek Eurochemic of passief BP1; de oude Afvalafdeling van het Studiecentrum voor Kernenergie of passief BP2) te Mol-Dessel en uit het kwart van de denuclearisatie van de BR3-reactor van het technisch passief van het Studiecentrum voor Kernenergie te Mol, alsook uit de behandeling, de conditionering, de opslag en de berging van het geaccumuleerd radioactief afval, met inbegrip van het radioactief afval afkomstig uit de genoemde denuclearisaties, ten gevolge van de nucleaire activiteiten op de genoemde sites en reactor. De tussenkomst van de ontvangsten, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid, in het kwart van de ontmantelingskost van de BR3-reactor is pas verschuldigd vanaf het jaar dat een financieringstekort zich dreigt voor te doen voor het technisch passief van het SCK.CEN. De tussenkomst van de ontvangsten, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid, in dit passief maakt geen deel uit van het regionaal evenwicht, bedoeld in het vierde lid van artikel 9 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1991 houdende de regelen betreffende het toezicht op en de subsidiėring van het Studiecentrum voor Kernenergie en tot wijziging van de statuten van dit Centrum;
de gedeeltelijke financiering van de werkingskosten van de commissie zoals bedoeld in artikel 25, § 3, en dit onverminderd de overige bepalingen van artikel 25, § 3;
de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen van begeleiding en financiėle maatschappelijke steunverlening inzake energie, zoals bepaald door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiėle maatschappelijke bijstand aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;
de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen met het oog op de naleving van de internationale verbintenissen van Belgiė inzake bescherming van het leefmilieu en duurzame ontwikkeling;
de financiering van de reėle nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde residentiėle klanten, bedoeld in artikel 20, § 2/1, eerste lid, 1° tot 5°, van deze wet en in artikel 4/1 van de programmawet van 27 april 2007.
Als het totaal van de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns, bepaald in artikel 419, k) van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716 niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in het tweede lid te dekken, dan worden de ontvangsten aangewend voortvloeiend uit de verhoging van de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, onderdeel e) i) en onderdeel f) i) van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017, voor gasolie van de GN codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49, ten belope van een bedrag van 7 euro per 1 000 liter bij 15 °C.
Als het totaalbedrag uit de in het derde lid vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in het tweede lid te dekken, wordt een gedeelte van de ontvangsten voortvloeiend uit het bijzonder accijnsrecht bepaald in artikel 419, onderdeel j) van de programmawet van 27 december 2004 voor steenkool, cokes en bruinkool van de GN codes 2701, 2702 et 2704 bijkomend toegewezen.
Als het totaalbedrag uit de in het tweede, derde en vierde lid vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen bedoeld in het tweede lid te dekken, wordt een deel van de opbrengst van de vennootschapsbelastingen bijkomend toegewezen.
De codes van de in deze paragraaf bedoelde gecombineerde nomenclatuur verwijzen naar die welke zijn vastgesteld in de Verordening EEG nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van de Verordening EEG nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.
]

[§ 1bis

[...]
]

[§ 1/1

De financiering van de reėle nettokosten die voortvloeien uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan de andere door de Koning overeenkomstig artikel 20, § 2/1, tweede lid, aangewezen beschermde residentiėle afnemers, komt ten laste van de staatsbegroting, die de daartoe voorziene middelen toekent aan het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 5°, door middel van een herverdelingsbesluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
]

[§ 1/2

Een bijkomende financiering voor het jaar 2021 van de doelstellingen voorzien in artikel 6, tweede lid, van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiėle maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, wordt gedragen door de Staatsbegroting, die de daartoe voorziene middelen voorziet via het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 2°.
Deze bijkomende financiering wordt bij voorrang toegekend aan personen die niet vallen onder het stelsel van maximumprijzen voor de beschermde residentiėle afnemers, zoals bepaald in artikel 20, § 2/1 van deze wet.
]

[§ 1/3

Een bijkomende financiering voor het jaar 2023 van de doelstellingen bepaald in artikel 6, tweede lid, van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiėle maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering wordt gedragen door de staatsbegroting via de middelen die daartoe zijn toegewezen aan het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 2°, en ten hoogte van 20 miljoen euro.
Deze bijkomende financiering is afkomstig van de onderbenutting van de middelen die de Belgische Staat toegekend heeft aan het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 5°, in toepassing van artikel 24, § 1, van de wet van 28 februari 2022 houdende diverse bepalingen inzake energie. Dit bedrag van 20 miljoen euro wordt door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas overgedragen aan bovenstaand fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 2°.
]

§ 2

[...]

§ 3

[...]

§ 4

[...]

§ 5

[...]

§ 6

[...]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 63 W. 20 juli 2005 (B.S., 29 juli 2005 (derde uitg.)), met ingang van 1 oktober 2005 (art. 66).
§ 1 vervangen bij art. 83, 1° Wet 27 december 2021 (BS 31 december 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 94).
§ 1bis genummerd bij art. 32, 4° W. 22 december 2008 (B.S., 29 december 2008 (vierde uitg.)), met ingang van 1 januari 2009 (art. 37) en opgeheven bij art. 83, 2° Wet 27 december 2021 (BS 31 december 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 94).
§ 1/1 ingevoegd bij art. 68, 2° Wet 20 december 2020 (BS 30 december 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 februari 2021 (art. 1 KB 28 januari 2021 (BS 1 februari 2021)).
§ 1/2 ingevoegd bij art. 3 Wet 15 december 2021 (BS 23 december 2021 (ed. 1)), met ingang van 24 december 2021.
§ 1/3 ingevoegd bij art. 4 Wet 22 december 2023 (BS 19 januari 2024), met ingang van 19 januari 2024 (art. 5).
§§ 2, 3, 4, 5 en 6 opgeheven bij art. 83, 2° Wet 27 december 2021 (BS 31 december 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 94).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 32, 1° en 2° W. 22 december 2008 (B.S., 29 december 2008 (vierde uitg.)), met ingang van 1 januari 2009 (art. 37).
§ 1, lid 2 gewijzigd bij art. 7 Wet 15 mei 2014 (BS 22 mei 2014), met ingang van 1 april 2014 (art. 8).
§ 1, lid 4:
1° vervangen bij art. 11 Wet 26 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)), met ingang van 31 december 2013 (art. 29);
2° gewijzigd bij art. 11 W. 16 maart 2007 (B.S., 26 maart 2007 (tweede uitg.));
5° gewijzigd bij art. 68, 1° Wet 20 december 2020 (BS 30 december 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 februari 2021 (art. 1 KB 28 januari 2021 (BS 1 februari 2021));
6° ingevoegd bij art. 72 W. 27 december 2006 (B.S., 28 december 2006 (derde uitg.)), vervangen bij art. 32, 3° W. 22 december 2008 (B.S., 29 december 2008 (vierde uitg.)), met ingang van 1 januari 2009 (art. 37) en opgeheven bij art. 32 Wet 8 januari 2012 (BS 11 januari 2012 (ed. 2)).
§ 1bis opgeheven bij art. 3, 1° Wet 27 december 2012 (BS 28 december 2012 (ed. 4)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 7) en opnieuw opgenomen bij art. 7 Wet 13 juli 2017 (BS 19 juli 2017), met ingang van 1 januari 2018 (art. 9).
§ 2, lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 32, 5° W. 22 december 2008 (B.S., 29 december 2008 (vierde uitg.)), met ingang van 1 januari 2009 (art. 37);
4° gewijzigd bij art. 3, 2° Wet 27 december 2012 (BS 28 december 2012 (ed. 4)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 7).
§ 2, lid 2 gewijzigd bij art. 32, 6° W. 22 december 2008 (B.S., 29 december 2008 (vierde uitg.)), met ingang van 1 januari 2009 (art. 37) en bij art. 3, 3° Wet 27 december 2012 (BS 28 december 2012 (ed. 4)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 7)
§ 3 gewijzigd bij art. 32, 7° W. 22 december 2008 (B.S., 29 december 2008 (vierde uitg.)), met ingang van 1 januari 2009 (art. 37).
§ 4 opgeheven bij art. 3 Wet 26 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)) en opnieuw opgenomen bij art. 2 Wet 18 maart 2018 (BS 3 april 2018), met ingang van 1 januari 2018 (art. 3).
§ 5 vervangen bij art. 32, 8° W. 22 december 2008 (B.S., 29 december 2008 (vierde uitg.)), met ingang van 1 januari 2009 (art. 37).