19/11/2010 Energiebesluit
Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid
Hoofdstuk III Renovatieverplichting voor residentiële gebouwen en niet-residentiële gebouwen
Wetshistoriek
Hoofdstuk III (art. 9.3.1 - art. 9.3.2) opgeheven bij art. 44 B.Vl.Reg. 9 oktober 2020 (BS 28 oktober 2020 (ed. 2)) en Hoofdstuk III (art. 9.3.1 - art. 9.3.3) opnieuw opgenomen bij art. 21 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2022 (art. 27, lid 3).
Opschrift gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
Afdeling I Renovatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen
Wetshistoriek
Afdeling I ingevoegd bij art. 55 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
Artikel 9.3.1
§ 1
Niet-residentiële gebouwen en niet-residentiële eenheden voldoen binnen uiterlijk vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, [het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht] aan de volgende minimale energieprestatieniveaus:
- 1°
- als voor dakisolatie de minimale R-waarde van 0,75 m2K/W niet gehaald wordt op de datum van het verlijden van de authentieke akte, wordt dakisolatie met een maximale U-waarde van 0,24 W/m2K geplaatst;
- 2°
- aanwezig enkel glas wordt vervangen door beglazing met een maximale U-waarde 1 W/m2K;
- 3°
- aanwezige centrale warmteopwekkers die deel uitmaken van een installatie voor ruimteverwarming die ouder dan vijftien jaar zijn op de datum van het verlijden van de authentieke akte, worden vervangen door een nieuwe warmteopwekker, tenzij kan worden aangetoond dat de installatie voor ruimteverwarming aan de minimale installatie-eisen voor renovatie, zoals beschreven in Bijlage XII van dit besluit, voldoet. Als er een aardgasnet aanwezig is in de straat, mag daarbij geen nieuwe stookolieketel geplaatst worden.
- 4°
- Koelinstallaties die ouder zijn dan vijftien jaar op de datum van het verlijden van de authentieke akte en gebruik maken van koelmiddelen op basis van ozonlaagafbrekende stoffen, zoals omschreven in titel II, hoofdstuk 1.1, artikel 1.1.2 van het VLAREM of gebruik maken van koelmiddelen met een GWP-waarde van minstens 2500, berekend volgens de methodiek vastgelegd in bijlagen I, II en IV van EU-verordening 517/2014, worden verplicht vervangen door koelinstallaties die geen gebruik maken van dergelijke koelmiddelen.
Niet-residentiële eenheden die deel uitmaken van een groter gebouw waarbij niet alle eenheden worden overgedragen, voldoen alleen voor de individuele onderdelen van die eenheid aan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid. Verschillende niet-residentiële eenheden die samen een niet-residentieel gebouw vormen en waarbij het gebouw in totaliteit wordt overgedragen, voldoen voor alle onderdelen aan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid.
[Niet-residentiële gebouwen en niet-residentiële eenheden beschikken binnen vijf jaar vanaf de datum van de authentieke akte over een nieuw energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen of een energieprestatiecertificaat bij de bouw, dat slaat op het hele gebouw of de hele niet-residentiële gebouweenheid. In geval het gaat over kleine niet-residentiële eenheden komt ook een energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen of een energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen in aanmerking.]
§ 2
Naast de verplichtingen vermeld in paragraaf 1 behalen kleine niet-residentiële eenheden die samen een niet-residentieel gebouw vormen, die in totaliteit worden overgedragen en waarbij de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, [het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht] plaatsvindt vanaf 1 januari 2022, bijkomend binnen vijf jaar vanaf de datum van de authentieke akte ook een energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen of residentiële gebouwen met een minimaal energieprestatielabel C, afhankelijk van de bestemming van de gebouweenheid.
[In afwijking van het eerste lid behaalt elke kleine niet-residentiële eenheid het volgende minimaal energieprestatielabel:
- 1°
- als de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht plaatsvindt vanaf 1 januari 2023:
- a)
- label C als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat volledig niet-residentieel is en in zijn totaliteit wordt overgedragen;
- b)
- label D als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat niet in zijn totaliteit wordt overgedragen, of als het gebouw in kwestie niet volledig een niet-residentieel gebouw is;
- 2°
- als de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht plaatsvindt vanaf 1 januari 2028:
- a)
- label C als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat volledig niet-residentieel is en in zijn totaliteit wordt overgedragen;
- b)
- label C als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat niet in zijn totaliteit wordt overgedragen, of als het gebouw in kwestie niet volledig een niet-residentieel gebouw is;
- 3°
- als de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht plaatsvindt vanaf 1 januari 2035:
- a)
- label B als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat volledig niet-residentieel is en in zijn totaliteit wordt overgedragen;
- b)
- label C als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat niet in zijn totaliteit wordt overgedragen, of als het gebouw in kwestie niet volledig een niet-residentieel gebouw is;
- 4°
- als de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of het overdragen van een opstalrecht of het vestigen of het overdragen van een erfpacht plaatsvindt vanaf 1 januari 2040:
- a)
- label A als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat volledig niet-residentieel is en in zijn totaliteit wordt overgedragen;
- b)
- label B als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat niet in zijn totaliteit wordt overgedragen, of als het gebouw in kwestie niet volledig een niet-residentieel gebouw is;
- 5°
- als de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of het overdragen van een opstalrecht of het vestigen of het overdragen van een erfpacht plaatsvindt vanaf 1 januari 2045:
- a)
- label A als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat volledig niet-residentieel is en in zijn totaliteit wordt overgedragen;
- b)
- label A als de kleine niet-residentiële eenheid in een gebouw ligt dat niet in zijn totaliteit wordt overgedragen, of als het gebouw in kwestie niet volledig een niet-residentieel gebouw is.
]
§ 3
In afwijking van paragraaf 2 kunnen kleine niet-residentiële eenheden als vermeld in paragraaf 2, er ook voor kiezen om vanaf 1 januari 2023 te voldoen aan de verplichting, vermeld in paragraaf 4, die wordt opgelegd aan grote niet-residentiële eenheden.
§ 4
Naast de verplichtingen vermeld in paragraaf 1 behalen grote niet-residentiële eenheden die samen een niet-residentieel gebouw vormen, die in totaliteit worden overgedragen en waarbij de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, [het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht] plaatsvindt vanaf 1 januari 2023, bijkomend binnen vijf jaar vanaf de datum van de authentieke akte ook een minimaal aandeel hernieuwbare energie van 5 %.
[§ 4/1
In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht samengevoegd wordt met een ander gebouw of andere gebouweenheid, behaalt het samengevoegde gebouw of gebouweenheid, met behoud van de toepassing van de paragrafen 1, 2, 3, 4 en 5, artikel 9.3.2 en artikel 9.3.3, de vooropgestelde eisen vermeld in dit artikel of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.
In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht opgesplitst wordt in meerdere gebouwen of gebouweenheden, behalen alle opgesplitste gebouwen of gebouweenheden, met behoud van de toepassing van paragrafen 1 tot en met 4 en paragraaf 5, de vooropgestelde eisen, vermeld in dit artikel of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.
]
[§ 5
In afwijking van paragraaf 1, paragraaf 2 en paragraaf 4, moet, voor een niet-residentieel gebouw of een niet-residentiële eenheid waarvoor op het moment van het verlijden van de authentieke akte reeds een geldig energieprestatiecertificaat beschikbaar is waaruit blijkt dat aan alle eisen, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, paragraaf 2, en paragraaf 4, is voldaan binnen vijf jaar vanaf de datum van de authentieke akte geen energieprestatiecertificaat worden opgemaakt. Die eigenaar, opstalhouder of erfpachter van het niet-residentieel gebouw of de niet-residentiële eenheid in kwestie mag echter de in het energieprestatiecertificaat vermelde installaties of constructies alleen wijzigen of vervangen voor zover die wijzigingen of vervangingen elk op zich minstens dezelfde prestaties leveren die in het energieprestatiecertificaat of haar bijlagen vermeld werden.
]
Wetshistoriek
Opnieuw opgenomen bij art. 21 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), voor het eerst van toepassing op authentieke akten die worden verleden vanaf 1 januari 2022 (art. 27, lid 3).
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 56, 1° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
§ 1, lid 3 ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 4 februari 2022 (BS 29 maart 2022) en vervangen bij art. 56, 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
§ 2, lid 1 gewijzigd bij art. 56, 3° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
§ 2, lid 2 ingevoegd bij art. 56, 4° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
§ 4 gewijzigd bij art. 56, 5° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
§ 4/1 ingevoegd bij art. 75 B.Vl.Reg. 3 mei 2024 (BS 25 juni 2024).
§ 5 ingevoegd bij art. 96 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Artikel 9.3.2
In afwijking van artikel 9.3.1 zijn niet-residentiële gebouwen die binnen vijf jaar na de [notariële overdracht in volle eigendom of na de vestiging of overdracht van de erfpacht of de vestiging of overdracht van het opstalrecht] worden gesloopt vrijgesteld van de renovatieverplichting, vermeld in artikel 9.3.1.
In afwijking van artikel 9.3.1 is een niet-residentieel gebouw dat een beschermd monument is, deel uitmaakt van een [...] stads- of dorpsgezicht of voorkomt op de [vastgestelde] inventaris van bouwkundig erfgoed, vrijgesteld van de verplichtingen vermeld in artikel 9.3.1, paragraaf 1, 1° en 2° voor de schildelen van het gebouw waarop de bescherming rust en de verplichtingen vermeld in artikel 9.3.1, paragraaf 2 en paragraaf 4.
[In afwijking van artikel 9.3.1 is het vestigen of overdragen van een opstalrecht of erfpacht op het dak van een niet-residentieel gebouw vrijgesteld van de renovatieverplichting, vermeld in artikel 9.3.1.
In afwijking van artikel 9.3.1 kan de minister voorzien in een vrijstelling van de renovatieverplichting voor niet-residentiële tijdelijke verplaatsbare constructies die niet op permanente wijze met de grond verankerd zijn. De minister kan hierbij een onderscheid maken naargelang het type van verplaatsbare constructie.]
De minister kan nadere regels vaststellen over de wijze waarop aangetoond wordt dat het niet-residentiële gebouw onder de uitzonderingen, vermeld in het eerste [eerste tot en met vierde lid] valt.
Wetshistoriek
Opnieuw opgenomen bij art. 21 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2022 (art. 27, lid 3).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 57, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72) en bij art. 97, 1° en 2° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023), met ingang van 1 oktober 2023 (art. 119).
Artikel 9.3.3
De verplichtingen zoals vermeld in artikel 9.3.1 worden opgelegd aan respectievelijk de eigenaar, de opstalhouder of de erfpachter. Wanneer er meerdere eigenaars, opstalhouders of erfpachters zijn, rust deze verplichting op elk van hen
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 21 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2022 (art. 27, lid 3).
Afdeling II Renovatieverplichting voor residentiële gebouwen
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 9.3.4 - art. 9.3.6) ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
Artikel 9.3.4
Residentiële gebouwen en residentiële eenheden voldoen binnen uiterlijk vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht aan de volgende minimale energieprestatieniveaus:
- 1°
- de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2023: label D;
- 2°
- de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2028:
- a)
- label C in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
- b)
- label C in geval van een appartement;
- 3°
- de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2035:
- a)
- label B in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
- b)
- label C in geval van een appartement;
- 4°
- de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2040:
- a)
- label A in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
- b)
- label B in geval van een appartement;
- 5°
- de authentieke akte wordt verleden vanaf 1 januari 2045:
- a)
- label A in geval van eengezinswoningen en collectieve woongebouwen;
- b)
- label A in geval van een appartement.
[In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht samengevoegd wordt met een ander gebouw of andere gebouweenheid, behaalt het nieuw verkregen gebouw of gebouweenheid, met behoud van de toepassing van artikel 9.3.4, artikel 9.3.5 en artikel 9.3.6, de vooropgestelde eisen vermeld in dit artikel of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.
In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht opgesplitst wordt in meerdere gebouwen of gebouweenheden, behalen alle gebouwen of gebouweenheden met behoud van de toepassing van artikel 9.3.4, artikel 9.3.5 en artikel 9.3.6, de vooropgestelde eisen, vermeld in dit artikel, of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.]
Residentiële gebouwen en residentiële eenheden beschikken binnen vijf jaar vanaf de datum van de authentieke akte over een nieuw energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen of een energieprestatiecertificaat bij de bouw dat slaat op het hele gebouw of gebouweenheid.
[In afwijking van het tweede lid moet voor een residentieel gebouw of een residentiële eenheid waarvoor op het moment van het verlijden van de authentieke akte reeds een geldig energieprestatiecertificaat beschikbaar is met een label waardoor op dat moment reeds aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, is voldaan binnen vijf jaar vanaf de datum van de authentieke akte geen energieprestatiecertificaat worden opgemaakt. Die eigenaar, opstalhouder of erfpachter van het residentieel gebouw of de residentiële eenheid in kwestie mag echter de in het energieprestatiecertificaat vermelde installaties of constructies alleen wijzigen of vervangen voor zover die wijzigingen of vervangingen elk op zich minstens dezelfde prestaties leveren die in het energieprestatiecertificaat of haar bijlagen vermeld werden.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
Wetshistoriek
Leden 2 en 3 ingevoegd bij art. 76 B.Vl.Reg. 3 mei 2024 (BS 25 juni 2024).
Lid 5 ingevoegd bij art. 98 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Artikel 9.3.5
In afwijking vanartikel 9.3.4 zijn residentiële gebouwen die binnen vijf jaar na de notariële overdracht in volle eigendom of na de vestiging of overdracht van de erfpacht of het opstalrecht worden gesloopt vrijgesteld van de renovatieverplichting, vermeld in artikel 9.3.4.
In afwijking vanartikel 9.3.4 is een residentieel gebouw dat een beschermd monument is, [...] stads- of dorpsgezicht of voorkomt op de [vastgestelde] inventaris van bouwkundig erfgoed, vrijgesteld van de verplichtingen, vermeld in artikel 9.3.4.
In afwijking vanartikel 9.3.4 is het vestigen of overdragen van een opstalrecht of erfpacht op het dak van een residentieel gebouw vrijgesteld van de renovatieverplichting, vermeld in artikel 9.3.4.
In afwijking van [artikel 9.3.4] kan de minister voorzien in een vrijstelling van de renovatieverplichting voor residentiële tijdelijke verplaatsbare constructies die niet op permanente wijze met de grond verankerd zijn. De minister kan hierbij een onderscheid maken naargelang het type van verplaatsbare constructie.
De minister kan de wijze waarop aangetoond wordt dat het residentieel gebouw valt onder de uitzonderingen, vermeld in het eerste tot en met vierde lid, nader regelen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 43 B.Vl.Reg. 2 december 2022 (BS 27 januari 2023 (ed. 3)) en bij art. 99, 1° en 2° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023), met ingang van 1 oktober 2023 (art. 119).
Artikel 9.3.6
De verplichtingen, vermeld in artikel 9.3.4, worden opgelegd aan respectievelijk de eigenaar, de opstalhouder of de erfpachter. Als er verschillende eigenaars, opstalhouders of erfpachters zijn, rust de voormelde verplichting op elk van hen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
Afdeling III Renovatieverplichting bij bestemmingswijziging van residentiële gebouwen of gebouweenheden en niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 9.3.7) ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).
Artikel 9.3.7
In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in afdeling I of afdeling II, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht van bestemming wijzigt, gelden in afwijking van artikel 9.3.1 en 9.3.4 de volgende minimale energieprestatieniveaus:
- 1°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een niet-residentieel gebouw of niet-residentiële gebouweenheid en ondergaat een bestemmingswijziging tot een eengezinswoning of collectief woongebouw: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld inartikel 9.3.4 en artikel 9.3.5, die voor eengezinswoningen en collectieve woongebouwen van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 2°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een niet-residentieel gebouw of niet-residentiële gebouweenheid en ondergaat een bestemmingswijziging tot een appartement: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld inartikel 9.3.4 en artikel 9.3.5, die voor appartementen van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 3°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een appartement en ondergaat een bestemmingswijziging tot een klein niet-residentieel gebouw of gebouweenheid: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2, die voor kleine niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 4°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een eengezinswoning of collectief woongebouw en ondergaat een bestemmingswijziging tot een klein niet-residentieel gebouw of gebouweenheid: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2, die voor kleine niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 5°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een appartement en ondergaat een bestemmingswijziging tot een groot niet-residentieel gebouw of gebouweenheid: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2, die voor grote niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 6°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een eengezinswoning of collectief woongebouw en ondergaat een bestemmingswijziging tot een groot niet-residentieel gebouw of gebouweenheid: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2, die voor grote niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 7°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een eengezinswoning of collectief woongebouw en ondergaat een bestemmingswijziging tot een appartement: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.4 en artikel 9.3.5, die voor appartementen van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 8°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een appartement en ondergaat een bestemmingswijziging tot een eengezinswoning of collectief woongebouw: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.4 en artikel 9.3.5, die voor eengezinswoningen of collectieve woongebouwen van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 9°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een klein niet-residentieel gebouw of gebouweenheid en ondergaat een wijziging tot een groot niet-residentieel gebouw of gebouweenheid: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2, die voor grote niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 10°
- het gebouw of de gebouweenheid betrof op het moment van het verlijden van de akte een groot niet-residentieel gebouw of gebouweenheid en ondergaat een wijziging tot een kleine niet-residentieel gebouw of gebouweenheid: de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 9.3.1 en artikel 9.3.2, die voor kleine niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden van toepassing waren op datum van het verlijden van de authentieke akte;
- 11°
- het residentiële gebouw of de residentiële gebouweenheid, of het niet-residentiële gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid ondergaat een bestemmingswijziging tot een industrieel gebouw of een gebouw van een landbouwgebouw dat niet voor bewoning bestemd is: geen minimaal energieprestatieniveau.
De gebouwen en gebouweenheden, vermeld in het eerste lid, 1° tot 10°, beschikken binnen vijf jaar vanaf de datum van de authentieke akte over een nieuw energieprestatiecertificaat dat betrekking heeft op de nieuwe bestemming van het gebouw of gebouweenheid, en dat slaat op het hele gebouw of gebouweenheid.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), met ingang van 1 september 2022 (art. 72).