Meer info
     

12/07/2013 Onroerenderfgoeddecreet
Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed

Artikel 5.4.1

Voorafgaand aan het [aanvragen] van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen moet een archeologienota zoals vermeld in artikel 5.4.8 en artikel 5.4.12 opgesteld en [gemeld] worden in volgende situaties:
aanvragen met betrekking tot percelen die gelegen zijn in een voorlopig of definitief beschermde archeologische site;
aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de [vergunningsplichtige] ingreep in de bodem 100 m2 of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 300 m2 of meer bedraagt en waarbij de betrokken percelen geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones;
aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de [vergunningsplichtige] ingreep in de bodem 1000 m2 of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 3000 m2 of meer bedraagt en waarbij de percelen volledig gelegen zijn buiten archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones.
Voor de toepassing van dit artikel op terreinen zonder kadastraal nummer geldt de totale oppervlakte van de hele werf van het te vergunnen werk.
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt van die verplichting vrijgesteld:
indien de aanvraag volledig betrekking heeft op een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt [of waar onderzoek van het archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert], zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;
indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden aan bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden binnen een archeologische zone, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones, waarbij de oppervlakte van de [vergunningsplichtige] ingreep in de bodem buiten het gabarit van de bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden minder dan 100 m2 beslaat;
indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden aan bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden buiten een archeologische zone, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones en buiten een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, waarbij de oppervlakte van de [vergunningsplichtige] ingreep in de bodem buiten het gabarit van de bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden minder dan 1000 m2 beslaat, wanneer de lijninfrastructuur waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd meer dan 1000 meter bedraagt;
indien de aanvrager een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon is, de totale oppervlakte van de [vergunningsplichtige] ingreep in de bodem minder dan 5000 m2 beslaat, en de betrokken percelen volledig gelegen zijn buiten woongebied of recreatiegebied en buiten archeologische zones opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones en buiten beschermde archeologische sites;
indien de handelingen louter betrekking hebben op verbouwingswerken of vernieuwbouw, zonder bijkomende [vergunningsplichtige] ingreep in de bodem;
indien de handelingen louter betrekking hebben op de regularisatie van vergunningsplichtige projecten, overeenkomstig artikel 81 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en alle [vergunningsplichtige] ingrepen in de bodem al zijn uitgevoerd;
indien de stedenbouwkundige aanvraag kadert in verbeterd bodembeheer en uitsluitend betrekking heeft op een reliëfwijziging in agrarisch gebied, niet gelegen in een archeologische zone zoals opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones of een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, als gevolg van een afgraving van teelaarde tot 40 cm en de latere toevoeging met dezelfde teelaarde;
[indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden binnen het gabarit van bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden;]
[indien de aanvraag geheel betrekking heeft op percelen binnen het grondgebied van een erkende onroerenderfgoedgemeente waarvoor de gemeenteraad in een gemeentelijk reglement een vrijstelling heeft voorzien [...]. De vrijstellingen in het gemeentelijk reglement zijn gebaseerd op onderzoek naar de archeologische situatie in de betrokken gemeente door een erkende archeoloog in dienst van de erkende onroerenderfgoedgemeente [...].]
De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor deze vrijstellingen bepalen.
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen kan een [archeologienota waarvan al akte is genomen] indienen als de aanvraag betrekking heeft op hetzelfde perceel of dezelfde percelen en als de ingreep in de bodem van de te vergunnen werken overeenkomt met de ingreep in de bodem van de [vergunningsplichtige] werkzaamheden die [in de archeologienota waarvan akte is genomen] zijn omschreven. Als er in de archeologienota een archeologische opgraving werd opgelegd, moet deze zijn uitgevoerd en moet daarover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd. In het geval dat er gebruik is gemaakt van onderafdeling 7 van deze afdeling, moet de [nota waarvan akte is genomen] zijn uitgevoerd. Als er in de nota een archeologische opgraving wordt opgelegd, moet daarover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd.
[In het derde lid wordt verstaan onder gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt of waar onderzoek van archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert: de gebieden waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat ze met hoge waarschijnlijkheid geen archeologische waarde hebben, of waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat verder onderzoek van de aanwezige archeologische site en artefacten geen relevante kenniswinst oplevert.]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 3 Decr.Vl. 7 juli 2017 (BS 18 juli 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 11).
Lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 10, 1° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)));
2° gewijzigd bij art. 10, 2° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)));
3° gewijzigd bij art. 10, 3° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1))).
Lid 3:
1° gewijzigd bij art. 24, 1° Decr.Vl. 10 juni 2022 (BS 4 oktober 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 93 B.Vl.Reg. 2 september 2022 (BS 11 oktober 2022));
2° tot 4° gewijzigd bij art. 10, 4° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)));
5° gewijzigd bij art. 10, 5° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)));
6° gewijzigd bij art. 10, 6° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)));
8° ingevoegd bij art. 10, 7° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)));
9° ingevoegd bij art. 10, 7° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1))) en gewijzigd bij art. 24, 2° Decr.Vl. 10 juni 2022 (BS 4 oktober 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 93 B.Vl.Reg. 2 september 2022 (BS 11 oktober 2022)).
Lid 5 gewijzigd bij art. 10, 8° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1))).
Lid 6 ingevoegd bij art. 24, 3° Decr.Vl. 10 juni 2022 (BS 4 oktober 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 93 B.Vl.Reg. 2 september 2022 (BS 11 oktober 2022)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 10 Decr.Vl. 7 juli 2017 (BS 18 juli 2017);
art. 69 tot 71 Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018).
Voorgeschiedenis
Lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 9, 1° Decr.Vl. 15 juli 2016 (BS 2 september 2016), met ingang van 1 januari 2017 (art. 39 B.Vl.Reg. 16 december 2016 (BS 23 december 2016)) en bij art. 371 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 7 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)).
Lid 3:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 371 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 797 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)));
1° gewijzigd bij art. 9, 2° Decr.Vl. 15 juli 2016 (BS 2 september 2016), met ingang van 1 januari 2017 (art. 39 B.Vl.Reg. 16 december 2016 (BS 23 december 2016)).
Lid 6 gewijzigd bij art. 371 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 7 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)).