Meer info
     

08/05/2019 Belgisch Scheepvaartwetboek
Belgisch Scheepvaartwetboek

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1.1.1.1 Bronnen van scheepvaartrecht

§ 1

In dit wetboek en, behoudens uitdrukkelijke afwijking, in de op grond ervan genomen uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
“Aanvaringsbevoegdheidsverdrag (Burgerlijke Zaken) 1952”: het Internationaal Verdrag tot het brengen van eenheid in sommige bepalingen betreffende de bevoegdheid in burgerlijke zaken op het stuk van aanvaring, opgemaakt te Brussel op 10 mei 1952 en goedgekeurd bij de wet van 24 maart 1961;
“Aanvaringsbevoegdheidsverdrag (Strafzaken) 1952”: het Internationaal Verdrag tot het brengen van eenheid in sommige bepalingen betreffende de bevoegdheid in strafzaken op het stuk van aanvaring en andere scheepvaartvoorvallen, opgemaakt te Brussel op 10 mei 1952 en goedgekeurd bij de wet van 24 maart 1961;
“Aanvaringsverdrag 1910”: het Internationaal Verdrag tot vaststelling van enige eenvormige regelen inzake aanvaring, opgemaakt te Brussel op 23 september 1910 en goedgekeurd bij de wet van 14 september 1911;
“Aanvaringsverdrag 1960”: het Verdrag tot vaststelling van enige eenvormige regelen inzake aanvaring in de binnenvaart, opgemaakt te Genčve op 15 maart 1960;
“ADN-Verdrag”: het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren, opgemaakt te Genčve op 26 mei 2000 en waarmee ingestemd bij de wet van 25 februari 2013;
“AFS-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 2001 betreffende de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen, opgemaakt te Londen op 5 oktober 2001 en waarmee ingestemd bij de wet van 16 februari 2009;
“Avarij-Grosse Regels IVR”: de aldus genoemde bepalingen vastgesteld door de Koning op grond van artikel [3.7.1.4, § 2];
“Bergingsverdrag 1989”: het Internationaal Verdrag inzake de hulpverlening, opgemaakt te Londen op 28 april 1989 en waarmee ingestemd bij de wet van 13 mei 2003;
“BUNKER-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, opgemaakt te Londen op 23 maart 2001 en waarmee ingestemd bij de wet van 12 juli 2009;
10°
“BWM-Verdrag”: het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, opgemaakt te Londen op 13 februari 2004 en waarmee ingestemd bij de wet van 14 april 2013;
11°
“CDNI-Verdrag”: het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, met de Bijlagen 1 en 2, en met de Aanhangsels, I, II, III, IV en V, opgemaakt te Straatsburg op 9 september 1996 en waarmee ingestemd bij de wet van 19 juni 2008;
12°
“CLC-Verdrag 1992”: het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor olieverontreinigingsschade, en de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969, goedgekeurd bij de wet van 20 juli 1976 en gewijzigd door het Protocol van Londen van 27 november 1992, waarmee ingestemd bij de wet van wet van 10 augustus 1998;
13°
“CLNI-Verdrag 2012”: het Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012), opgemaakt te Straatsburg op 27 september 2012;
14°
“CMNI-Verdrag”: het Verdrag van Boedapest inzake de overeenkomst voor het vervoer van goederen over de binnenwateren (CMNI), opgemaakt te Boedapest op 22 juni 2001 en waarmee ingestemd bij de wet van 29 juni 2008;
15°
“COLREG-Verdrag”: het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement, en zijn Bijlagen, opgemaakt te Londen op 20 oktober 1972 en goedgekeurd bij de wet van 24 november 1975;
16°
“CSC-Verdrag”: deInternationale Overeenkomst voor veilige containers en de Bijlagen, opgemaakt te Genčve op 2 december 1972 en goedgekeurd bij de wet van 20 augustus 1981;
17°
“EMSA-Verordening”: de Verordening (EG) Nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid;
18°
“FUND-Verdrag 1992”: het Internationaal Verdrag van Brussel van 1971 tot oprichting van een Internationaal Fonds voor vergoeding van olieverontreinigingsschade, zoals gewijzigd door het Protocol van Londen van 1992, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en waarmee ingestemd bij de wet van 10 augustus 1998;
19°
“FUND-Protocol 2003”: het Protocol van Londen van 2003 bij het FUND-Verdrag 1992, opgemaakt te Londen op 16 mei 2003 en waarmee ingestemd bij de wet van 6 oktober 2005;
20°
“HNS-Verdrag 2010”: het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, met Bijlagen, opgemaakt te Londen op 3 mei 1996 en gewijzigd door het Protocol van Londen van 2010, opgemaakt te Londen op 30 april 2010;
21°
“IMO-Code voor onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee”: de Code voor onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, goedgekeurd door de IMO bij Resolutie A.849(20) van 27 november 1997;
22°
“IMO-Code voor internationale standaarden en aanbevolen praktijken voor een veiligheidsonderzoeknaar ongevallen en incidenten op zee”: de Code van internationale standaarden en aanbevolen praktijken voor een veiligheidsonderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, goedgekeurd door de IMO bij Resolutie MSC.255(84) van 16 mei 2008;
23°
“IMO-Richtsnoeren betreffende de billijke behandeling van zeelieden bij ongevallen op zee”: de Richtsnoeren betreffende de billijke behandeling van zeelieden bij ongevallen op zee, goedgekeurd door de IMO bij Resolutie LEG.3(91) van 27 april 2006;
24°
“IMO-Verdrag”: het Verdrag nopens de oprichting van een Internationale Maritieme Consultatieve Organisatie, en de Bijlagen, opgemaakt te Genčve op 6 maart 1948 en goedgekeurd bij de wet van 26 juni 1951;
25°
“INTERVENTION-Verdrag”: het Internationaal Verdrag inzake optreden in volle zee bij ongevallen die verontreiniging door olie kunnen veroorzaken, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969 en goedgekeurd bij de wet van 29 juli 1971;
26°
“INTERVENTION-Protocol”: het Protocol inzake betreffende de maatregelen in volle zee in geval van verontreiniging door stoffen andere dan oliën, opgemaakt te Londen op 2 november 1973 en goedgekeurd bij de wet van 6 augustus 1982;
27°
“ISM-Code”: de Internationale Beheerscode voor de veilige exploitatie van schepen en ter voorkoming van verontreiniging (ISM-Code), bedoeld in hoofdstuk IX van de Bijlage bij het SOLAS-Verdrag en goedgekeurd door de IMO bij Resolutie A.741(18) van 4 november 1993;
28°
“ISPS-Code”: de Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten bedoeld in hoofdstuk XI-2 van de Bijlage bij het SOLAS-Verdrag;
29°
“[Havenbeveiligingsrichtlijn]”: Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens;
30°
“ISPS-Verordening”: de Verordening (EG) Nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten;
31°
“LC-Verdrag”: het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zeeën ten gevolge van het storten van afvalstoffen, opgemaakt te Londen op 13 november 1972 en goedgekeurd bij de wet van 20 december 1984;
32°
“LC-Protocol”: het Protocol van 1996 bij het LC-Verdrag, opgemaakt te Londen op 7 november 1996 en goedgekeurd bij de wet van 21 juni 2004;
33°
“LL-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 1966 betreffende de uitwatering van schepen, opgemaakt te Londen op 5 april 1966 en goedgekeurd bij de wet van 27 december 1968;
34°
“LL-Protocol 1988”: het Protocol van 1988 aangaande het LL-Verdrag, opgemaakt te Londen op 11 november 1988 en goedgekeurd bij de wet van 15 februari 2007;
35°
“LLMC-Verdrag”: het Verdrag van Londen van 19 november 1976 betreffende de beperking van de aansprakelijkheid inzake zeevorderingen, opgemaakt te Londen op 19 november 1976, goedgekeurd bij de wet van 11 april 1989 en gewijzigd door het Protocol van Londen van 2 mei 1996 tot wijziging van het Verdrag van 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, waarmee ingestemd bij de wet van 10 september 2009;
36°
“MARPOL-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 1973ter voorkoming van verontreiniging door schepen, opgemaakt te Londen op 2 november 1973 en goedgekeurd bij de wet van 17 januari 1984;
37°
“MARPOL-Protocol 1978”: het Protocol van 1978 bij het MARPOL-Verdrag, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978 en goedgekeurd bij de wet van 17 januari 1984;
38°
“MARPOL-Protocol 1997”: het Protocol van 1997 bij het MARPOL-Verdrag zoals gewijzigd door het MARPOL-Protocol 1978, opgemaakt te Londen op 26 september 1997 en goedgekeurd bij de wet van 15 juni 2004;
39°
“MAS-Richtsnoeren”: de Richtsnoeren betreffende maritieme hulpdiensten, goedgekeurd door de IMO bij Resolutie A.950(23) van 26 februari 2004;
40°
“MLC-Verdrag”: het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006, aangenomen te Genčve op 23 februari 2006 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar 94ste zitting en waarmee ingestemd bij de wet van 17 augustus 2013;
41°
“NUCLEAR-Overeenkomst”: de Overeenkomst inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van het zeevervoer van nucleaire stoffen, opgemaakt te Brussel op 17 december 1971 en goedgekeurd bij de wet van 11 april 1989;
42°
“PAL-Verdrag”: het Verdrag van Athene van 2002 betreffende het vervoer van passagiers en hun bagage over zee, opgemaakt te Londen op 1 november 2002 en waarmee ingestemd bij de wet van 26 november 2012;
43°
“PAL-Protocol”: het Protocol van 2002 bij het PAL-Verdrag, opgemaakt te Londen op 1 november 2002 en waarmee ingestemd bij de wet van 26 november 2012;
44°
“PAL-Richtsnoeren”: de Richtsnoeren van de IMO voor de uitvoering van het PAL-Verdrag, gevoegd bij IMO-Omzendbrief nr. 2758 van 20 november 2006;
45°
“PAL-Verordening”: de Verordening (EG) Nr. 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen;
46°
“Passagiersrechtenverordening”: de Verordening (EU) Nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van verordening (EG) Nr. 2006/2004;
47°
“PoR-Richtsnoeren”: de Richtsnoeren betreffende toevluchtsoorden voor hulpbehoevende schepen, goedgekeurd door de IMO bij Resolutie A.949(23) van 5 maart 2004;
48°
“Regels van Den Haag en Visby”: het Internationaal Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regelen inzake cognossementen en het Protocol van ondertekening, opgemaakt te Brussel op 25 augustus 1924 en goedgekeurd bij de wet van 20 november 1928, en gewijzigd door het Protocol opgemaakt te Brussel op 23 februari 1968 en goedgekeurd bij de wet van 28 augustus 1978, en door het Protocol ondertekend te Brussel op 21 december 1979 en goedgekeurd bij de wet van 17 augustus 1983;
49°
“Regels van York en Antwerpen”: de aldus genoemde bepalingen vastgesteld door de Koning op grond van artikel [2.7.1.4, § 2];
50°
“Samenwerkingsakkoord Kustwacht”: het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Vlaamse Gewest van 8 juli 2005 betreffende de oprichting van en de samenwerking in een structuur Kustwacht en waarmee ingestemd bij de wet van 4 april 2006;
51°
“SAR-Verdrag”: he tInternationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee en de Bijlage, opgemaakt te Hamburg op 27 april 1979 en goedgekeurd bij de wet van 20 december 1984;
52°
“Scheepsbeslagverdrag 1952”: het Internationaal Verdrag tot het brengen van eenheid in sommige bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen, opgemaakt te Brussel op 10 mei 1952 en goedgekeurd bij de wet van 24 maart 1961;
53°
“SFV-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen en de Bijlage, opgemaakt te Torremolinos op 2 april 1977 en goedgekeurd bij de wet van 16 augustus 1982 en gewijzigd door het Protocol opgemaakt te Torremolinos op 2 april 1993 en de Overeenkomst opgemaakt te Kaapstad op 11 oktober 2012 en waarmee ingestemd bij de wet van 21 december 2017;
54°
“SOLAS-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, opgemaakt te Londen op 1 november 1974 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1979;
55°
“SOLAS-Protocol 1978”: het Protocol van 1978 bij het SOLAS-Verdrag, opgemaakt te Londen op 17 februari 1978 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1979;
56°
“SOLAS-Protocol 1988”: het Protocol van 1988 bij het SOLAS-Verdrag zoals gewijzigd door het SOLAS-Protocol 1978, opgemaakt te Londen op 11 november 1988 en goedgekeurd bij de wet van 15 februari 2007;
57°
“SRC-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen, opgemaakt te Hongkong op 15 mei 2009 en waarmee ingestemd bij de wet van 2 juli 2013;
58°
“SRC-Verordening”: de Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG;
59°
“Staatsschepenverdrag 1926”: het Internationaal Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regelen betreffende de immuniteiten van Staatsschepen, opgemaakt te Brussel op 10 april 1926 en goedgekeurd bij de wet van 20 november 1928;
60°
“Staatsschepenprotocol 1934”: het Additioneel Protocol bij het Staatsschepenverdrag 1926, opgemaakt te Brussel op 24 mei 1934;
61°
“STCW-Verdrag”: het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, brevettering en wachtdienst, opgemaakt te Londen op 7 juli 1978 en goedgekeurd bij de wet van 16 augustus 1982;
62°
“STCW-F-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 1995 betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersvaartuigen, opgemaakt te Londen op 7 juli 1995 en waarmee ingestemd bij de wet van 21 december 2017;
63°
“TMC-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 1969 betreffende de meting van schepen, en de Bijlagen, opgemaakt te Londen op 23 juni 1969 en goedgekeurd bij de wet van 7 april 1975;
64°
“VN-Zeerechtverdrag”: het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, opgemaakt te Montego Bay op 10 december 1982 en waarmee ingestemd bij de wet van 18 juni 1998;
65°
“WRC-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van Nairobi inzake de verwijdering van wrakken, opgemaakt te Nairobi op 18 mei 2007 en waarmee ingestemd bij de wet van 8 januari 2017;
66°
[“Dubbelwand-Verordening”: de Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen;]
67°
[MRV-Verordening: Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van richtlijn 2009/16/EG;]
68°
[“Deel A van de ISPS-Code”: deel A van de ISPS-Code bestaande uit de preambule en dwingende voorschriften opgenomen in bijlage II van de ISPS-Verordening;]
69°
[“Deel B van de ISPS-Code”: deel B van de ISPS-Code bestaande uit de aanbevelingen opgenomen in bijlage III van de ISPS-Verordening;]
70°
[“AVG”: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.]
De verwijzingen in dit wetboek naar de in het eerste lid bedoelde internationale akten hebben mede betrekking op de latere wijzigingen ervan die voor België bindend zijn en in werking zijn getreden.

§ 2

In dit wetboek wordt verstaan onder:
“gebruik”: een regel die in de betrokken bedrijfstak of op de betrokken plaats algemene of nagenoeg algemene toepassing heeft gevonden;
“algemene scheepvaartrechtelijke beginselen”: op internationaal gebied weerspiegelde beginselen die ten grondslag liggen aan de scheepvaartrechtelijke ordening;
[internationale en Unierechtelijke verdragen en akten betreffende de scheepvaart: de bronnen van een scheepvaartrecht opgenomen in paragraaf 1, bepalingen 6°, 9°, 10°, 12°, 15°, 16°, 18°; 19°, 20°, 27°, 28°, 30°, 31°, 32°, 33°, 34°, 35°, 36°, 37°, 38°, 40°, 41°, 42°, 43°, 45°, 46°, 51°, 52°, 53°, 54°, 55°, 56°, 57°, 58°, 61°, 62°, 63°, 65°, 66° en 67]
Wetshistoriek
§ 1, lid 1:
7° gewijzigd bij art. 2, 1° Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2));
29° gewijzigd bij art. 4, 1° Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36);
49° gewijzigd bij art. 2, 2° Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2));
66° ingevoegd bij art. 2, 3° Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2));
67° ingevoegd bij art. 2, a) Wet 29 juni 2022 (BS 19 juli 2022), met ingang van 1 augustus 2022 (art. 23);
68° tot 70° ingevoegd bij art. 4, 2° Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
§ 2, enig lid, 3° ingevoegd bij art. 2, b° Wet 29 juni 2022 (BS 19 juli 2022), met ingang van 1 augustus 2022 (art. 23).

Artikel 1.1.1.2 Overheden
In dit wetboek wordt verstaan onder:
“IMO”: de Internationale Maritieme Organisatie, opgericht krachtens het IMO-Verdrag;
“de bevoegde overheid”: het onderdeel van de federale overheid dat bevoegd is voor de door of krachtens dit wetboek geregelde aangelegenheden en dat daartoe door de Koning wordt aangeduid;
“het Belgisch Scheepsregister”: de centrale dienst van het directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die in het bijzonder belast is met de registratie van zeeschepen en de teboekstelling van binnenschepen en met de openbaarmaking van rechten op schepen;
“de Scheepvaartcontrole”: het onderdeel van de federale overheid dat in het bijzonder belast is met de in dit wetboek vastgestelde uitvoerings- en handhavingsopdrachten en dat daartoe door de Koning wordt aangeduid;
“de scheepvaartcontroleurs”: de personeelsleden van de Scheepvaartcontrole;
“de Scheepvaartpolitie”: de met de politie te water belaste overheid van de federale politie;
MIK: het Maritiem Informatiekruispunt bedoeld in artikel 3, 7°, van het Samenwerkingsakkoord Kustwacht;
[“NCCN”: het Nationaal Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;]
[“OCAD”: het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, opgericht door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging;]
10°
[“NAMB”: de Nationale Autoriteit voor Maritieme Beveiliging, zoals bedoeld in artikel 2.5.2.5;]
11°
[“LCMB”: een Lokaal Comité voor Maritieme Beveiliging, zoals bedoeld in artikel 2.5.2.8;]
12°
[“Cel Maritieme Beveiliging”: de afdeling van het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die belast wordt met de taken bedoeld in artikel 4.2.1.44;]
13°
[MIK+: het Maritiem Informatiekruispunt aangevuld met de Dienst Marien Milieu van de FOD Volksgezondheid, Leefmilieu en Veiligheid van de Voedselketen, en het Belgisch Mathematisch model voor de Noordzee.]
Wetshistoriek
Enig lid:
8° tot 12° ingevoegd bij art. 5 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36);
13° ingevoegd bij art. 10 Wet 16 mei 2024 (BS 4 juli 2024), met ingang van 1 juni 2024 (art. 47)
.

Artikel 1.1.1.3 Schepen

§ 1

In dit wetboek wordt verstaan onder:
“schip”: elk tuig, met of zonder eigen beweegkracht, met of zonder waterverplaatsing, dat drijft of heeft gedreven en dat wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel van verkeer te water, met inbegrip van luchtkussenvaartuigen doch met uitsluiting van vaste tuigen, watervliegtuigen en amfibievoertuigen;
“verkeer te water”: elke, zelfs stationaire vorm van deelname aan het verkeer in, onder of over openbare wateren;
“luchtkussenvaartuigen”: elk schip dat wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel van verkeer te water met behulp van een luchtkussen dat in stand wordt gehouden tussen het toestel en het oppervlak van het water of de aarde;
“vast tuig”: elk tuig dat zijn geschiktheid als middel van verkeer te water heeft verloren doordat het blijvend met het land of de bodem is verbonden;
“watervliegtuig”: elk tuig dat in de dampkring kan worden gehouden ten gevolge van krachten die de lucht erop uitoefent en slechts gebruikt wordt of geschikt is om te worden gebruikt als middel van verkeer te water in verband met het opstijgen, landen, taxiën of stationeren, met uitzondering van luchtkussenvaartuigen;
“amfibievoertuig”: elk tuig dat gebruikt wordt of geschikt is om te worden gebruikt als middel van verkeer te water en ook deelneemt of geschikt is om deel te nemen aan het wegverkeer;
“zeeschip”: elk schip dat beschikt of dient te beschikken over een certificaat van registratie, een veiligheidscertificaat of enige andere officiële akte waaruit blijkt dat het schip geschikt is om te worden gebruikt op de zeewateren, alsook elk schip dat blijkens zijn constructie bestemd is om op de zeewateren te worden gebruikt, met uitzondering van binnenschepen; de inschrijving van het schip in een register van zeeschepen geldt als een vermoeden dat het schip een zeeschip is;
“zeewateren”, voor de toepassing van het bepaalde onder 7°: alle wateren aan de zeezijde van de basislijn van waar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten;
“binnenschip”: een schip dat uitsluitend of overwegend bestemd is voor de vaart op de binnenwateren, met inbegrip van een estuair schip; de teboekstelling van het schip in een register van binnenschepen geldt als vermoeden dat het schip een binnenschip is;
10°
“estuair schip”: een binnenschip dat overeenkomstig een Belgische reglementering beschikt over een certificaat waaruit blijkt dat het voldoet aan de specifieke veiligheidseisen om te varen op de binnenwateren en daarenboven gerechtigd is om te varen in een beperkt vaargebied tussen de Zeeschelde en de havens van de Belgische kust, of tussen deze laatste havens;
11°
“pleziervaartuig”: elk schip dat, al dan niet voor bedrijfs- of beroepsmatige doeleinden, aan pleziervaart doet of ervoor bestemd is, met uitsluiting van de schepen gebruikt voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers [en schepen die bestemd of gewoonlijk gebruikt worden voor bedrijfs- of beroepsmatige visserij];
12°
“scheepsbestanddeel”: al hetgeen onderdeel van een schip uitmaakt, in het bijzonder:
a)
de romp, de opbouw, de masten, het roer en de overige stuurinrichting;
b)
de bijzaken die zodanig met een schip worden verbonden dat zij daarvan niet kunnen worden afgescheiden zonder dat aan hen of aan het schip beschadiging van betekenis wordt toegebracht;
c)
de blijvend ingebouwde voortbewegingswerktuigen, ladingbehandelingstuigen en – inrichtingen en andere werktuigen;
13°
“scheepstoebehoren”: de zich aan boord bevindende, voor het normale gebruik van het schip nodige of nuttige verbruiksgoederen, alsook de zaken, met uitsluiting van scheepsbestanddelen, die aan boord zijn gebracht om het schip duurzaam te dienen, in het bijzonder wanneer:
a)
hun aanwezigheid aan boord is opgelegd door of krachtens de wet; of
b)
zij door hun vorm als zodanig zijn te herkennen; of
c)
zij nodig of nuttig zijn voor het normale gebruik van het schip;
14°
“aan boord”: op of in het schip of zijn vaste of niet vaste middelen tot verbinding met de wal;
15°
“Belgisch schip” en “Belgisch zeeschip”: een schip respectievelijk zeeschip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren;
16°
“vreemd schip” en “vreemd zeeschip”: een schip respectievelijk zeeschip dat gerechtigd is een andere dan de Belgische vlag te voeren;
17°
“Belgisch overheidsschip”: een schip waarvan de scheepseigenaar, de reder of de scheepsgebruiker een Belgische publiekrechtelijke rechtspersoon is;
18°
“Belgisch gezagsschip”: een schip dat door een Belgische publiekrechtelijke rechtspersoon [...] wordt gebruikt voor staatshoofdelijke, militaire, justitiele of politionele activiteiten, brandweer, beveiliging, de redding van mensenlevens[, de voorkoming of de bestrijding van milieuverontreiniging, het wetenschappelijk onderzoek waarbij het ministerie van Landsverdediging betrokken is of voor de door de wet toegekende taken];
19°
“vreemd overheidsschip”: een schip dat toebehoort aan of wordt geëxploiteerd of bevracht door een vreemde Staat;
20°
“vreemd gezagsschip”: een oorlogsschip, staatsjacht, toezichtschip, hospitaalschip, hulpschip, bevoorradingsschip en elk ander schip dat eigendom is van of geëxploiteerd of bevracht wordt door een vreemde Staat en dat ten tijde van het ontstaan van de schuldvordering of het beslag uitsluitend wordt gebruikt voor een regeringsdienst zonder handelsdoeleinden;
21°
“scheepszekerheidsrechten”: de in hoofdstuk 5 van titel 2 van boek 2 en de in hoofdstuk 3 van titel 2 van boek 3 geregelde scheepsvoorrangsrechten, scheepsvoorrechten, scheepsretentierechten en scheepshypotheken;
22°
“Belgisch oorlogsschip”: een Belgisch gezagsschip dat beantwoordt aan de definitie van artikel 29 van het VN-Zeerechtverdrag;
23°
[offshore industriële activiteiten: de bouw, het onderhoud, de exploitatie of reparatie van offshore installaties bedoeld voor onder meer, maar niet exclusief, de exploratie, de productie van fossiele of hernieuwbare energie, de aquacultuur, de exploitatie van onderwatermijnen of soortgelijke activiteiten;]
24°
[“pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik”: elk pleziervaartuig dat wordt gebruikt bij de uitoefening van een economische activiteit, met of zonder winstoogmerk, door een onderneming of een natuurlijk persoon, ongeacht de plaats waar deze activiteit wordt uitgeoefend, evenals elk pleziervaartuig dat wordt geregistreerd door een verhuurbedrijf;]
25°
[“verhuurbedrijf”: een rechtspersoon die in zijn statuten het verhuur van pleziervaartuigen heeft opgenomen;]
26°
[“vissersvaartuig”: een zeeschip dat bestemd of gewoonlijk bedrijfsof beroepsmatige gebruikt wordt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee.]

§ 2

De begripsomschrijvingen bedoeld in paragraaf 1, 12° en 13° gelden eveneens ten aanzien van schepen in aanbouw.

§ 3

De Koning kan:
zaken die overeenkomstig paragraaf 1 niet zijn te beschouwen als schepen, voor de toepassing van bepalingen van dit wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten als schepen aanmerken;
schepen die overeenkomstig paragraaf 1 niet zijn te beschouwen als zeeschepen, voor de toepassing van bepalingen van dit wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten als zeeschepen aanmerken;
schepen die overeenkomstig paragraaf 1 niet zijn te beschouwen als binnenschepen, voor de toepassing van bepalingen van dit wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten als binnenschepen aanmerken;
bepalingen van dit wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten voor bepaalde schepen, zeeschepen of binnenschepen buiten toepassing verklaren;
de scheepsbestanddelen en scheepstoebehoren van alle of bepaalde schepen, zeeschepen, binnenschepen of schepen in aanbouw met het oog op de toepassing van bijzondere bepalingen nader of, waar noodzakelijk afwijkend omschrijven.
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
11° gewijzigd bij art. 3, 1° Wet 29 juni 2022 (BS 19 juli 2022), met ingang van 1 augustus 2022 (art. 23);
18° gewijzigd bij art. 2, a) en b) Wet 18 juni 2020 (BS 8 juli 2020), met ingang van 1 september 2020 (art. 5)
23° ingevoegd bij art. 4 Wet 16 juni 2020 (BS 30 juni 2020 (ed. 1));
24° en 25° ingevoegd bij art. 3 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2));
26° ingevoegd bij art. 3, 2° Wet 29 juni 2022 (BS 19 juli 2022), met ingang van 1 augustus 2022 (art. 23).

Artikel 1.1.1.4 Wateren
In dit wetboek wordt verstaan onder:
“openbare wateren”: alle wateren die overeenkomstig de toepasselijke reglementen voor het openbaar verkeer openstaan, ongeacht of zij behoren tot een maritiem rechtsgebied of tot de binnenwateren;
“Belgische wateren”: de Belgische maritieme zones en de Belgische binnenwateren;
“Belgische maritieme zones”:
a)
de territoriale zee zoals zeewaarts afgebakend bij de wet van 6 oktober 1987 tot bepaling van de breedte van de territoriale zee van België en zoals zijwaarts afgebakend door:
de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek inzake de afbakening van de territoriale zee, ondertekend te Brussel op 8 oktober 1990, goedgekeurd bij de wet van 17 februari 1993;
het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de zijwaartse afbakening van de territoriale zee, ondertekend te Brussel op 18 december 1996, goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1998;
b)
de exclusieve economische zone zoals ingesteld en afgebakend bij de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee; en
c)
het continentaal plat zoals ingesteld en afgebakend bij de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;
“Belgische binnenwateren van maritieme aard”: de van het Belgisch grondgebied deel uitmakende openbare wateren die ook voor zeeschepen toegankelijk zijn;
“Belgische binnenwateren”: de van het Belgisch grondgebied deel uitmakende openbare wateren die voor de scheepvaart bestemd zijn of gebruikt worden;
[EEZ: de Belgisch exclusieve economische zone zoals bepaald en afgebakend bij de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.]
Wetshistoriek
Enig lid, 6° ingevoegd bij art. 4 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).

Artikel 1.1.1.5 Averij
In dit wetboek wordt verstaan onder:
“averij”: alle buitengewone kosten ten dienste van het schip en de goederen, gezamenlijk of afzonderlijk gemaakt, en alle schade aan het schip of aan de goederen overkomen;
“averij-grosse”: de schade en kosten die als averij-grosse worden beschouwd overeenkomstig, naargelang het geval, de Regels van York en Antwerpen, de Avarij-Grosse Regels IVR of de bepalingen die deze regels vervangen;
“bijzondere averij”: alle averij die geen averij-grosse is.

Artikel 1.1.1.6 Registratie

§ 1

In dit wetboek wordt verstaan onder:
“scheepsregisters”: het zeeschepenregister, het rompbevrachtingsregister, het binnenschepenregister het repertorium van de niet-geregistreerde en niet-teboekgestelde schepen en het register van neerlegging;
“registratie” en “registreren”: de inschrijving respectievelijk het inschrijven van een zeeschip onder een speciaal nummer in het zeeschepenregister;
“certificaat van registratie”: het document waaruit blijkt dat het erin vermelde zeeschip het recht heeft de Belgische vlag te voeren;
“register van oorsprong”: het register van de Staat waar het zeeschip als voorwerp van eigendom, alsook zijn eigenaar in zijn hoedanigheid van eigenaar, werden ingeschreven.
“rompbevrachtingsregister”: het register van de Staat waar het zeeschip als voorwerp van een rompbevrachtingsovereenkomst staat ingeschreven op naam van de rompbevrachter of zijn gemachtigde;
“registratie van de rompbevrachting” en “registreren van de rompbevrachting”: de inschrijving respectievelijk het inschrijven van een zeeschip op naam van zijn rompbevrachter of zijn lasthebber in het rompbevrachtingsregister van een andere Staat dan die van het register van oorsprong;
“teboekstelling” en “teboekstellen”: de inschrijving respectievelijk het inschrijven van een binnenschip onder een speciaal nummer in het binnenschepenregister.

§ 2

In alle wetten en besluiten waarin de woorden “teboekstelling” en “register van teboekstelling” of “scheepsregister” worden gebruikt in verband met zeeschepen, moeten die woorden begrepen worden in de betekenis van “registratie” respectievelijk “zeeschepenregister” zoals bepaald in dit boek.