Meer info
     

27/12/2004 Programmawet
Programmawet van 27 december 2004

Afdeling V Algemene en strafbepalingen

Artikel 432

§ 1

De Koning is gemachtigd tot het treffen van enigerlei maatregelen om de heffing en de invordering van de accijnzen vastgesteld bij artikel 419 te verzekeren.

§ 2

De Koning is gemachtigd om het toezicht te regelen van de belastingentrepots en iedere inrichting waar energieproducten en elektriciteit worden voortgebracht, verwerkt, voorhanden gehouden of doorverkocht.

§ 3

De volgende personen zijn gehouden zich te laten registreren overeenkomstig de voorwaarden opgelegd door de Koning:
iedere distributeur van aardgas of elektriciteit;
iedere netbeheerder van aardgas of elektriciteit;
iedere producent en handelaar in kolen, cokes of bruinkool of zijn fiscaal vertegenwoordiger;
iedere handelaar in energieproducten (met uitzondering van aardgas, kolen, cokes en bruinkool) die niet de hoedanigheid van erkend entrepothouder bezit en dit, onafhankelijk van het feit dat hij eventueel de hoedanigheid van geregistreerde geadresseerde of tijdelijk geregistreerde geadresseerde bezit;
iedere houder van een tankstation;
[iedere persoon die voor zijn zakelijk gebruik van een vrijstelling inzake accijnzen, of van het verlaagd tarief voorzien in artikel 419, i), iii); 1, a wenst te genieten, met uitzondering van:
de personen die van de vrijstellingen voorzien in artikel 429, § 1, f), of g) of § 2, g) wensen te genieten;
de personen die van de vrijstelling voorzien in artikel 429, § 2, b) wensen te genieten;
de personen die van de vrijstelling voorzien in artikel 429, § 2, d) wensen te genieten.
]
De Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder de hiervoor vernoemde categorieėn en stelt de modaliteiten van de registratie vast.

§ 4

De Koning bepaalt de modaliteiten voor het in kennis stellen van de Commissie van de Europese Unie van de vereiste informatie en van de te lande van toepassing zijnde belastingniveaus van de producten vermeld in artikel 419. Voor het bepalen van deze belastingniveaus neemt Hij alle geheven indirecte belastingen (btw uitgezonderd) in aanmerking, rechtstreeks of niet rechtstreeks berekend over de hoeveelheid energieproducten en elektriciteit op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 107 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)).
§ 3, lid 1 gewijzigd bij art. 78 Wet 20 november 2022 (BS 30 november 2022).
Voorgeschiedenis
§ 3 gewijzigd bij art. 4 Wet 14 december 2015 (BS 23 december 2015 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2016 (art. 5).

Artikel 433
[De Koning] kan de voorwaarden bepalen waaraan energieproducten moeten voldoen bij het gebruik, de verkoop of het voorhanden hebben ervan als brandstof voor het aandrijven van motoren van voertuigen die op de openbare weg rijden, [...] en als brandstof voor het aandrijven van motoren van particuliere pleziervaartuigen bedoeld in artikel 429, § 1, g) en § 2, g), voor de vaart op binnenwateren of communautaire wateren].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 8 W. 8 juni 2008 (B.S., 16 juni 2008 (tweede uitg.)), bij art. 108 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)) en bij art. 9 Wet 18 december 2015 (BS 29 december 2015), met ingang van 1 januari 2016 (art. 21).

Artikel 434
De ambtenaren van [de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen] zijn gemachtigd op elke plaats monsters van de in artikel 433 bedoelde producten te nemen.
De belastingplichtigen moeten die monsters kosteloos laten nemen, en ook kosteloos recipiėnten verstrekken waarin die monsters zullen worden verpakt.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 95 Wet 25 april 2014 (BS 16 mei 2014), met ingang van 16 mei 2014 (art. 99).

Artikel 435
Personen die andere energieproducten hebben ontvangen dan deze waarvoor een tarief inzake accijnzen is vastgelegd in artikel 419, moeten ten genoegen van de ambtenaren van [de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen] aantonen welke bestemming aan die producten is gegeven.
Op elk verzoek van deze ambtenaren dienen zij onder meer onmiddellijk hun facturen, boeken, andere boekhoudkundige stukken en eventuele fabricageregisters over te leggen, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 207 van de algemene wet inzake douane en accijnzen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 95 Wet 25 april 2014 (BS 16 mei 2014), met ingang van 16 mei 2014 (art. 99).

Artikel 436
Elke overtreding van dit hoofdstuk waardoor de invorderbaarheid van de in artikel 419 vastgelegde accijnzen ontstaat, wordt bestraft met [een geldboete van vijf- tot tienmaal de ontdoken accijnzen] met een minimum van [625 euro.]
In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld.
Ongeacht voormelde strafbepalingen worden de producten waarop accijnzen zijn verschuldigd, de bij de overtreding gebruikte vervoermiddelen alsmede de voorwerpen die bij de overtreding hebben gediend of daartoe waren bestemd, in beslag genomen en verbeurdverklaard.
Bovendien worden de overtreders bestraft met een gevangenisstraf van vier tot twaalf maanden:
wanneer de in artikel 415 bedoelde producten zijn vervaardigd zonder voorafgaande aangifte of werden onttrokken aan de voorgeschreven debitering die de heffing van de accijnzen verzekert;
wanneer het bedrog wordt gepleegd hetzij in een geheime inrichting, hetzij in een regelmatig gevestigde fabriek doch elders dan in de op regelmatige wijze aangegeven lokalen.
[Hij die de in vorig lid bepaalde inbreuken pleegt met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, en hij die zich in een geval van herhaling bevindt worden gestraft met een gevangenisstraf van 4 maand tot 5 jaar.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 46 Wet 21 december 2009 (BS 31 december 2009 (ed. 2)), bij art. 105 Wet 17 juni 2013 (BS 28 juni 2013 (ed. 1)) en bij art. 41 Wet 28 april 2019 (BS 6 mei 2019).

Artikel 437
Elke overtreding van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de maatregelen getroffen krachtens de artikelen 431 en 432 en die niet wordt gesanctioneerd bij artikel 436, wordt bestraft met een geldboete van 625 EUR tot 3 125 EUR.

Artikel 438
Elke overtreding van de ter uitvoering van artikel 433 genomen besluiten, de belemmering of het verzet tegen de uitoefening van het recht bedoeld in artikel 434, eerste lid, en de weigering om aan de verplichtingen van artikel 434, tweede lid, en artikel 435, tweede lid, te voldoen, wordt bestraft met een geldboete van 500 EUR tot 5 000 EUR.
In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld.
Bovendien wordt het voertuig waarvan de motor op de openbare weg wordt aangedreven met energieproducten die niet beantwoorden aan de overeenkomstig artikel 433 door [de Koning] bepaalde voorwaarden, wanneer het is uitgerust met een ander reservoir dan die bepaald in artikel 430, § 2, a), in beslag genomen en verbeurdverklaard.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 109 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)).

Artikel 439
Onverminderd de bij de artikelen 436 tot 438 bepaalde straffen zijn de accijnzen altijd opeisbaar, met uitzondering van de accijnzen verschuldigd op de accijnsproducten die, naar aanleiding van de vaststelling van een overtreding op basis van artikel 436, effectief worden in beslag genomen en naderhand worden verbeurdverklaard of bij wege van transactie aan de Schatkist worden afgestaan.
De op de verbeurdverklaarde of afgestane goederen niet meer opeisbare accijnzen zullen niettemin als basis dienen voor de berekening van de overeenkomstig artikel 436 op te leggen boeten.

Artikel 440

§ 1

De bepalingen van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen zijn toepasselijk op de bij deze wet ingestelde bijdrage op de energie en controleretributie.

§ 2

[De verwijzingen naar “accijns”, “accijnzen”, “energieproducten en electriciteit” in de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen”], zijn uit te leggen als verwijzingen naar de nationale indirecte belastingen en alle energieproducten en elektriciteit respectievelijk bedoeld in artikel 414, § 1, en artikel 415.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 110 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)).