17/02/2012 Vlarema
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
Afdeling 5.3 Bepalingen over het beheer van specifieke materialen die geen afvalstof zijn
Onderafdeling 5.3.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.3.1.1
Deze afdeling bevat de voorwaarden die moeten zijn vervuld bij het gebruik van grondstoffen.
Artikel 5.3.1.2
Als de gebruiksvoorwaarden, vermeld in deze afdeling, niet worden gerespecteerd of als de grondstoffen niet worden gebruikt voor de in de grondstofverklaring opgenomen toepassing, worden de betreffende materialen beschouwd als afvalstoffen.
De grondstoffen blijven ook tijdens het transport en gedurende de tussentijdse opslag met het oog op het effectieve gebruik grondstoffen.
Onderafdeling 5.3.2 Voorwaarden voor het gebruik van grondstoffen als meststof of bodemverbeterend middel
Artikel 5.3.2.1
Bij het gebruik van grondstoffen, bestemd voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel, [...] mag de dosering, vermeld in bijlage 2.3.1.C, niet worden overschreden. Als er meer dan één grondstof [...] wordt gebruikt, mag de som van de toegevoegde individuele verontreinigingen de maximaal toelaatbare dosering, vermeld in bijlage 2.3.1.C, niet overschrijden.
Voor grondstoffen, gebruikt als meststof of bodemverbeterend middel, moet de dosering van de grondstof gebaseerd zijn op de landbouwkundige vereisten en op de landbouwkundige eigenschappen van de meststof of het bodemverbeterend middel zonder de concentraties, vermeld in bijlage 2.3.1.C, te overschrijden. De grondstof wordt opgevolgd door de bevoegde autoriteit of de erkende keuringsinstantie.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.2.2
In het kader van een driejarig teeltplan mag om de drie jaar het drievoud gebruikt worden van de dosis, berekend op basis van de samenstelling en de gebruiksvoorwaarden, vermeld in bijlage 2.3.1.C.
Artikel 5.3.2.3
Bij het gebruik van compost en eindmaterialen van de biologische behandeling van organisch-biologische afvalstoffen voor de heraanleg van de [bouwvoor] voor groenvoorzieningen, infrastructuurwerken of andere cultuurtechnische werken mag een veelvoud van de maximaal toelaatbare bodemdosering gebruikt worden, berekend op het aantal jaar dat geldt als normale levensduur van de heraangelegde bouwvoor.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 40 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.2.4
Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is alleen toegelaten als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1°
- de concentraties in de bodem, bepaald volgens [punt 4 en 5] van bijlage 2.3.1.D, overschrijden voor geen enkel metaal de concentraties, vermeld in bijlage 2.3.1.E;
- 2°
- de bodem bezit een pH-waarde die hoger is dan 6;
- 3°
- bij de toepassing op grasland of akkerland wordt injectie in de bodem toegepast of wordt het behandeld zuiveringsslib onmiddellijk ondergeploegd.
Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is verboden:
- 1°
- op weideland dat wordt beweid of op velden voor de teelt van voedergewassen als die voedergewassen worden geoogst vóór het verstrijken van een wachttermijn van ten minste zes weken;
- 2°
- op groente- en fruitaanplant gedurende de groeiperiode, met uitzondering van de aanplant van fruitbomen;
- 3°
- op bodems die bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en die normaliter rauw worden geconsumeerd, gedurende een periode van tien maanden, voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf;
- 4°
- in gebieden die volgens de vigerende plannen van aanleg overeenstemmen met een van de bestemmingen, opgesomd onder bestemmingstype I van het VLAREBO, in stadstuinen en op alle verstedelijkte plaatsen die toegankelijk zijn voor publiek.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.3 Voorwaarden voor het gebruik van grondstoffen als bouwstoffen
Artikel 5.3.3.1
De voorwaarden voor gebruik van grondstoffen als bouwstoffen zijn, voor zover dat van toepassing is, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 2.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 55 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.3.2
In afwijking van artikel 5.3.1.2, tweede lid, worden gerecycleerde granulaten rechtstreeks en zonder tussenopslag afgevoerd naar de aanwendingslocatie, tenzij voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in het eenheidsreglement.
Artikel 5.3.3.3
Puin, verkregen bij selectieve bouw- en sloopactiviteiten door particulieren zonder tussenkomst van een bedrijf of aannemer, kan alleen als grondstof in toepassingen van minder dan 100 ton worden gebruikt. Artikel 2.2.3. is in dat geval niet van toepassing.
Artikel 5.3.3.4
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 61 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 56 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 36, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Lid 2 ingevoegd bij art. 36, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.3.3.5
§ 1
De bouwstof moet bij het gebruik een bouwtechnische functie vervullen. Bij het gebruik van de bouwstof op of in de bodem moet de bouwstof duidelijk visueel en planmatig te onderscheiden zijn van de bodem.
§ 2
Het gebruik van een niet-vormgegeven bouwstof moet gebeuren volgens de lijst van toepassingen van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik, vermeld in artikel 171 van het VLAREBO, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring of in de afleveringsbon in het geval van gerecycleerde granulaten onder het eenheidsreglement.
§ 3
Bouwstoffen komen niet in aanmerking voor het ophogen van terreinen en het aanvullen van bouwputten, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring.
Bouwstoffen die gebruikt worden in tijdelijke werfconstructies voor het toegankelijk maken of het inrichten van de werf moeten worden verwijderd voor de oplevering van de werken als ze hun functie hebben vervuld, tenzij ze binnen de werf als bouwstoffen kunnen gebruikt worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en vervangen bij art. 61 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.4
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.4 (art. 5.3.4.1 - art. 5.3.4.7) opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.1
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.2
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.3.
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.4
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.5
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.6
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 104 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Artikel 5.3.4.7
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Onderafdeling 5.3.5
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.5 (art. 5.3.5.1) opgeheven bij art. 62 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.5.1
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.6 Voorwaarden voor het gebruik van rubbergranulaat van gerecycleerde afvalbanden als instrooimateriaal in kunstgrasvelden
Artikel 5.3.6.1
Rubbergranulaat dat afkomstig is van de recyclage van afvalbanden mag als instrooimateriaal worden gebruikt in kunstgrasvelden onder de voorwaarden, vermeld in deze onderafdeling.
Artikel 5.3.6.2
De kunstgrasvelden moeten worden aangelegd op een onderlaag die duidelijk herkenbaar gescheiden wordt van de onderliggende bodem die van nature aanwezig is. Het kunstgrasveld en de onderlaag worden zo ontworpen dat de uitloging van schadelijke stoffen in de bodem maximaal wordt voorkomen. De minister kan normen vastleggen voor de uitloging van schadelijke stoffen uit het kunstgrasveld en de onderlaag. De minister kan ook termijnen vastleggen waarbinnen bestaande kunstgrasvelden moeten voldoen aan de uitlogingsnormen.
Artikel 5.3.6.3
De kunstgrasvelden, ingestrooid met rubbergranulaat van gerecycleerde afvalbanden, moeten altijd vrij van rottend plantenafval worden gehouden.
Het rubbergranulaat dat verspreid raakt in de omgeving rond het kunstgrasveld, moet regelmatig worden opgeveegd en opgeruimd.
Artikel 5.3.6.4
Bij vervanging van de kunstgrasmat moet worden gecontroleerd of de onderlaag nog een compacte structuur heeft. Scheurvormingen of onregelmatigheden moeten hersteld worden.
De onderlaag moet worden vervangen wanneer de belasting met schadelijke stoffen te hoog is. De minister kan hiervoor normen vastleggen
Bij afdanking van de kunstgrasvelden moeten alle componenten waaronder het rubbergranulaat, de kunstgras-matten en de onderlaag afgevoerd worden naar inrichtingen die vergund zijn voor de verwerking van dergelijke afvalstoffen.
Onderafdeling 5.3.7 Voorwaarden voor het gebruik van afvalbanden als afdekmateriaal op voedersilo?s
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.7 (art. 5.3.7.1.) ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Artikel 5.3.7.1
Afvalbanden mogen worden gebruikt als afdekmateriaal op voedersilo’s onder de volgende voorwaarden :
- 1°
- het aantal silobanden dat aanwezig is op een landbouwbedrijf, moet in verhouding staan tot het aantal banden dat nodig is om de voedersilo’s van dat bedrijf af te dekken;
- 2°
- als de banden op een bepaald moment niet gebruikt worden als afdekmateriaal op de voedersilo’s, moeten ze ordelijk worden gestapeld op een vloeistofdichte vloer.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Onderafdeling 5.3.8 Voorwaarden voor het beheer van kabels en leidingen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.8 (art. 5.3.8.1 - art. 5.3.8.3) ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.8.1
Deze onderafdeling is van toepassing op alle infrastructuur die bestemd is voor de transit, het transport, de transmissie of de distributie van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, energie of informatie, hierna genoemd kabels en leidingen, die zich bevinden onder, op of boven het openbaar domein. [Ze geldt evenwel niet als de kabels of leidingen deel uitmaken van een ingedeelde inrichting of activiteit zoals vermeld in artikel 5.1.1, 8°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]. Ze geldt eveneens niet voor vervoersinstallaties die vallen onder de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere, door middel van leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 105 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Artikel 5.3.8.2
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke bepalingen neemt de kabel- en leidingbeheerder die een kabel of leiding definitief buiten dienst stelt volgens afnemende prioriteit, de volgende initiatieven voor het beheer van die kabel of leiding:
- 1°
- ze hergebruikt de kabel of leiding of delen ervan voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, eventueel op een andere locatie;
- 2°
- ze hergebruikt de onderscheiden stoffen of materialen waaruit die kabel of leiding bestaat;
- 3°
- ze neemt de kabel of leiding weg die zichtbaar is in de opgebroken sleuf en beheert ze vervolgens volgens de regels die gelden voor het beheer van afvalstoffen;
- 4°
- ze laat de kabel of leiding ter plaatse nadat ze alle nodige maatregelen heeft genomen om schade en verontreiniging ten gevolge van de kabel of leiding of de aanwezigheid ervan te voorkomen;
- 5°
- ze neemt de kabels en leidingen weg wanneer geen van de vorige initiatieven aangewezen is.
Het bepalen van de te nemen maatregelen en de uitvoering ervan gebeurt met toepassing van de best beschikbare technieken. Daarbij houdt men in het bijzonder rekening met de gevaarseigenschappen van de kabels en leidingen of van de stoffen of materialen waaruit ze bestaan, zowel in eigen beheer als in de onmiddellijke nabijheid.
De kabel- en leidingbeheerder informeert de beheerder van het openbaar domein over de initiatieven en maatregelen die overeenkomstig het eerste lid worden genomen en over de termijn waarbinnen die worden uitgevoerd. De termijn mag, als de kabels en leidingen overeenkomstig het eerste lid, 3° en 5° weggenomen worden, niet meer dan 36 maanden bedragen na het definitief buiten dienst stellen van de kabel of leiding, tenzij de openbaar domeinbeheerder verzoekt de termijn te verlengen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.8.3
Kabels en leidingen die met toepassing van artikel 5.3.8.2, eerste lid, 4°, ter plaatse worden gelaten, worden geļnventariseerd overeenkomstig het KLIP-decreet van 14 maart 2008.
De kabel- en leidingbeheerder blijft verantwoordelijk voor het beheer van die kabels en leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.9 Voorwaarden voor het verstoken van gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 1-, 2- en 3-materiaal
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.9 (art. 5.3.9.1) ingevoegd bij art. 41 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.9.1
Gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 1-, 2- en 3-materiaal mogen verstookt worden als aan al de volgende criteria voldaan wordt:
- 1°
- de dierlijke vetten ontstaan in een conform verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 erkende verwerkingsinstallatie;
- 2°
- de verbrandingsinstallatie waarin de dierlijke vetten als brandstof verstookt of verbrand worden, is vergund en erkend voor het verstoken of het verbranden van dierlijke vetten;
- 3°
- voor de gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 3-materiaal werd conform artikel 4.5.3 van dit besluit een afwijking op het verbrandingsverbod verkregen.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- 1°
- categorie 1-materiaal: categorie 1-materiaal als vermeld in artikel 8 van de verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002;
- 2°
- categorie 2-materiaal: categorie 2-materiaal als vermeld in artikel 9 van de verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 41 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Onderafdeling 5.3.10 Voorwaarden voor het gebruik van boerderijcompost als meststof of als bodemverbeterend middel
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.10 (art. 5.3.10.1) ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.10.1
Artikel 2.3.1.3./2, § 2 is niet van toepassing op boerderijcompost verkregen uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met bedrijfseigen stalmest, gecomposteerd worden, en de boerderijcompost vervolgens op de bedrijfseigen landbouwgronden wordt gebruikt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 63 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.11 Voorwaarden voor het gebruik van draagtassen voor eenmalig gebruik
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.11 (art. 5.3.11.1 - art. 5.3.11.2) ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.11.1
Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen voor eenmalig gebruik is verboden bij aankoop in de detailhandel. De bijdrage per draagtas moet zichtbaar worden gemaakt aan de consument. Onder detailhandel moet worden verstaan elk verkooppunt en elke vorm van verkoop aan consumenten, al dan niet overdekt.
De minister kan op het verbod, vermeld in het eerste lid, uitzonderingen met een vastgelegde duurtijd voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiėne, behandeling of veiligheid van bepaalde producten of vormen van verkoop wanneer er geen gepaste alternatieven beschikbaar zijn. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de draagtassen, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.11.2
Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot zes maanden na de inwerkingtreding van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Onderafdeling 5.3.12 Voorwaarden voor het gebruik van cateringmateriaal
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.12 (art. 5.3.12.1 - art. 5.3.12.3) ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Artikel 5.3.12.1
Vanaf 15 juni 2023 is het serveren van drank in recipiėnten voor eenmalig gebruik bij evenementen verboden, met uitzondering van petflessen en blikjes als de eventorganisator daarvoor in een systeem voorziet dat garandeert dat minstens 95 % van die eenmalige recipiėnten gescheiden wordt ingezameld voor recyclage.
Voor evenementen, vermeld in het eerste lid, georganiseerd in 2023 kan de minister uitzonderingen voorzien als de eventorganisator kan aantonen dat ondanks tijdige en behoorlijke inspanningen voor een bepaald evenement er onvoldoende capaciteit aan herbruikbare recipiėnten en/of wasfaciliteiten beschikbaar is.
De uitzondering, vermeld in het eerste lid, vervalt vanaf 1 januari [2030].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 6 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 20 december 2024 (BS 27 december 2024 (ed. 2)).
Artikel 5.3.12.2
Vanaf 1 januari 2020 is het voor Vlaamse overheden en lokale besturen in hun eigen werking en door hen georganiseerde evenementen verboden drank te serveren in recipiėnten voor eenmalig gebruik. Vanaf 1 januari 2022 is dit verbod ook van toepassing op het aanbieden van bereide voedingsmiddelen in cateringmateriaal voor eenmalig gebruik.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Artikel 5.3.12.3
De minister kan uitzonderingen voorzien op [artikel 5.3.12.1, 5.3.12.2 en 5.3.12.2/1] als het verbod in kwestie voor bepaalde types cateringmateriaal in bepaalde toepassingen niet zal leiden tot milieuwinst.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 64 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.12.4
Bij het gebruik van herbruikbare recipiėnten en herbruikbaar cateringmateriaal, met uitzondering van recipiėnten uit glas en porselein, is het verplicht om in een systeem te voorzien dat garandeert dat minstens 90 % van deze recipiėnten en dit cateringmateriaal wordt ingezameld voor hergebruik. Bij evenementen is dit de verantwoordelijkheid van de eventorganisator.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.13 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afvalzakken
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.13 (art. 5.3.13.1) ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.13.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen afvalzakken die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2021.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in afvalzakken is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2021, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2025, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen.
[Het verbod is niet van toepassing op de treklinten van de afvalzak die dienen om de afvalzak te sluiten.]
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen dient het gedeclareerde gehalte gerecycleerde kunststoffen bewezen te worden door een gecertificeerd management systeem (zoals QA-CER of gelijkwaardig) dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die oorsprong en gehalte gerecycleerde kunststoffen in de zakken garandeert.
§ 2
Op het verbod vermeld in § 1 gelden volgende uitzonderingen:
- 1°
- biodegradeerbare afvalzakken bestemd voor groen- of gft-afval;
- 2°
- afvalzakken bestemd voor risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.3, en afvalzakken bestemd voor niet-risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.5;
- 3°
- afvalzakken bestemd voor asbesthoudende materialen;
- 4°
- afvalzakken bestemd voor bouwpuin.
De minister kan bijkomende uitzonderingen voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiėne of veiligheid. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de afvalzakken, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen.
§ 3
Het gebruik van kunststoffen afvalzakken zonder gerecycleerde kunststoffen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot maximaal 6 maanden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Wetshistoriek
§ 1, lid 2 gewijzigd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.13.2
Onverminderd de bepaling in art. 5.3.13.1, is het vanaf 1 januari 2022 verboden voor afvalstoffenproducenten om niet-transparante afvalzakken te gebruiken bij het aanbieden van bedrijfsrestafval in containers. Tot 1 januari 2023 geldt dit verbod enkel voor afvalzakken met een inhoud groter dan 60 liter, daarna voor alle afvalzakken.
[Het eerste lid geldt niet voor afvalzakken die gebruikt worden op schepen en niet voor afvalzakken die gebruikt worden voor risicohoudend of niet-risicohoudend medisch afval.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 62 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.14 Voorwaarden voor het gebruik van stickers op groenten en fruit
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.14 (art. 5.3.14.1) ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.14.1
Het is verboden om stickers te gebruiken op groenten en fruit, tenzij de stickers industrieel composteerbaar of thuiscomposteerbaar zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2021 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.15 Voorwaarden voor het gebruik van houtsnippers als bodembedekker
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.15 (art. 5.3.15.1) ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.15.1
§ 1
Het gebruiken van houtsnippers als bodembedekker buiten landbouwgebieden is alleen toegelaten als de houtsnippers geproduceerd zijn uit:
- 1°
- hout en schors die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten;
- 2°
- houtresten en schors, die afkomstig zijn van de eerste bewerking van boomstammen, die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten.
§ 2
De bodembedekker mag niet worden geproduceerd uit:
- 1°
- gras, bladeren, naalden en haagscheersel;
- 2°
- houtafval dat afkomstig is van bouw- en sloopactiviteiten, verpakkingen en houtverwerkende industrie.
§ 3
Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op particulieren die groenafval uit het onderhoud van de eigen tuin, in hun eigen tuin terug toepassen als bodembedekker.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.16 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.16 (art. 5.3.16.1) ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.16.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75 % bestaan uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75 % bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in het compostvak of compostbak garandeert.
§ 2
Het verbod, vermeld in paragraaf 1, geldt niet voor de bewegende delen van de compostbak of het compostvat.
§ 3
Bestaande compostbakken en compostvaten die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen compostbakken en compostvaten uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.17 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.17 (art. 5.3.17.1) ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.17.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 50 % vanaf 1 januari 2024, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 80 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de rolcontainer voor afval garandeert.
§ 2
Het verbod, vermeld in paragraaf 1, is alleen geldig voor de romp van de rolcontainer voor afval en niet voor het deksel, het onderstel en de wielen.
§ 3
Bestaande kunststoffen rolcontainers voor afval die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen rolcontainers voor afval uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.18 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays.
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.18 (art. 5.3.18.1) ingevoegd bij art. 70 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.18.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die gebruikt worden voor het opkweken van bloemen en planten, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2024, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2026, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kweekpotten, kweektrays en plantentrays garandeert.
§ 2
Kweekpotten, plantentrays en kweektrays die als verpakking worden ingezet, vallen niet onder het verbod.
Bestaande kweekpotten, plantentrays en kweektrays die voor een eerste keer in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen kweekpotten, plantentrays en kweektrays uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 70 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.19 Voorwaarden voor het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.19 (art. 5.3.19.1) ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.19.1
§ 1
Het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte, waarbij de kunststofonderdelen niet geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75 % bestaan uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75 % bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststofonderdelen van het meubilair garandeert.
§ 2
Verbindingselementen in kunststof die bestemd zijn om de verschillende onderdelen van het meubilair met elkaar te verbinden tot één structureel geheel, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
§ 3
Bestaand meubilair met kunststoffen onderdelen voor de openbare buitenruimte dat al in gebruik genomen is voor 1 januari 2024, valt niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Meubilair met kunststoffen onderdelen uit bestaande voorraden dat aangekocht is voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mag nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.20 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen geluidsschermen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.20 (art. 5.3.20.1) ingevoegd bij art. 72 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.20.1
§ 1
Het gebruik van niet-transparante kunststoffen geluidsschermen voor buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 80 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die de foorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen geluidsschermen garandeert.
§ 2
Bestaande kunststoffen geluidsschermen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen geluidsschermen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 72 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.21 Voorwaarden voor het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.21 (art. 5.3.21.1) ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.21.1
§ 1
Het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2027.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 20 % vanaf 1 januari 2027.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen buizen voor de afvoer van regenwater en afvalwater garandeert.
§ 2
Bestaande drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de overheid, die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.22 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.22 (art. 5.3.22.1) ingevoegd bij art. 74 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.22.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 50 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2028, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen garandeert.
§ 2
Bestaande kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen voor buitentoepassingen uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 74 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.23 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen raamsystemen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.23 (art. 5.3.23.1) ingevoegd bij art. 75 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.23.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen raamsystemen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet gedeeltelijk geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
De kunststoffen raamsystemen moeten gemiddeld over de totale hoeveelheid kunststoffen in het raamsysteem, voor minimaal 30 % uit gerecycleerde kunststoffen bestaan vanaf 1 januari 2026.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen raamprofielen garandeert.
§ 3
Bestaande kunststoffen raamsystemen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen raamsystemen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 75 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).