Meer info
     

20/08/2012 Code van goede praktijk voor rioleringen
Ministerieel besluit van 20 augustus 2012 tot vaststelling van de code van goede praktijk voor het ontwerp en de aanleg van rioleringssystemen

1.6 Niet-ingedeelde inrichtingen

Het lozen van huishoudelijk afvalwater is conform Vlarem I, ingedeeld in rubriek 3 van de indelingslijst. Er is een uitzondering voorzien voor:
het lozen van huishoudelijk afvalwater afkomstig van woongelegenheden met inbegrip van eventueel bijhorende afvalwaterzuiveringsinstallaties
het lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met inbegrip van de eventueel bijbehorende afvalwaterzuiveringsinstallatie voor zover die niet meer bedraagt dan 600 m3/jaar.
De meeste huishoudelijke lozingen zijn dan ook niet ingedeeld en vallen onder toepassing van hoofdstuk 6 van Vlarem II.
In art. 6.2.2.1.2 wordt de aansluitplicht voor huishoudelijk afvalwater duidelijk omschreven. Zo is de lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater verboden wanneer de openbare weg van openbare riolering is voorzien en is het verboden huishoudelijk afvalwater te lozen in het gedeelte van een gescheiden stelsel dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater. Er is dus een absolute aansluitplicht zodra riolering aanwezig is.
Voor wat betreft de lozing van niet-verontreinigd bemalingswater geniet het de voorkeur om dit opnieuw in de bodem te brengen. Wanneer dit niet mogelijk is, moet het niet-verontreinigd bemalingswater geloosd worden in een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een leiding voor hemelwater. Het lozen in de openbare riolering is slechts toegestaan wanneer het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk is zich op een andere manier van het water te ontdoen.

1.6.1 Het centrale gebied en het collectief geoptimaliseerde buitengebied

Indien een woning gelegen is in het centraal gebied of het collectief geoptimaliseerd buitengebied, dan is er in de straat een afvalwaterriolering aanwezig die verbonden is of op korte termijn verbonden zal zijn met een operationele waterzuiveringsinstallatie. In dit gebied is het verboden om het huishoudelijk afvalwater te lozen in de gewone oppervlaktewateren of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in een gedeelte van een gescheiden stelsel dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater.
Aansluiting gebeurt bij voorkeur rechtstreeks op de riolering. Indien de gemeente het omwille van de afwateringssituatie of de zuiveringstechnologie noodzakelijk acht, kan zij de verplichting van een voorbehandelingsinstallatie (septische put) opleggen.

1.6.2 Het collectief te optimaliseren buitengebied

Indien een gebouw gelegen is in het collectief te optimaliseren buitengebied, dan is er momenteel nog geen aansluiting van het afvalwater voorzien op een operationele waterzuiveringsinstallatie. In dat geval zijn er drie mogelijke situaties:
lozing in een riool die nog niet is aangesloten op een zuiveringsinstallatie;
lozing in een gracht;
indirecte lozing in de bodem (sterfput).
De lozingsnormen in deze zone zijn analoog aan deze van het individueel te optimaliseren buitengebied. Aangezien in deze zone op termijn een collectieve zuivering van het afvalwater (via riolering) wordt voorzien, wordt in Vlarem gesteld dat geacht wordt aan deze voorwaarden te zijn voldaan door de bouw van een septische put waar zowel het grijs als het zwart afvalwater wordt op aangesloten. Indien reeds een riolering aanwezig is, moet de overloop van de septische put hierop worden aangesloten. De noodzakelijke afkoppeling van de septische put na overgang naar het collectief geoptimaliseerd buitengebied is afhankelijk van de afwateringssituatie of de aard van de zuiveringstechnologie. Deze noodzaak wordt vastgelegd door de rioolbeheerder.
De in dit gebied reeds aanwezige IBA's kunnen in werking blijven maar na de aanleg van de riolering in de straat moet het afvalwater rechtstreeks worden aangesloten op de riolering en de installatie worden afgekoppeld.

1.6.3 Het individueel te optimaliseren buitengebied

Indien een gebouw gelegen is in het individueel te optimaliseren buitengebied, is er geen aansluiting op een operationele afvalwaterzuiveringsinstallatie. Er kunnen zich drie situaties voordoen:
lozing in een riool die niet is aangesloten op een zuiveringsinstallatie;
lozing in een gracht;
indirecte lozing in de bodem (sterfput).
In deze zone zal op termijn elk gebouw/woning moeten worden uitgerust met een IBA.
In het kader van het afleveren van een bouwvergunning voor het bouwen (nieuwbouw) of herbouwen (niet gedefinieerd in Vlarem II, wel in de stedenbouwkundige wetgeving) moet onmiddellijk een IBA worden geïnstalleerd.
Voor bestaande woningen is de timing afhankelijk van de voorwaarden die geldig waren vóór de vaststelling van het zoneringsplan. Indien de huidige voorwaarden strenger zijn, wordt een overgangstermijn voorzien. Deze termijn zal worden bepaald in het gebiedsdekkende uitvoeringsplan. Reeds bestaande IBA's die voldoen aan de huidige milieuwetgeving kunnen behouden blijven.
Indien in het gebouw slechts sporadisch afvalwater wordt geproduceerd kan men eveneens opteren voor een gesloten opvangsysteem (waterdicht en zonder overloop naar een oppervlaktewater) met periodieke ophaling.