Meer info
     

19/11/2010 Energiebesluit
Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid

Afdeling IV Het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen

Onderafdeling I Opmaak van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen
Artikel 9.2.12

§ 1 [

De gebruiker van een publiek gebouw beschikt voor elk afzonderlijk publiek gebouw met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1000 m2 of voor elke gebouwsite met minstens één gebouw met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1000 m2 over een energieprestatiecertificaat publieke gebouwen. Publieke gebouwen die door een publieke organisatie in gebruik worden genomen, beschikken uiterlijk vijftien maanden na de ingebruikname ervan over een energieprestatiecertificaat publieke gebouwen.
Vanaf 1 januari 2013 wordt de oppervlaktegrens, vermeld in het eerste lid, verlaagd tot 500 m2 en vanaf 1 januari 2015 tot 250 m2.
]

§ 2

De gebruiker van een publiek gebouw wijst voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen een energiedeskundige voor publieke gebouwen aan.
De volgende personen komen in aanmerking als energiedeskundige voor een publiek gebouw:
een energiedeskundige type C;
een interne energiedeskundige voor publieke gebouwen.
Bij de aanwijzing van een energiedeskundige voor publieke gebouwen om een energieprestatiecertificaat publieke gebouwen op te stellen, garandeert de gebruiker van een publiek gebouw formeel dat de energiedeskundige voor publieke gebouwen op een onafhankelijke wijze zijn opdracht kan uitvoeren.
Het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen bevat de volgende gegevens:
de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen;
de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van het kengetal publiek;
de referentiewaarden met betrekking tot de geldende minimumeisen en de benchmarks, of een verwijzing ernaar;
de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw, die minstens betrekking hebben op:
a)
de thermische kenmerken van het gebouw;
b)
de verwarmingsinstallatie en de warmtevoorziening;
c)
de installatie voor ventilatie;
d)
het gebruik van passieve zonne-energie en zonnewering;
e)
de koelinstallatie;
f)
de ingebouwde lichtinstallatie;
g)
het gebruikersgedrag;
h)
het energiezorgsysteem indien beschikbaar.

§ 3

Het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen wordt opgemaakt op basis van een webapplicatie die door het [VEKA] wordt beheerd. Nadat de energiedeskundige voor publieke gebouwen de noodzakelijke gegevens via de webapplicatie elektronisch heeft ingediend, bezorgt het [VEKA] de energiedeskundige voor publieke gebouwen een elektronische versie van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen. De energiedeskundige voor publieke gebouwen drukt het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen af, ondertekent het en bezorgt het aan de gebruiker.
De minister bepaalt welke gegevens via de webapplicatie elektronisch aan het [VEKA] worden bezorgd. Die gegevens worden bijgehouden in de [energieprestatiecertificatendatabank] en hebben minstens betrekking op:
het type gebouw;
de bestemming;
het adres;
het bouwjaar, alsook de eventuele verbouwjaren;
de bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw of van de gebouwen op de gebouwsite;
het kengetal publiek van het gebouw of de gebouwsite;
de identificatie van de energiedeskundige voor publieke gebouwen;
de aanbevelingen, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, 4°, aan de hand van een evaluatielijst;
[...].
Voor energiedeskundigen voor publieke gebouwen die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, stelt de minister een alternatieve procedure vast.

§ 4

De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen. De minister kan ook nadere regels vastleggen met betrekking tot het gebruik en de toegankelijkheid van de [energieprestatiecertificatendatabank].

§ 5

Het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen heeft een geldigheidsduur van tien jaar, die aanvangt op de datum van de opmaak van het certificaat.
De energiedeskundige voor publieke gebouwen houdt tijdens de geldigheidsduur van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen de berekeningen van de bruikbare vloeroppervlakte, de meetgegevens en de normalisatieberekening bij en stelt die op eenvoudig verzoek aan het [VEKA] ter beschikking.

§ 6 [

Het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen is pas geldig als het, conform artikel 11.2.1, § 2, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, door de gebruiker van het publieke gebouw opgehangen is op een voor het publiek zichtbare plaats in het gebouw waarop het betrekking heeft.
]

§ 7

Als een publiek gebouw waarvoor een nog geldig energieprestatiecertificaat publieke gebouwen bestaat, een andere gebruiker krijgt, vervalt het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen in kwestie. Als de nieuwe gebruiker een publieke organisatie is, beschikt deze binnen vijftien maanden na de ingebruikname van het publieke gebouw over een energieprestatiecertificaat publieke gebouwen.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 2 B.Vl.Reg. 27 april 2012 (BS 4 juni 2012).
§ 3, lid 1 gewijzigd bij art. 142 B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221).
§ 3, lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 28, 1° B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011) en bij art. 142 B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221);
9° opgeheven bij art. 28, 2° B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011).
§ 4 gewijzigd bij art. 28, 3° B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011).
§ 5 gewijzigd bij art. 142 B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221).
§ 6 vervangen bij art. 39 B.Vl.Reg. 15 juli 2016 (BS 15 september 2016).

Artikel 9.2.12/1
In afwijking van artikel 9.2.12, § 1, kan de eigenaar van een publiek gebouw die al over een geldig energieprestatiecertificaat bij de bouw beschikt, dat slaat op het hele gebouw, dat energieprestatiecertificaat gebruiken om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.12, § 1.
[In afwijking van artikel 9.2.12 kan de minister beslissen om een lijst van door onafhankelijke energiedeskundigen opgemaakte en gelijkwaardige documenten op te stellen, die ook gebruikt kunnen worden om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.12, § 1.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 15 juli 2016 (BS 15 september 2016) en gewijzigd bij art. 52 B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).

Artikel 9.2.12/2
In afwijking van artikel 9.2.12, § 1, kan de gebruiker van een publiek gebouw die al over een geldig energieprestatiecertificaat voor niet-residentiële gebouwen beschikt, dat slaat op het hele gebouw, dat energieprestatiecertificaat gebruiken om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.12, § 1.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 15 juli 2016 (BS 15 september 2016).

Artikel 9.2.13

§ 1

Een energiedeskundige type C heeft alleen toegang tot de [energieprestatiecertificatendatabank] voor de gebouwen die hij zelf heeft gecertificeerd. Als de energiedeskundige type C een werknemer is van een rechtspersoon, heeft hij toegang tot alle gebouwen waarvoor de rechtspersoon als energiedeskundige optreedt. De minister kan nadere regels vaststellen voor die toegang.

§ 2

Het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen, dat uit de [energieprestatiecertificatendatabank] kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type C ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen.
Wetshistoriek
§§ 1 en 2 gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011).
Onderafdeling II Berekening van het kengetal publiek
Artikel 9.2.14

§ 1

De gebruikers van publieke gebouwen houden voor de berekening van het kengetal publiek, vermeld in artikel 9.2.12, § 2, vierde lid, 2°, de volgende gegevens bij:
het aantal tellers voor elektriciteit, aardgas en, indien beschikbaar, de EAN-nummers ervan;
het aantal tellers voor stookolie;
de bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw, berekend volgens artikel 1.1.1, § 2, 11°;
de jaarlijkse hoeveelheid verbruikte elektriciteit, aardgas, stookolie en andere brandstoffen.
De minister kan voor de bepaling van het kengetal publiek nadere regels vaststellen betreffende het bij te houden gemeten globaal energieverbruik van minstens de energie die nodig is voor de verwarming, warmtapwatervoorziening, koeling, ventilatie en verlichting.

§ 2

De hoeveelheid verbruikte elektriciteit, aardgas, stookolie en andere brandstoffen kan worden berekend op basis van de factuurgegevens, een verwerking van telemetrische opnamegegevens of de registratie van de tellers. Het stookolieverbruik wordt bijgehouden aan de hand van een stookoliedebietmeter.

§ 3

De elektriciteits- en aardgasmeters, alsook de plaatsing ervan, voldoen aan de technische reglementen van de VREG. De minister kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het gebruik van de tellers in het kader van de berekening van het kengetal en de minimale vereisten voor de stookoliedebietmeters.

Artikel 9.2.15
Om de gegevens over het geregistreerde energieverbruik te kunnen vergelijken, wordt een normalisatie doorgevoerd aan de hand van:
de interpolatie van de gegevens over het gemeten energieverbruik;
de omrekening van het verbruik naar kilowattuur met vastgestelde conversiefactoren;
de uitschakeling van klimatologische omstandigheden door graaddagen te verrekenen;
de omrekening naar primair energieverbruik.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op een periode van één jaar.
Het kengetal publiek, vermeld in artikel 9.2.12, § 2, vierde lid, 2°, wordt berekend op basis van het genormaliseerde energieverbruik en de bruikbare vloeroppervlakte van het gebouw. Als, gedurende de periode dat het energieverbruik in rekening wordt gebracht voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen, de bruikbare vloeroppervlakte van een gebouw wijzigt, worden de gegevens die betrekking hebben op de veranderde oppervlakte, geëxtrapoleerd over de respectieve periode.

Artikel 9.2.16
De gebruiker van een publiek gebouw stelt alle gegevens die nodig zijn om het energieprestatiecertificaat publieke gebouwen op te stellen, ter beschikking van de energiedeskundige voor publieke gebouwen.