12/11/1981 KB passagiersschepen
Koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen
Artikel 69 Algemeen voorschrift
1
Elk schip moet voldoende bemand zijn met voor zijn taak berekend personeel, waarvan elk lid lichamelijk geschikt is voor de hem opgedragen werkzaamheden, één en ander in verband met de veiligheid van het schip.
2
- a)
- Ter nakoming van het in 1 gegeven voorschrift moet een schip bestemd voor de lijnvisserij zijn bemand met een kapitein en een aantal bemanningsleden zoals voorgeschreven in de hieronderstaande tabel:
Elk ander schip, niet bestemd voor de lijnvisserij, moet worden bemand met een kapitein, een motorist en een matroos indien het aantal passagiers de 100 niet te boven gaat.
- b)
- Indien de motor niet vanop de brug kan bediend worden moet bovendien een assistent-motorist aanwezig zijn.
- c)
- [De aangestelde ambtenaar kan, gelet op het aantal passagiers, de inrichting, de uitrusting, de grootte van het schip en van zijn voortstuwingsinstallatie, een aanvulling voorschrijven van de bemanning of van de vereiste brevetten of vaarbevoegdheidsbewijzen indien hij zulks om veiligheidsredenen nodig acht.]
3
- a)
- [De kapitein dient houder te zijn van het volgens het STCW-Verdrag vereiste vaarbevoegdheidsbewijs, of [van het vaarbevoegdheidsbewijs voor schipper beperkt vaargebied of onbeperkt vaargebied]].
- b)
- [De motorist dient houder te zijn van het volgens het STCW-Verdrag vereiste vaarbevoegdheidsbewijs, of, indien het voortstuwingsvermogen minder dan 221 kW bedraagt [van het vaarbevoegdheidsbewijs voor motorist 221 kW], indien het voortstuwingsvermogen minder dan 750 kW bedraagt [van het vaarbevoegdheidsbewijs voor motorist 750 kW], en indien het voortstuwingsvermogen meer dan 750 kW bedraagt [van het vaarbevoegdheidsbewijs voor motorist onbeperkt voortstuwingsvermogen]].
- c)
- [De assistent motorist dient houder te zijn van het vaarbevoegdheidsbewijs van gezel van een machinekamerwacht volgens het STCW-Verdrag of [van het vaarbevoegdheidsbewijs voor motorist 221 kW]].
- d)
- [Iedere matroos dient ten minste de basisopleiding in veiligheid voor elk bemanningslid op vissersvaartuigen te hebben gevolgd.]
- e)
- [De aangestelde ambtenaar kan aan een bemanningslid die voor een bepaalde functie geen houder is van een vaarbevoegdheidsbewijs, brevet, certificaat of getuigschrift, bedoeld in de bepalingen onder 3, a) , b) , c) en d) , een vergunning afleveren om toch in die functie te varen. De vergunning kan enkel worden afgeleverd als de betrokkene aantoont dat het niveau van zijn op zee gepresteerde dienst en van zijn kennis en zijn geschiktheid inzake het nautische en technische omgaan met het schip ten minste gelijkwaardig is aan de eisen die voor het bekomen van het vereiste vaarbevoegdheidsbewijs of certificaat worden gesteld.]
4
[De kapitein en elk lid van de bemanning dienen houder te zijn van een toelating afgeleverd door de aangestelde ambtenaar waaruit blijkt dat voldaan is aan de artikelen 3 en 72;]
[5
Aan boord van schepen die enkel varen in het zeegebied A1 dient ten minste één bemanningslid houder te zijn van het Beperkt certificaat van operator-GMDSS of van het CEPT Long Range Certificate.
Aan boord van schepen die varen in het zeegebied A2 dienen ten minste twee bemanningsleden houder te zijn van het Algemeen certificaat van operator-GMDSS of van het CEPT Long Range Certificate.
Aan boord van schepen die varen in de zeegebieden A3 en A4 dienen ten minste twee bemanningsleden houder te zijn van het Algemeen certificaat van operator-GMDSS.
6
De aangestelde ambtenaar geeft voor elk schip een document inzake minimumbemanning af dat in overeenstemming is met de bepalingen onder 1, 2, 3, 4 en 5 en dat dient te beantwoorden aan het model dat opgenomen is in bijlage I.]
Wetshistoriek
2., c) vervangen bij art. 18, 1° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28).
3., a) vervangen bij art. 18, 2° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28) en gewijzigd bij art. 17, 1° KB 13 november 2009 (BS 18 december 2009 (ed. 2)), met ingang van 18 december 2009 (art. 22).
3., b) vervangen bij art. 18, 2° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28) en gewijzigd bij art. 17, 2°, a) tot c) KB 13 november 2009 (BS 18 december 2009 (ed. 2)), met ingang van 18 december 2009 (art. 22).
3., c) vervangen bij art. 18, 2° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28) en gewijzigd bij art. 17, 3° KB 13 november 2009 (BS 18 december 2009 (ed. 2)), met ingang van 18 december 2009 (art. 22).
3., d) vervangen bij art. 17, 4° KB 13 november 2009 (BS 18 december 2009 (ed. 2)), met ingang van 18 december 2009 (art. 22).
3., e) vervangen bij art. 18, 2° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28).
4. vervangen bij art. 18, 3° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28).
5. en 6. ingevoegd bij art. 18, 4° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28).
Voorgeschiedenis
3., d) vervangen bij art. 18, 2° KB 11 maart 2002 (BS 23 mei 2002 (ed. 1)), met ingang van 23 mei 2002 (art. 28).