Meer info
     

14/12/2007 Vlarebo
Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Artikel 203

Om als vergunde tussentijdse opslagplaats, als vergund grondreinigingscentrum of als vergunde inrichting voor de opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie erkend te worden en erkend te blijven, moet de opslagplaats, het centrum of de inrichting aan de volgende voorwaarden voldoen:
een rechtspersoon zijn die voldoet aan de volgende kenmerken:
a)
bij een tussentijdse opslagplaats: een rechtspersoon die is opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest, of een openbaar bestuur of intergemeentelijk samenwerkingsverband in het Vlaamse Gewest;
b)
bij een grondreinigingscentrum: een rechtspersoon die is opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest;
c)
bij een inrichting voor de opslag en behandeling van bagger- en ruimingsspecie: een rechtspersoon die is opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest, of een openbaar bestuur of intergemeentelijk samenwerkingsverband in het Vlaamse Gewest;
voor handelsvennootschappen: niet in staat van faillissement verkeren, noch het voorwerp uitmaken van een procedure tot faillietverklaring, noch een gerechtelijk akkoord hebben aangevraagd of verkregen;
een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis van fysica en scheikunde hebben;
een of meer natuurlijke personen in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben die minstens drie jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor de uitvoering van bodemsanering of het gebruik van afvalstoffen als grondstof gedurende de zes jaar die aan de datum van de erkenningsaanvraag voorafgaan;
een of meer natuurlijke personen in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben die een grondige kennis van dit hoofdstuk hebben;
een of meer natuurlijke personen in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring in de beoordeling van bemonsteringsprocedures en analyseresultaten en in de beoordeling van het technisch verslag op de praktische uitvoerbaarheid ervan;
een of meer natuurlijke personen in dienst hebben of contractueel ter beschikking hebben die samen een grondige kennis en ervaring hebben om het gebruik van bodemmaterialen overeenkomstig dit hoofdstuk te garanderen;
voldoen aan een door de OVAM goedgekeurd kwaliteitsreglement dat administratieve en technische bepalingen bevat over de interne organisatie van de verhandeling van bodemmaterialen. Dat kwaliteitsreglement bevat minstens:
a)
een procedure voor het in ontvangst nemen, het opslaan, het fysisch scheiden, het ontwateren, het reinigen en het afleveren van bodemmaterialen;
b)
bepalingen over de opmaak van registers voor de aan- en afvoer van bodemmaterialen;
c)
bepalingen over de opmaak van een dossier per aanvaarde partij bodemmaterialen;
d)
bepalingen over de naleving van de codes van goede praktijk over de aanvaarding, opslag, samenvoeging, reiniging, bemonstering en analyse van bodemmaterialen;
voldoen aan een intern systeem dat de opslagplaats, het centrum of de inrichting in staat stelt de taken die opgelegd zijn door of krachtens dit besluit, correct en kwaliteitsvol uit te voeren, met inbegrip van het bijhouden van de volgende registers die ter inzage van de toezichthoudende overheid liggen:
a)
een klachtenregister;
b)
een register van de technische verslagen, met inbegrip van de opmerkingen van de organisatie over die technische verslagen. De technische verslagen worden gedurende vijf jaar bewaard;
c)
een register van de grondverzettoelatingen. De grondverzettoelatingen worden gedurende vijf jaar bewaard;
d)
een register van conformverklaringen van technische verslagen. De conformverklaringen worden gedurende vijf jaar bewaard;
e)
een register van bodembeheerrapporten. De bodembeheerrapporten worden gedurende vijf jaar bewaard;
10°
beschikken over een procedure die de opslagplaats, het centrum of de inrichting in staat stelt de bodemmaterialen die de opslagplaats, het centrum of de inrichting verhandeld heeft, te traceren;
11°
beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt;
12°
wat de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden betreft: beschikken over hun burgerlijke en politieke rechten en geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie;
13°
op verzoek van de OVAM al de volgende gegevens ter beschikken stellen:
a)
informatie over verontreinigde gronden;
b)
de milieuhygiënische kwaliteit en het gebruik van de bodemmaterialen;
c)
het gebruik van bodemmaterialen als alternatief voor primaire oppervlaktedelfstoffen. De organisatie rapporteert daarover conform een code van goede praktijk. Als documenten door een geïnformatiseerd systeem worden opgemaakt, uitgereikt, ontvangen of bewaard, worden de gegevens die op informatiedragers geplaatst zijn, in een leesbare en verstaanbare vorm aan de OVAM bezorgd;
14°
beschikken over de nodige infrastructuur en installaties voor de exploitatie van de opslagplaats, het centrum of de inrichting;
15°
beschikken over de nodige vergunningen overeenkomstig de bepalingen van de geldende wetgeving;
16°
beschikken over een keuringsattest waarin een erkende bodembeheerorganisatie attesteert dat aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° tot en met 15°, is voldaan. Het keuringsattest is maximaal honderdzestig dagen oud. De keuring voldoet aan de procedure die de OVAM heeft goedgekeurd;
17°
voldoen aan de voorwaarden die opgelegd zijn door of krachtens het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het decreet betreffende de omgevingsvergunning.
De grondige kennis, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt aangetoond met academische diploma's, met diploma's van het hoger onderwijs van het lange type of daarmee gelijkgestelde diploma's, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie.
De ervaring, vermeld in het eerste lid, 4°, 6° en 7°, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae.
De grondige kennis, vermeld in het eerste lid, 5° en 7°, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae of aan de hand van een interview, afgenomen door en op verzoek van de OVAM.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 43 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).