In dit boek, in de erop betrekking hebbende bepalingen van boek 4 en, behoudens uitdrukkelijke afwijking, in de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
- 1°
- “scheepseigenaar”: de persoon of de personen die eigenaar zijn van het schip;
- 2°
- “exploitant”: degene die als eigenaar, vruchtgebruiker rompbevrachter of huurkoper het economisch zeggenschap heeft over het binnenschip;
- 3°
- “economisch zeggenschap”: het zelf of voor eigen rekening gebruiken of exploiteren van het binnenschip, waarbij diegene op wie het economisch zeggenschap rust, instaat voor alle kosten en risico's verband houdende met het gebruik of de exploitatie van het binnenschip; het economisch zeggenschap omvat niet mede het recht tot overdracht van de eigendom van het schip noch tot het vestigen van enig zakelijk recht op het schip;
- 4°
- “scheepsmede-eigendom”: de eigendom van een schip dat onverdeeld toebehoort aan verscheidene personen die elk één of meer scheepsaandelen bezitten;
- 5°
- “scheepsmede-eigenaar”: elke eigenaar van een schip in scheepsmede-eigendom;
- 6°
- “scheepsaandeel”: elk kleinste deel van de scheepsmede-eigendom dat een scheepsmede-eigenaar toebehoort;