Meer info
     

29/04/1958 Verdrag territoriale zee en aansluitende zone
Verdrag van 29 april 1958 inzake de territoriale zee en de aansluitende zone

Onderafdeling A Regels welke van toepassing zijn op alle schepen

Artikel 14
1.
Onder voorbehoud van de bepalingen van deze artikelen, genieten schepen van alle Staten, ongeacht of zij kuststaten zijn of niet, het recht van onschuldige doorvaart door de territoriale zee.
2.
Doorvaart betekent het varen door de territoriale zee, hetzij zonder de bedoeling de binnenwateren binnen te varen, hetzij met de bedoeling de binnenwateren binnen te varen of vanuit de binnenwateren de volle zee te bereiken.
3.
Doorvaart omvat het stoppen en voor anker gaan, doch alleen voor zover zulks een onderdeel vormt van de normale navigatie of noodzakelijk wordt als gevolg van overmacht of van het feit dat het schip in nood verkeert.
4.
De doorvaart is onschuldig zolang zij geen gevaar oplevert voor de vrede, de goede orde of de veiligheid van de kuststaat. Een zodanige doorvaart moet plaats vinden overeenkomstig deze artikelen en de andere regelen van het volkenrecht.
5.
Doorvaart van vreemde vissersvaartuigen wordt niet als onschuldig beschouwd, indien zij zich niet houden aan de wetten en voorschriften die de kuststaat mocht hebben uitgevaardigd en openbaar gemaakt om te voorkomen, dat deze vissersvaartuigen in de territoriale zee vissen.
6.
Onderzeeboten zijn verplicht aan de oppervlakte te varen en hun vlag te tonen.

Artikel 15
1.
De kuststaat mag de onschuldige doorvaart door de territoriale zee niet belemmeren.
2.
De kuststaat is verplicht voldoende bekendheid te geven aan alle hem bekende gevaren voor de navigatie in zijn territoriale zee.

Artikel 16
1.
De kuststaat kan binnen zijn territoriale zee de maatregelen nemen welke nodig zijn om een doorvaart die niet onschuldig is, te voorkomen.
2.
In het geval van schepen die op weg zijn naar de binnenwateren, heeft de kuststaat eveneens het recht de maatregelen te nemen welke noodzakelijk zijn om te voorkomen, dat inbreuk wordt gemaakt op de voorwaarden waaraan de toelating van die schepen tot de binnenwateren is onderworpen.
3.
Met inachtneming van de bepalingen van lid 4 kan de kuststaat, zonder onderscheid te maken tussen schepen van vreemde nationaliteit, in bepaalde gebieden van zijn territoriale zee de uitoefening van het recht van onschuldige doorvaart van vreemde schepen tijdelijk opschorten, indien die opschorting onontbeerlijk is voor de bescherming van zijn veiligheid. Een zodanige opschorting wordt slechts van kracht nadat zij op behoorlijke wijze is bekendgemaakt.
4.
Het recht van onschuldige doorvaart van vreemde schepen mag niet worden opgeschort in zeestraten die gebruikt worden voor de internationale scheepvaart tussen een bepaald deel van de volle zee en een ander deel van de volle zee dan wel de territoriale zee van een vreemde Staat.

Artikel 17
Vreemde schepen die gebruik maken van het recht van onschuldige doorvaart, dienen zich te houden aan de wetten en voorschriften welke door de kuststaat zijn of worden uitgevaardigd in overeenstemming met deze artikelen en de andere regelen van het volkenrecht, en, in het bijzonder, aan de wetten en voorschriften die betrekking hebben op vervoer en scheepvaart.