Meer info
     

01/06/1995 Vlarem II
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (titel II van het VLAREM)

Bijlage 4.5.7.3 Code van goede praktijk inzake laad- en losverrichtingen in de dagrand

Wetshistoriek
Bijlage 4.5.7.3 ingevoegd bij art. 175 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)).

1 Factoren inzake het menselijke handelen

In wat hierna volgt, wordt een niet-limitatieve lijst van maatregelen weergegeven voor de bestuurder van de vrachtwagen en andere personen.
De bestuurder van de vrachtwagen:
a)
is op de hoogte van de opbouw van de inrichting als die een invloed heeft op de belevering (toegangswegen, ligging van de laad- en losplaats ...);
b)
is op de hoogte van de wettelijke vereisten die op de inrichting en de directe omgeving van toepassing zijn en die een invloed kunnen hebben op de belevering;
c)
volgt de vooraf overeengekomen route van en naar de inrichting, alsook op het terrein van de inrichting;
d)
maakt geen gebruik van de claxon van de vrachtwagen in de omgeving van de inrichting;
e)
schakelt de radio uit voor hij de inrichting oprijdt;
f)
schakelt, als dat de veiligheid niet in gedrang brengt, het achteruitrijsignaal en andere geluidsproducerende signalisatiesignalen van de vrachtwagen uit bij het oprijden van de inrichting;
g)
schakelt de aandrijving van de koelgroepen waarmee de vrachtwagen uitgerust is, zo snel mogelijk uit na het oprijden van de inrichting. De koelgroepen mogen aangesloten worden op het elektriciteitsnet bij aankomst in de laad- en losplaats;
h)
is zich tijdens het uitvoeren van bewegingen en manoeuvres met de vrachtwagen bewust van potentiële geluidshinder;
i)
beperkt het motortoerental van de vrachtwagen op het terrein van de inrichting tot 1100 toeren per minuut;
j)
beperkt zijn snelheid;
k)
gaat op een rustige manier om met het gaspedaal en de rem;
l)
beperkt het aantal manoeuvres tot een minimum;
m)
schakelt de motor van de vrachtwagen zo snel mogelijk uit bij aankomst aan de laad- en losplaats van de inrichting;
n)
opent en sluit cabinedeuren van de vrachtwagen zo stil mogelijk;
o)
vermijdt het meermaals openen en sluiten van de cabinedeuren van de vrachtwagen;
p)
opent en sluit de laadklep van de vrachtwagen zo stil mogelijk;
q)
voert bewegingen met de laadklep zo stil mogelijk uit;
r)
schakelt de motor van de vrachtwagen en de aandrijving van eventuele koelgroepen waarmee de vrachtwagen uitgerust is, uit als het laden en lossen van goederen niet onmiddellijk gestart kan worden bij aankomst van de vrachtwagen aan de inrichting en hij moet wachten.
De bestuurder van de vrachtwagen of andere personen die instaan voor het laden en het lossen van de goederen:
a)
houden alle deuren en poorten die niet nodig zijn bij de laad- en losverrichtingen, gesloten om geluidslekken te vermijden;
b)
vermijden het meermaals openen en sluiten van deuren en poorten;
c)
vermijden botsingen en het maken van harde contacten met het logistieke materiaal dat gebruikt wordt tijdens het laden en lossen van goederen, zowel in de vrachtwagen als op de laad- en losplaats als in de opslagruimte van de goederen;
d)
rijden traag en voorzichtig over drempels en overgangen met het logistieke materiaal dat gebruikt wordt tijdens het laden en lossen van goederen om contactgeluiden te voorkomen;
e)
maken gebruik van een geluidsdempende mat tussen de overgang van de laadklep van de vrachtwagen en de laad- en losplaats;
f)
gaan zorgzaam om met het logistieke materiaal dat gebruikt wordt bij het laden en lossen van goederen om hoge geluidsemissies te voorkomen;
g)
zingen niet en roepen niet naar collega's;
h)
zetten goederen stil neer of ontkoppelen ze stil op de laad- en losplaats of de opslagplaats voor die goederen.
Het personeel van de inrichting:
a)
bezorgt de bestuurder van de vrachtwagen alle informatie over de opbouw van de inrichting als die een invloed heeft op de belevering (toegangswegen, ligging van de laad- en losplaats, ...) en de wettelijke vereisten die van toepassing zijn op en ter hoogte van de inrichting en die een invloed kunnen hebben op de belevering;
b)
bepaalt de optimale aan- en afrijroute en de optimale route op het terrein van de inrichting voor de vrachtwagen om de hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken en communiceert die aan de bestuurder van de vrachtwagen;
c)
verwijdert hinderissen op het traject waarop het manoeuvreren van de vrachtwagen wordt uitgevoerd en optimaliseert de bereikbaarheid van de laad- en losplaats opdat de vrachtwagen die kan bereiken in een zo kort mogelijke tijd en met zo weinig mogelijke manoeuvres;
d)
verwijdert hindernissen in de omgeving van de laad- en losplaats om het laden en lossen van goederen zo vlot mogelijk te laten verlopen;
e)
schakelt de radio in de opslagplaats voor de goederen uit als de poorten of deuren geopend worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 175 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)).

2 Geluidsreducerende maatregelen voor de infrastructuur van de inrichting

In wat hierna volgt, wordt een niet-limitatieve lijst van maatregelen weergegeven voor de aanwezige structuur van de inrichting.
Het traject waarop gemanoeuvreerd wordt met de vrachtwagen, is geoptimaliseerd opdat de vrachtwagen de inrichting kan bereiken in een zo kort mogelijke tijd en met zo weinig mogelijke manoeuvres.
De omgeving van de laad- en losplaats is vrij van hindernissen en is goed georganiseerd om het laden en lossen van goederen zo vlot mogelijk te laten verlopen (beperking van de afstand tussen de laad- en losplaats en de opslagruimte van de goederen, voldoende ruimte voor opslag van goederen en logistiek materiaal ...).
Het wegdek van de inrichting en het traject waarop gemanoeuvreerd wordt met de vrachtwagen, zijn vrij van putten en hobbels.
De vloer in de omgeving van de laad- en losplaats en de vloer van de opslagplaats van de goederen zijn egaal uitgevoerd (beton of asfalt zonder ribbels of randen).
Er is een geluidsdempende mat aanwezig bij de laad- en losplaats om de overgang tussen de laadklep van de vrachtwagen en de laad- en losplaats dempen.
bij een overdekte laad- en losplaats worden maatregelen genomen om interne reflecties te vermijden.
De infrastructuur van de inrichting die gebruikt wordt tijdens de uitvoering van laad- en losverrichtingen, wordt periodiek gecontroleerd op goede werking en onderhoudstoestand en, indien nodig, hersteld, vernieuwd of gemoderniseerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 175 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)).

3 Geluidsreducerende maatregelen voor het logistieke materiaal dat gebruikt wordt tijdens het laden en lossen van goederen

In wat hierna volgt, wordt een niet-limitatieve lijst van maatregelen weergegeven voor het logistieke materiaal dat gebruikt wordt tijdens het laden en lossen.
Er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van geluidsarm logistiek materieel dat gebruikt wordt bij het laden en lossen van goederen.
Het logistiek materiaal dat gebruikt wordt tijdens het laden en lossen wordt periodiek gecontroleerd op goede werking en onderhoudstoestand en, indien nodig, hersteld, vernieuwd of gemoderniseerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 175 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)).

4 Geluidsreducerende maatregelen aan de gebruikte vrachtwagens

In wat hierna volgt, wordt een niet-limitatieve lijst van maatregelen weergegeven voor de gebruikte vrachtwagens.
Het achteruitrijsignaal van de vrachtwagen moet uitgezet kunnen worden.
De aandrijving van de eventuele koelgroepen waarmee de vrachtwagen is uitgerust, moet uitgezet kunnen worden.
De wand en vloer in de laadruimte en de laadklep van de vrachtwagen zijn ontdreund of bedekt met geluidsabsorberend materiaal.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 175 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)).