Meer info
     

08/05/2019 Belgisch Scheepvaartwetboek
Belgisch Scheepvaartwetboek

Titel 1 Algemene Bepalingen

Artikel 3.1.1.1 Toepassingsgebied

De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op binnenschepen en op het vervoer met binnenschepen.

Artikel 3.1.1.2 Beheer

In dit boek, in de erop betrekking hebbende bepalingen van boek 4 en, behoudens uitdrukkelijke afwijking, in de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
“scheepseigenaar”: de persoon of de personen die eigenaar zijn van het schip;
“exploitant”: degene die als eigenaar, vruchtgebruiker rompbevrachter of huurkoper het economisch zeggenschap heeft over het binnenschip;
“economisch zeggenschap”: het zelf of voor eigen rekening gebruiken of exploiteren van het binnenschip, waarbij diegene op wie het economisch zeggenschap rust, instaat voor alle kosten en risico's verband houdende met het gebruik of de exploitatie van het binnenschip; het economisch zeggenschap omvat niet mede het recht tot overdracht van de eigendom van het schip noch tot het vestigen van enig zakelijk recht op het schip;
“scheepsmede-eigendom”: de eigendom van een schip dat onverdeeld toebehoort aan verscheidene personen die elk één of meer scheepsaandelen bezitten;
“scheepsmede-eigenaar”: elke eigenaar van een schip in scheepsmede-eigendom;
“scheepsaandeel”: elk kleinste deel van de scheepsmede-eigendom dat een scheepsmede-eigenaar toebehoort;

Artikel 3.1.1.3 Opvarenden

In dit boek, in de erop betrekking hebbende bepalingen van boek 4 en, behoudens uitdrukkelijke afwijking, in de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
“schipper”: het bemanningslid dat gekwalificeerd is om een binnenschip te besturen en om aan boord de algemene verantwoordelijkheid te dragen;
“bemanningslid”: elke persoon die met het oog op de bediening van een binnenschip werkzaamheden aan boord uitvoert of daartoe is voorzien;
“bemanning”: alle bemanningsleden;
“boordpersoneel”: alle werkzame personen aan boord van een passagiersschip die niet tot de bemanning behoren;
“verstekeling”: elke persoon die zich zonder toelating van de schipper aan boord van een binnenschip bevindt;
“passagier”: elke persoon die zich aan boord van een binnenschip bevindt zonder deel uit te maken van de bemanning of het boordpersoneel noch verstekeling te zijn
“opvarende”: elke bemanningslid, elke lid van het boordpersoneel, elke passagier en elke verstekeling.

§ 2

De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit:
bepalingen van dit wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten voor aangeduide schippers, bemanningsleden, boordpersoneel, verstekelingen, passagiers of opvarenden buiten toepassing verklaren;
de begrippen schippers, bemanningsleden, boordpersoneel, verstekelingen, passagiers of opvarenden nader of, waar noodzakelijk met het oog op de toepassing van aangeduide bepalingen, afwijkend omschrijven.

Artikel 3.1.1.4 Bevrachtingen

In dit boek, in de erop betrekking hebbende bepalingen van boek 4 en, behoudens uitdrukkelijke afwijking, in de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
“bevrachtingsovereenkomst”: een overeenkomst, waarbij tegen vergoeding de ene partij, de vervrachter genaamd, al dan niet met overdracht van het economisch zeggenschap, het binnenschip of een bestanddeel daarvan aan een andere partij, de bevrachter genaamd, ter beschikking stelt;
“rompbevrachtingsovereenkomst”: de bevrachtingsovereenkomst waarbij de vervrachter met overdracht van het economisch zeggenschap het binnenschip ter beschikking stelt van de bevrachter;
“huurkoop”: de overeenkomst waarbij de ene partij, de huurkoper genaamd, na betaling in twee of meerdere termijnen van de overeengekomen huurkoopprijs aan de andere partij, de huurverkoper genaamd, het eigendomsrecht over het binnenschip verwerft en in afwachting daarvan het binnenschip huurt en daar het economisch zeggenschap over uitoefent.