§ 1
De lokalen worden behoorlijk verwarmd en verlucht.
§ 2
Worden slechts toegelaten, de verwarmingsinstallaties:
- 1°
- met warm water;
- 2°
- met stoom onder lage druk;
- 3°
- met warme lucht, voor zover:
- a)
- de warme lucht zich in de generator voortdurend onder een hogere drukking bevindt dan de gassen die doorheen de vuurhaard trekken;
- b)
- de generator uitgerust is met een doeltreffende stoffilter;
- c)
- de verse lucht rechtstreeks in de open lucht aangezogen wordt;
- d)
- de aanvoerkanalen van warme lucht uit metaal zijn, of gebouwd in metselwerk;
- e)
- de temperatuur van de warme lucht in de kanalen, waar deze in de zaal of haar aanhorigheden binnendringen, in geen enkele omstandigheid 80 ° C overschrijdt;
- 4°
- met elektriciteit, voor zover de temperatuur van de verwarmingsbestanddelen niet boven 100 ° C stijgt.
§ 3
[De stookinstallaties worden geplaatst in een goed verlucht lokaal dat uitsluitend voor dat gebruik is gereserveerd, en zijn volledig gebouwd uit materiaal van brandklasse A1. De lokalen voor stookinstallaties komen niet rechtstreeks uit op de zaal of het toneel .]
§ 3 vervangen bij art. 332 B.Vl.Reg. 16 mei 2014 (BS 24 september 2014 (ed. 1)).
§ 3 gewijzigd bij art. 180 B. Vl. Reg. 19 januari 1999 (B.S., 31 maart 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 1 mei 1999 (art. 303).