25/04/2014 Decreet omgevingsvergunning
Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Afdeling 2 Gewone vergunningsprocedure
Onderafdeling 1 Ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek
Artikel 18
De vergunningsaanvraag wordt per beveiligde zending ingediend bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15.
[...]
[...]
De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van de vergunningsaanvraag.
Wetshistoriek
Leden 2 en 3 opgeheven bij art. 138 Decr.Vl. 26 april 2019 (BS 19 juni 2019).
Voorgeschiedenis
Lid 2 vervangen bij art. 37 Decr.Vl. 15 juli 2016 (BS 29 juli 2016), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
Lid 3 ingevoegd bij art. 117 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)).
Artikel 19
De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, [of de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar] onderzoekt de vergunningsaanvraag op haar ontvankelijkheid en volledigheid.
Als de vergunningsaanvraag onvolledig is, kan de bevoegde overheid, [de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde] de vergunningsaanvrager per beveiligde zending vragen om de ontbrekende gegevens of documenten aan de aanvraag toe te voegen en de termijn bepalen waarbinnen dit moet gebeuren.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 118, 1° en 2° Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
Artikel 20
Als met toepassing van artikel 4.3.3, § 2, van het DABM bij de vergunningsaanvraag een project-m.e.r-screeningsnota is gevoegd, onderzoekt de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, [of de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar] die nota en beslist of er over het project een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
[Als de aanvraag door de bevoegde overheid zelf wordt ingediend, dan verricht de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar de in het eerste lid vermelde taken.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 119, 1° en 2° Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
Artikel 21
Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 19 en 20, wordt bij beveiligde zending aan de aanvrager meegedeeld binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de datum waarop de vergunningsaanvraag is ingediend hetzij na de ontvangst van de ontbrekende gegevens of documenten.
De beslissing dat er voor het project een milieueffectrapport moet worden opgesteld, heeft van rechtswege de onvolledigheid van de vergunningsaanvraag en de stopzetting van de vergunningsprocedure tot gevolg.
[Als het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 20, niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, aan de indiener van de vergunningsaanvraag is verzonden, doet de bevoegde vergunningverlenende overheid binnen een termijn van negentig dagen vanaf de dag na de datum waarop de vergunningsaanvraag is ingediend hetzij na de ontvangst van de ontbrekende gegevens of documenten uitdrukkelijk uitspraak of er een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Als zij beslist dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld verklaart zij de vergunningsaanvraag onvolledig en zonder voorwerp en wordt de procedure stopgezet.
Tegen de beslissing dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld, de vergunningsaanvraag onvolledig en zonder voorwerp is en tegen de stopzetting van de procedure kan geen administratief beroep als vermeld in hoofdstuk 3 worden ingesteld.]
Als de bevoegde overheid, vermeld in artikel 20, beslist dat er een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld, kan de aanvrager een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting indienen bij de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 4.3.3, § 3 tot en met § 9, van het DABM. De beslissing van de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.3.3, § 6, van hetzelfde decreet, is bindend voor de bevoegde overheid, vermeld in artikel 20.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 131 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015), met ingang van 23 februari 2017 (art. 183).
Artikel 22
Als de overheid waarbij de vergunningsaanvraag is ingediend, vaststelt dat ze niet bevoegd is voor de aanvraag, stuurt ze die aanvraag onmiddellijk door naar de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15. De overheid waarbij de vergunningsaanvraag is ingediend, brengt de aanvrager er tegelijkertijd van op de hoogte dat de aanvraag is doorgestuurd. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, behandelt vervolgens de vergunningsaanvraag.
Voor de toepassing van dit decreet geldt de datum waarop de overheid de vergunningsaanvraag doorstuurt naar de bevoegde overheid als de datum waarop de aanvraag is ingediend.
Onderafdeling 2 Onderzoek van het project
Artikel 23
Er wordt een openbaar onderzoek georganiseerd over de vergunningsaanvraag.
Gedurende het openbaar onderzoek kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren indienen.
[Als de vergunningsaanvraag een milieueffectrapport of omgevingsveiligheidsrapport over een project omvat, behandelt het openbaar onderzoek ook de inhoud van dat rapport, tenzij dit rapport al goedgekeurd en nog actueel is.]
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek. Ze kan de vergunningsaanvragen bepalen waarvoor het openbaar onderzoek een informatievergadering omvat alsook de nadere regels voor de organisatie van die informatievergadering.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 132 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015), met ingang van 23 februari 2017 (art. 183).
Artikel 24
De Vlaamse Regering wijst de adviesinstanties aan die over een vergunningsaanvraag advies verlenen.
Het advies van het college van burgemeester en schepenen of van de gemeentelijke omgevingsambtenaar op het ambtsgebied waarvan de vergunningsaanvraag betrekking heeft, wordt altijd ingewonnen als de deputatie of de Vlaamse Regering de bevoegde overheid is tenzij:
- 1°
- de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
- 2°
- de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Artikel 25
In de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt, vraagt de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, [de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde.] het advies van de provinciale of de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 16, § 1. De provinciale of de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie vraagt de adviesinstanties, vermeld in artikel 24, eerste lid, en in voorkomend geval het college van burgemeester en schepenen of de gemeentelijke omgevingsambtenaar, vermeld in artikel 24, tweede lid, om advies.
Als er geen advies van een omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 16, § 1, vereist is, vraagt de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, [de gemeentelijke, provinciale of gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde.] de adviesinstanties en in voorkomend geval het college van burgemeester en schepenen of de gemeentelijke omgevingsambtenaar, vermeld in artikel 24, om advies.
Als met toepassing van het eerste lid, een advies van een omgevingsvergunningscommissie als vermeld in artikel 16, § 1, vereist is, verlenen de adviesinstanties en in voorkomend geval het college van burgemeester en schepenen of de gemeentelijke omgevingsambtenaar, vermeld in artikel 24, hun advies aan de omgevingsvergunningscommissie. Die commissie verleent een geïntegreerd advies.
Wetshistoriek
Leden 1 en 2 gewijzigd bij art. 120 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
Artikel 26
De Vlaamse Regering stelt de adviestermijnen vast en kan de elementen bepalen waarop de adviezen moeten ingaan.
Als geen advies wordt uitgebracht binnen de vastgestelde termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.
Artikel 27
De vergunningsaanvrager kan vragen om door de provinciale of de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie gehoord te worden.
Artikel 27/1
Als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat met een netto handelsoppervlakte van meer dan 20.000 vierkante meter, gelegen op een afstand van minder dan twintig kilometer van een ander gewest of van verschillende andere gewesten, en het college van burgemeester en schepenen of de deputatie de bevoegde overheid is, dan brengt de gemeentelijke of provinciale omgevingsambtenaar de Vlaamse Regering hiervan met een beveiligde zending op de hoogte, met het oog op de vervulling van de verplichtingen, opgenomen in artikel 6, § 5bis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 Decr.Vl. 15 juli 2016 (BS 29 juli 2016), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
Artikel 28
[Tenzij het milieueffectrapport of het omgevingsveiligheidsrapport al goedgekeurd en nog actueel is, maakt de afdeling bevoegd voor milieueffectrapportage en veiligheidsrapportage haar beslissing over de goedkeuring of afkeuring van dit rapport bekend met toepassing van artikel 4.3.8, § 3, en artikel 4.5.7, § 3, van het DABM.]
Als de afdeling bevoegd voor milieueffectrapportage en veiligheidsrapportage het milieueffectrapport of omgevingsveiligheidsrapport afkeurt, dan wordt de vergunningsprocedure van rechtswege stopgezet.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 133 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015), met ingang van 23 februari 2017 (art. 183).
Artikel 29
[§ 1 ]
Als het college van burgemeester en schepenen de bevoegde overheid is, [en geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is] maakt de gemeentelijke omgevingsambtenaar voor elke beslissing over een vergunningsaanvraag een verslag op, dat deel uitmaakt van het vergunningendossier. Het verslag toetst de aanvraag [, in voorkomend geval,] aan de beoordelingsgronden [bepaald bij of krachtens:
- 1°
- titel IV van de VCRO;
- 2°
- titel V van het DABM;
- 3°
- het decreet van 15 juli betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid;
- 4°
- [het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.]
] Het verslag omvat in voorkomend geval een voorstel van antwoord op de tijdens het eventuele openbaar onderzoek ingediende standpunten, opmerkingen en bezwaren.
[De gemeentelijke omgevingsambtenaar stelt dit verslag ter beschikking van het college van burgemeester en schepenen uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde beslissingstermijn. Het college van burgemeester en schepenen geeft in haar motivering van de beslissing aan op welke wijze rekening wordt gehouden met het verslag. Als geen verslag wordt uitgebracht binnen de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde termijn, kan het college van burgemeester en schepenen aan de vereiste van een verslag voorbijgaan.]
[§ 2
Paragraaf 1 is van overeenkomstige toepassing op de deputatie en de provinciale omgevingsambtenaar.
]
Wetshistoriek
§ 1 genummerd bij art. 121, 1° Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)).
§ 1, lid 1:
- –
- inleidende bepaling gewijzigd bij art. 39, 1° en 2° Decr.Vl. 15 juli 2016 (BS 29 juli 2016), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)) en bij art. 121, 2° Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2));
- –
- 4° ingevoegd bij art. 121, 3° Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 2° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
§ 1, lid 2 ingevoegd bij art. 121, 4° Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)).
§ 2 ingevoegd bij art. 121, 5° Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 3° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
Artikel 30
Na het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 23, kan de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, op verzoek van de vergunningsaanvrager, toestaan dat er wijzigingen aan de vergunningsaanvraag worden aangebracht.
Het verzoek van de vergunningsaanvrager stelt de bevoegde overheid in staat om te oordelen of de wijzigingen geen afbreuk doen aan de bescherming van de mens of het milieu of de goede ruimtelijke ordening.
Als de bevoegde overheid toestaat dat er wijzigingen aan de vergunningsaanvraag worden aangebracht, dan wordt een openbaar onderzoek over de gewijzigde vergunningsaanvraag georganiseerd als voldaan is aan een van volgende voorwaarden:
- 1°
- de wijzigingen komen niet tegemoet aan de adviezen of aan de standpunten, opmerkingen en bezwaren die tijdens het openbaar onderzoek zijn ingediend;
- 2°
- de wijzigingen brengen kennelijk een schending van de rechten van derden met zich mee.
Als een openbaar onderzoek wordt georganiseerd over de gewijzigde vergunningsaanvraag, wint de bevoegde overheid, in voorkomend geval, het advies van de bevoegde omgevingsvergunningscommissie, vermeld in artikel 16, § 1, of de adviezen, vermeld in artikel 24, alsnog, dan wel een tweede keer in.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 122 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)).
Artikel 31
§ 1
Als de aanvraag de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg omvat, roept het college van burgemeester en schepenen, in voorkomend geval op verzoek van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, de gemeenteraad samen om te beslissen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg.
De gemeenteraad spreekt zich uit over de ligging, de breedte en de uitrusting van de gemeenteweg, en over de eventuele opname in het openbaar domein. Hierbij wordt rekening gehouden met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, en in voorkomend geval met het gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen. De gemeenteraad kan daarbij voorwaarden opleggen en lasten verbinden, die de bevoegde overheid in de eventuele vergunning opneemt.
§ 2
Als het college van burgemeester en schepenen niet de bevoegde overheid is die in eerste aanleg over de aanvraag beslist, dan bezorgt de gemeente de beslissing van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg binnen zestig dagen na het verzoek aan de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 70 Decr.Vl. 3 mei 2019 (BS 12 augustus 2019), met ingang van 1 september 2019 (art. 91).
Onderafdeling 2/1 Beroep tegen de beslissing van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg
Wetshistoriek
Opschrift onderafdeling 2/1 ingevoegd bij art. 71 Decr.Vl. 3 mei 2019 (BS 12 augustus 2019), met ingang van 1 september 2019 (art. 91).
Artikel 31/1
§ 1
Tegen het besluit van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg kan in het kader van een schorsend administratief beroep tegen de vergunningsbeslissing een georganiseerd administratief beroep worden ingesteld bij de Vlaamse Regering door de personen of instanties, vermeld in artikel 53. De vereiste, vermeld in artikel 53, tweede lid, is ook van toepassing op het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad.
Het beroep leidt tot de vernietiging van het bestreden besluit of tot de afwijzing van het beroep op grond van de onontvankelijkheid of de ongegrondheid ervan.
§ 2
Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid met een beveiligde zending ingediend bij de Vlaamse Regering binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op:
- 1°
- de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
- 2°
- de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
- 3°
- de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
De indiener van het beroep bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig met de beveiligde zending van het beroep aan de Vlaamse Regering, een afschrift van het beroepschrift met een beveiligde zending aan het college van burgemeester en schepenen en aan de bevoegde beroepsinstantie, vermeld in artikel 52.
§ 3
Het college van burgemeester en schepenen bezorgt het volledige dossier of een afschrift daarvan onmiddellijk na de ontvangst van het afschrift van het beroepschrift, aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken.
§ 4
De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het dossier, vermeld in paragraaf 3. Die termijn is een termijn van orde.
De Vlaamse Regering brengt de indiener van het beroepschrift, de bevoegde overheid en de gemeente onmiddellijk op de hoogte van haar beslissing.
§ 5
Het besluit van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg kan alleen worden vernietigd:
- 1°
- wegens strijdigheid met het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen;
- 2°
- wegens strijdigheid met de doelstellingen en principes, vermeld in artikel 3 en 4 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen, en in voorkomend geval het gemeentelijk beleidskader en afwegingskader, vermeld in artikel 6 van hetzelfde decreet;
- 3°
- wegens de niet-naleving van een substantiële vormvereiste.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 72 Decr.Vl. 3 mei 2019 (BS 12 augustus 2019), met ingang van 1 september 2019 (art. 91).
Onderafdeling 3 Beslissing over een vergunningsaanvraag
Artikel 32
§ 1
De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, neemt een beslissing over een vergunningsaanvraag binnen een termijn van:
- 1°
- honderdenvijf dagen als geen advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is;
- 2°
- honderdtwintig dagen als een advies van een omgevingsvergunningscommissie vereist is.
§ 2
De termijnen, vermeld in paragraaf 1, worden van rechtswege eenmalig met zestig dagen verlengd in de volgende gevallen:
- 1°
- als met toepassing van artikel 30, derde lid, een openbaar onderzoek georganiseerd wordt;
- 2°
- als toepassing wordt gemaakt van de administratieve lus, vermeld in artikel 13;
- 3°
- als de vergunningsaanvraag [de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg] omvat waarover de gemeenteraad beslissingsbevoegdheid heeft.
De mededeling van de termijnverlenging wordt aan de aanvrager verzonden vóór de einddatum van de normale beslissingstermijn.
§ 3
De termijnen, vermeld in paragraaf 1, gaan altijd in op de dag na de datum dat de vergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig wordt verklaard of, bij ontstentenis van een beslissing daarover, de dertigste dag na de datum waarop de aanvraag is ingediend [hetzij na de ontvangst van de ontbrekende gegevens of documenten].
§ 4
Als geen beslissing is genomen binnen de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde termijn, wordt de omgevingsvergunning geacht te zijn geweigerd.
In afwijking van het eerste lid, worden de termijnen, vermeld in paragraaf 1, als termijnen van orde beschouwd als de vergunningsaanvraag het gevolg is van een wijziging of aanvulling van de indelingslijst waardoor een milieueffectrapport of een omgevingsveiligheidsrapport moet worden opgesteld of een passende beoordeling moet worden uitgevoerd. In voorkomend geval mag de exploitatie worden voortgezet tot een definitieve beslissing wordt genomen over de vergunningsaanvraag.
[§ 5
De bevoegde overheid kan over een vergunningsaanvraag als vermeld in artikel 5.4.1 en 5.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, waarbij een [gemelde archeologienota] werd toegevoegd bij de aanvraag, maar een beslissing nemen als de [archeologienota waarvan akte is genomen] is bezorgd. Als er geen [archeologienota waarvan akte is genomen] is bezorgd voor het verstrijken van de termijn, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, dan moet de omgevingsvergunning worden geweigerd.
]
[§ 6
Een vergunning voor aanvragen met aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg kan pas verleend worden na goedkeuring over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 31.
Als de gemeenteraad de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing niet heeft goedgekeurd, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
]
[§ 7
Als de bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, geen beslissing kan nemen binnen de vastgestelde of in voorkomend geval verlengde termijn doordat de gemeenteraad geen beslissing heeft genomen over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van de gemeenteweg, is de gemeente aan de aanvrager van de vergunning een eenmalige vergoeding van 5000 euro verschuldigd.
Binnen negentig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, vraagt de vergunningsaanvrager met een beveiligde zending de betaling van de eenmalige vergoeding aan de gemeente. Hij verwijst daarbij naar het dossier en naar zijn IBAN- en BIC-gegevens. De gemeente betaalt zonder verdere formaliteiten de eenmalige vergoeding aan de aanvrager.
Als de vergunningsaanvrager de betaling van de eenmalige vergoeding niet vraagt binnen de termijn van negentig dagen, vermeld in het tweede lid, wordt de aanvrager geacht afstand gedaan te hebben van zijn recht op de eenmalige vergoeding.
]
[§ 8
Als de exploitatie van een IIOA stopgezet is of wordt overeenkomstig artikel 39, derde lid, van het decreet van 26 januari 2024 over de programmatische aanpak stikstof, wordt een vergunning voor de exploitatie van een veehouderij die betrekking heeft op een of meer van de percelen van de IIOA waarvoor de stopzetting geldt en die leidt tot een verhoging van de stikstofemissies, na de stopzetting geweigerd.
Een veehouderij als vermeld in het eerste lid is een vergunningsplichtige IIOA als vermeld in rubriek 9 van de indelingslijst van bijlage 1 bij titel II van het VLAREM, voor zover er dieren worden gehouden die behoren tot een diersoort die opgenomen is in de lijst, vermeld in artikel 27, § 1, van het Mestdecreet van 22 december 2006.
]
Wetshistoriek
§ 2, lid 1, 3° gewijzigd bij art. 73, 1° Decr.Vl. 3 mei 2019 (BS 12 augustus 2019), met ingang van 1 september 2019 (art. 91).
§ 3 gewijzigd bij art. 123 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)).
§ 5 ingevoegd bij art. 7 Decr.Vl. 7 juli 2017 (BS 18 juli 2017), met ingang van 1 juni 2017 (art. 11) en gewijzigd bij art. 67, 1° en 2° Decr.Vl. 13 juli 2018 (BS 27 augustus 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 160 B.Vl.Reg. 14 december 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1))).
§§ 6 en 7 ingevoegd bij art. 73, 2° Decr.Vl. 3 mei 2019 (BS 12 augustus 2019), met ingang van 1 september 2019 (art. 91).
§ 8 ingevoegd bij art. 84 Decr.Vl. 26 januari 2024 (BS 22 februari 2024), met ingang van 23 februari 2024 (art. 92).
Artikel 33
De beslissing, vermeld in artikel 32, vermeldt de lasten en voorwaarden, met inbegrip van de bijzondere milieuvoorwaarden, die op het project van toepassing zijn. Voor de algemene en sectorale milieuvoorwaarden volstaat een verwijzing naar de regelgeving in kwestie.
Als de omgevingsvergunning voor een bepaalde duur wordt verleend, vermeldt de beslissing de duur van de vergunning en de reden daarvoor.
[Als een omgevingsvergunning betrekking heeft op de verandering van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project, geeft de beslissing de geactualiseerde vergunningssituatie op het vlak van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten weer.] De bijzondere milieuvoorwaarden die als gevolg van hun tijdelijke karakter, van een veranderde exploitatie of van enige wettelijke of reglementaire bepaling geen uitwerking meer hebben, worden in de geactualiseerde vergunningssituatie niet vermeld.De Vlaamse Regering kan hierover verdere regels vaststellen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 134 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015), met ingang van 23 februari 2017 (art. 183).
Artikel 34
Met behoud van de toepassing van artikel 5.2.1, § 3 en § 4, van het DABM wordt de aktename van de melding in de beslissing geacht zonder voorwerp te zijn als een project bij of krachtens de decreten, vermeld in artikel 5, onderworpen is aan zowel de meldings- als de vergunningsplicht en de omgevingsvergunning uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt geweigerd.
Artikel 35
Van een omgevingsvergunning mag gebruik worden gemaakt als de aanvrager niet binnen een termijn van vijfendertig dagen die ingaat na de eerste dag van de aanplakking, op de hoogte is gebracht van de instelling van een schorsend administratief beroep als vermeld in artikel 52.
De aanvrager mag onmiddellijk gebruikmaken van de omgevingsvergunning:
- 1°
- in de gevallen, vermeld in artikel 55, tweede lid;
- 2°
- als de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de omgevingsvergunning verleend heeft.
Artikel 36
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de gewone vergunningsprocedure met inbegrip van de bekendmaking van de beslissing.