[De bewindvoerder deelt binnen een maand na de beëindiging van zijn opdracht een eindverslag, opgesteld overeenkomstig artikel 498/3, § 1, derde lid, en/of 498/3, § 2, tweede lid, mee aan de vrederechter, aan de persoon ten aanzien van wie de rechterlijke beschermingsmaatregel is beëindigd of aan de nieuwe bewindvoerder. Het verslag wordt in laatstgenoemd geval eveneens meegedeeld aan de beschermde persoon en diens vertrouwenspersoon.] De vrederechter kan de bewindvoerder er evenwel van ontslaan om dit verslag over te zenden aan de beschermde persoon, voor zover deze niet in staat is ervan kennis te nemen.
[De vrederechter gaat na of het verslag voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 497/8. Naargelang van het resultaat keurt hij het verslag goed of weigert hij het. In voorkomend geval wordt melding gemaakt van de reden voor de weigering om het verslag goed te keuren.]
[...]
Het verslag [wordt] bij het in artikel 1253 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde administratief dossier gevoegd.