08/05/2019 Belgisch Scheepvaartwetboek
Belgisch Scheepvaartwetboek
Titel 2 Vaststelling van inbreuken
Hoofdstuk 1 De Scheepvaartcontrole
Afdeling 1 Inrichting en algemene bevoegdheden
Artikel 4.2.1.1 Inrichting
De Koning regelt de inrichting van de Scheepvaartcontrole en bepaalt in het bijzonder zijn hiërarchische structuur. Hij kan nader bepalen hoe zij de er deel van uitmakende scheepvaartcontroleurs hun taken dienen te vervullen.
Artikel 4.2.1.2 Bevoegdheden
§ 1
De door de Koning aangeduide scheepvaartcontroleurs oefenen de volgende bevoegdheden uit:
- 1°
- het toezicht op de naleving van de door en krachtens dit wetboek, door de internationale en Unierechtelijke verdragen en akten betreffende de scheepvaart en door de wet bepaalde verplichtingen [en desbetreffende uitvoeringsbesluiten];
- 2°
- in het bijzonder:
- a)
- het in ontvangst nemen van de arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen, overgezonden op grond van artikel 37 van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen;
- b)
- het opmaken van de wettelijke of reglementaire akten bij het verlies van de bemanning of een gedeelte ervan;
- c)
- het toezicht met het oog op de naleving van de artikelen 2.3.2.1 tot 2.3.2.28 van dit wetboek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten en van het BUNKER-Verdrag, het CLC-Verdrag 1992, het PAL-Verdrag, het WRC-Verdrag en de PAL-Verordening;
- d)
- het toezicht met het oog op de naleving van de artikelen 4.4.1.1 tot 4.4.1.7 van dit wetboek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten en van de Passagiersrechtenverordening;
- e)
- [het toezicht met het oog op de naleving van de artikelen 2.5.2.47 tot en met 2.5.2.62 voor wat betreft het toezicht aan boord van schepen; de daartoe aangeduide scheepvaartcontroleurs personeelsleden rapporteren aan de Voorzitter van de NAMB;]
- 3°
- [...] het nemen van alle bestuursrechtelijke maatregelen die zij nodig achten ten einde de toepasselijke regelgeving te doen naleven en de veiligheid van de scheepvaart te verzekeren;
- 4°
- de opsporing en vaststelling van de door of krachtens dit wetboekdoor de internationale en Unierechtelijke verdragen en akten betreffende de scheepvaart en de wet omschreven inbreuken.
§ 2
De scheepvaartcontroleurs kunnen, naar eigen oordeel, onder meer overgaan tot:
- 1°
- het verschaffen van inlichtingen en adviezen, met name met betrekking tot de meest doeltreffende middelen voor de naleving van de door of krachtens dit wetboek of de wet vastgestelde bepalingen;
- 2°
- het geven van waarschuwingen;
- 3°
- het verlenen van een termijn aan de overtreder ten einde hem toe te laten zijn verplichtingen na te komen;
- 4°
- het nemen van de in de artikelen 4.2.1.5 tot 4.2.1.18 bedoelde maatregelen;
- 5°
- het opmaken van proces-verbaal van inbreuken.
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
- –
- 1° gewijzigd bij art. 17, 1° Wet 29 juni 2022 (BS 19 juli 2022), met ingang van 1 augustus 2022 (art. 23);
- –
- 2°, e) vervangen bij art. 15 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36);
- –
- 3° gewijzigd bij art. 17, 2° Wet 29 juni 2022 (BS 19 juli 2022), met ingang van 1 augustus 2022 (art. 23).
Artikel 4.2.1.3 Hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
§ 1
De Koning kan aan bepaalde scheepvaartcontroleurs de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings toekennen.
De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de door de Koning aangeduide scheepvaartcontroleurs, kunnen slechts worden uitgeoefend met het oog op de opsporing en vaststelling van de in dit wetboek of de wet bedoelde inbreuken.
§ 2
Teneinde hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie te kunnen uitoefenen, leggen de in paragraaf 1 bedoelde scheepvaartcontroleurs in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af, onder bijvoeging van de woorden:
“Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb.”
§ 3
Ongeacht of zij als officier van gerechtelijke politie zijn aangeduid, kunnen de scheepvaartcontroleurs hun bevoegdheden uitoefenen buiten het rechtsgebied van hun woonplaats.
Artikel 4.2.1.4 Noodzakelijkheid en gepastheid van de aangewende middelen
Bij de uitoefening van de hun bevoegdheden moeten de scheepvaartcontroleurs erop toezien dat de middelen die zij aanwenden noodzakelijk en passend zijn.
Artikel 4.2.1.5 Onderzoeksbevoegdheid
Onverminderd de overige bepalingen van dit hoofdstuk mogen de scheepvaartcontroleurs overgaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten ten einde zich ervan te vergewissen dat de bepalingen op de naleving waarvan zij toezicht uitoefenen, daadwerkelijk worden nageleefd.
Artikel 4.2.1.6 Legitimatiebewijs
De scheepvaartcontroleurs oefenen hun opdrachten uit voorzien van het legitimatiebewijs van hun ambt.
De scheepvaartcontroleurs moeten hun legitimatiebewijs steeds voorleggen.
De Koning bepaalt het model van het legitimatiebewijs.
Artikel 4.2.1.7 Identiteitscontrole
De scheepvaartcontroleurs mogen de identiteit opnemen van eenieder van wie zij de identificatie met het oog op de uitoefening van het toezicht nodig achten.
Daartoe kunnen zij van deze personen de overlegging van officiële identificatiedocumenten eisen.
Bovendien kunnen zij deze personen identificeren met de hulp van niet-officiële documenten die de betrokkenen hen vrijwillig voorleggen ingeval zij geen officiële identificatiedocumenten kunnen voorleggen of ingeval de scheepvaartcontroleurs aan de authenticiteit ervan of aan de identiteit van de betrokken personen twijfelen.
De scheepvaartcontroleurs kunnen eveneens, in de gevallen en onder de voorwaarden en volgens de nadere regelen bepaald in artikel 4.2.1.16, de identiteit van deze personen trachten te achterhalen door middel van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan.
Artikel 4.2.1.8 Ondervraging
De scheepvaartcontroleurs mogen hetzij alleen, hetzij samen, hetzij in aanwezigheid van getuigen, gelijk welke persoon wiens verhoor zij noodzakelijk achten, ondervragen over elk feit waarvan de kennisname met het oog op de uitoefening van het toezicht nuttig is.
Artikel 4.2.1.9 Zoeking en huiszoeking
§ 1
In de uitoefening van hun ambt mogen de scheepvaartcontroleurs en de door hen desgevallend aangeduide deskundigen op elk ogenblik van de dag of de nacht, en zonder voorafgaande verwittiging, vrij alle schepen en vervoermiddelen betreden, met inbegrip van Belgische schepen die zich buiten de Belgische wateren bevinden, alsook binnengaan in alle lokalen die verband houden met de scheepvaart en andere plaatsen betreden die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar activiteiten plaatsvinden die aan hun toezicht onderworpen zijn, of voor zover zij dit redelijkerwijze noodzakelijk achten met het oog op de vervulling van hun taak.
Zo nodig kunnen zij een beroep doen op de openbare macht ten einde zich tot die plaatsen toegang te verschaffen.
[In de uitoefening van hun ambt mogen de scheepvaartcontroleurs en de door hen desgevallend aangeduide deskundigen op elk ogenblik van de dag of de nacht, zonder voorafgaande verwittiging de Belgische jachthavens betreden.]
§ 2
Tot bewoonde ruimten hebben de scheepvaartcontroleurs enkel toegang:
- 1°
- ingeval zij zich ter plaatse begeven met het oog op een vaststelling op heterdaad;
- 2°
- op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte; het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de huiszoeking worden gegeven;
- 3°
- in geval van oproep vanuit die plaats;
- 4°
- in geval van brand of overstroming;
- 5°
- ingeval zij in het bezit zijn van een machtiging tot huiszoeking verleend door de onderzoekrechter. In dat geval wordt de huiszoeking uitgevoerd onder leiding van een scheepvaartcontroleur die overeenkomstig artikel 4.2.1.3 de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings heeft.
§ 3
Voor het bekomen van een machtiging tot zoeking richten de scheepvaartcontroleurs een met redenen omkleed verzoek aan de onderzoekrechter. Dit verzoek bevat minstens de volgende gegevens:
- 1°
- de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de huiszoeking;
- 2°
- de regelgeving waarvan de naleving in het betrokken geval wordt nagegaan;
- 3°
- de inbreuken die van het toezicht voorwerp zijn;
- 4°
- alle documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat een huiszoeking nodig is.
Mits het verzoek aan de onderzoekrechter bijzonder wordt gemotiveerd kan aan de scheepvaartcontroleurs een machtiging tot huiszoeking worden verleend met het oog op toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en voor 5 uur.
§ 4
De onderzoekrechter beslist binnen een termijn van maximum 48 uur na de ontvangst van het verzoek om een machtiging tot huiszoeking.
Zijn beslissing is met redenen omkleed.
De beslissing over een verzoek tot huiszoeking na 21 uur en voor 5 uur moet bijzonder worden gemotiveerd.
Tegen de beslissing van de onderzoekrechter is geen beroep mogelijk.
Met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid en onverminderd de toepassing van artikel 4.2.1.19, § 2, dient het geheel van de motiveringsstukken tot het bekomen van de machtiging tot huiszoeking, als bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, te worden toegevoegd aan het strafdossier of aan het dossier in het raam waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 128 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.10 Onderzoek van informatiedragers
§ 1
De scheepvaartcontroleurs mogen zich alle informatiedragers doen overleggen die zich bevinden op de plaatsen die aan hun toezicht zijn onderworpen, zelfs wanneer de scheepvaartcontroleurs niet met het toezicht op de betrokken regelgeving belast zijn.
Onder “informatiedragers” wordt gelijk welke informatiedragers verstaan, in welke vorm ook, met inbegrip van boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven en banden, met inbegrip van de informatiedragers die toegankelijk zijn door een informaticasysteem of door elk ander elektronisch apparaat.
De scheepvaartcontroleurs mogen zich eveneens toegang doen verschaffen tot de in het eerste lid bedoelde informatiedragers die vanuit de vermelde plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of enig ander elektronisch apparaat.
De scheepvaartcontroleurs mogen overgaan tot het opsporen en onderzoeken van de in het vorige lid bedoelde informatiedragers:
- 1°
- ingeval de informatiedragers niet vrijwillig worden voorgelegd, zonder dat men zich evenwel tegen deze opsporing of dit onderzoek verzet;
- 2°
- ingeval de personen die voormelde informatiedragers vrijwillig kunnen voorleggen op het ogenblik van de controle niet bereikbaar zijn.
De scheepvaartcontroleurs kunnen slechts tot de opsporing of het onderzoek van deze informatiedragers overgaan op voorwaarde dat de aard van de opsporing of het onderzoek dit vereist en wanneer het gevaar bestaat dat deze informatiedragers of de gegevens die zij bevatten naar aanleiding van het onderzoek verdwijnen of worden gewijzigd.
Tegen degene die zich tegen de opsporing of het onderzoek verzet wordt een proces-verbaal wegens verhindering van toezicht opgemaakt.
§ 2
De scheepvaartcontroleurs mogen zich informatiedragers die om het even welke andere gegevens bevatten, inbegrepen de beroepsboeken en – documenten van de ondernemingen die aan hun toezicht zijn onderworpen ter inzage doen overleggen wanneer zij dit met het oog op het volbrengen van hun opdracht nodig achten, en overgaan tot het onderzoek ervan.
Zij beschikken eveneens over deze bevoegdheid met betrekking tot de gegevens die toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat.
Zij kunnen de nodige uitleg over de gegevens eisen.
§ 3
Wanneer de gegevens bedoeld in de paragrafen 1 en 2 toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat, hebben de scheepvaartcontroleurs het recht zich de op die informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm te doen voorleggen, in de door hen gevraagde vorm.
§ 4
Wanneer de gegevens bedoeld in paragraaf 1 toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat vanuit een plaats die aan het toezicht van de scheepvaartcontroleurs is onderworpen, moet aan de scheepvaartcontroleurs de vrije toegang langs elektronische weg tot het informaticasysteem of tot elk ander elektronisch apparaat en tot deze gegevens worden gewaarborgd, alsook de vrije fysieke toegang tot de binnenkant van de kast van het informaticasysteem of van elk ander elektronisch apparaat en het recht tot downloaden en gebruik langs elektronische weg van deze gegevens.
De scheepvaartcontroleurs genieten de in het vorige lid bedoelde rechten eveneens ingeval de plaats van bewaring van deze gegevens zich in een ander land bevindt en deze gegevens in België langs elektronische weg toegankelijk zijn vanuit een plaats die aan het toezicht van de scheepvaartcontroleurs is onderworpen.
De scheepvaartcontroleurs zien erop toe dat de integriteit van de verzamelde gegevens en van het materieel waartoe zij toegang hebben gewaarborgd is.
§ 5
Wie een beroep doet op een informaticasysteem of op elk ander elektronisch apparaat ten einde de in paragraaf 1 bedoelde gegevens op te maken, bij te houden of te bewaren, moet op verzoek van de scheepvaartcontroleurs ter plaatse inzage geven van de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma's, het beheer en de exploitatie van het gebruikte systeem.
§ 6
De scheepvaartcontroleurs mogen, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat, de betrouwbaarheid nagaan van de geïnformatiseerde gegevens en bewerkingen, door de overlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld ten einde de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm.
§ 7
De scheepvaartcontroleurs mogen, in welke vorm ook, kopieën nemen van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde informatiedragers of van de gegevens die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken. De scheepvaartcontroleurs vragen bij voorkeur een elektronische kopie.
Ingeval het informatiedragers bedoeld in paragraaf 1 betreft die toegankelijk zijn via een informaticasysteem mogen de scheepvaartcontroleurs, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat, in de door hen gewenste vorm kopieën maken van het geheel of een deel van voormelde gegevens.
§ 8
Als informatiedragers in de zin van paragraaf 1, eerste lid, worden beschouwd de door of krachtens de wet vereiste documenten die zich aan boord van een schip moeten bevinden, welke ook de nationaliteit ervan zij.
Artikel 4.2.1.11 Aanhouding van het schip
Bij ernstige vermoedens van inbreuken als bedoeld in titel 1, kunnen de scheepvaartcontroleurs het schip aanhouden, tenzij als waarborg een geldsom wordt geconsigneerd bij de Deposito-en Consignatiekas, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 2018 op de Deposito- en Consignatiekas, waarbij alle gebeurlijke kosten ten laste blijven van de vermoedelijke dader.
De hoogte van de borgborg wordt door de Scheepvaartcontrole vastgesteld. Dit bedrag mag de maximale geldboete voor de inbreuken, verhoogd met de opdeciemen, niet overschrijden.
Het ontvangstbewijs dat door de Deposito- en Consignatiekas wordt afgeleverd, geldt als rechtstitel tegenover de Deposito- en Consignatiekas en wordt onverwijld door de vermoedelijke dader als bewijs van betaling van de borgsom bezorgd aan de inspecteur die de overtreding vaststelde.
Het storten van de borgsom kan, zonder kosten voor de overheid, worden vervangen door een bankgarantie verleend door een in België gevestigde bank of een door de Scheepvaartcontrole ontvankelijk verklaarde garantie getekend door een “Protection and Indemnity Club”.
De geldboete die is opgelegd door een definitieve beslissing ingevolge administratieve vervolging, een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde of door een minnelijke schikking wordt, naar gelang van het geval, verhaald op de borgsom.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 38 Wet 16 mei 2024 (BS 4 juli 2024), met ingang van 1 juni 2024 (art. 47).
Artikel 4.2.1.12 Beslag op en verzegeling van informatiedragers
De scheepvaartcontroleurs mogen de in artikel 4.2.1.10, § 1, bedoelde informatiedragers in beslag nemen of verzegelen.
Zij beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.
Ingeval de inbeslagneming materieel onmogelijk is worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen verstaan, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de overheid. In een noodgeval of om technische redenen, kan gebruik worden gemaakt van dragers die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.
Artikel 4.2.1.13 Vertaling van gegevens
Wanneer de in artikel 4.2.1.10, § 1, bedoelde gegevens zijn opgesteld in een andere taal dan een van de landstalen of het Engels en wanneer zij zulks met het oog op het toezicht nodig achten kunnen de scheepvaartcontroleurs van die gegevens een vertaling in één van de landstalen of het Engels eisen.
Artikel 4.2.1.14 Onderzoek van goederen
De scheepvaartcontroleurs mogen alle bewerkte of afgewerkte goederen, producten en stoffen die bewaard, gebruikt of behandeld worden of die zij aantreffen op plaatsen waartoe zij toegang hebben, aan een onderzoek onderwerpen of doen onderwerpen en daarvan stalen nemen of doen nemen en deze meenemen voor ontleding of voor het leveren van het bewijs van de inbreuk, mits de houders van deze goederen, producten en stoffen daarvan op de hoogte te brengen.
In voorkomend geval moeten de houders van deze goederen, producten en stoffen de verpakkingen leveren die voor het vervoer en het behoud van die stalen nodig zijn.
De Koning bepaalt de nadere regels voor het nemen, meenemen en ontleden van de stalen alsook de nadere regels voor de erkenning van natuurlijke of rechtspersonen bevoegd om de ontledingen uit te voeren.
Artikel 4.2.1.15 Beslag op en verzegeling van goederen
Ongeacht of de overtreder al dan niet de eigenaar van de betrokken goederen is, mogen de scheepvaartcontroleurs andere roerende goederen dan informatiedragers, met inbegrip van het vervoermiddel waarmee de overtreding is gepleegd alsook onroerende goederen, die aan hun toezicht zijn onderworpen of aan de hand waarvan inbreuken kunnen worden vastgesteld op de regelgeving op de naleving waarvan zij toezicht uitoefenen, op kosten en risico's van de eigenaar in beslag nemen of verzegelen wanneer zulks noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken worden gepleegd.
Artikel 4.2.1.16 Maken van beeldmateriaal
§ 1
De scheepvaartcontroleurs mogen vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager daarvan.
Zij kunnen eveneens beeldmateriaal van derden aanwenden, voor zover deze personen dit beeldmateriaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.
§ 2
In bewoonde ruimten mogen de scheepvaartcontroleurs enkel vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging verleend door de onderzoeksrechter. Het verzoek dat de scheepvaartinspecteur aan de onderzoeksrechter richt om deze machtiging te verkrijgen, moet minstens de in artikel 4.2.1.9, § 3, bedoelde gegevens bevatten.
De machtiging van de onderzoeksrechter is niet vereist in de gevallen bij wet bepaald.
§ 3
Onder de volgende voorwaarden gelden de vaststellingen die de scheepvaartcontroleurs hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal tot bewijs van het tegendeel:
- 1°
- de vaststellingen maken het voorwerp uit van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat naast de in artikel 4.2.1.23 vermelde gegevens de volgende gegevens moet bevatten:
- a)
- de identiteit van het personeelslid dat het beeldmateriaal heeft gemaakt;
- b)
- de dag, de datum, het uur waarop en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;
- c)
- de volledige identificatie van het technische hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;
- d)
- een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal te zien is, alsook het verband met de vastgestelde inbreuk;
- e)
- ingeval het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;
- f)
- een afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsook een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;
- g)
- wanneer er verschillende afdrukken of dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;
- 2°
- de originele drager van het beeldmateriaal wordt door de Scheepvaartcontrole bewaard totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken of totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete van de sanctionerende overheid uitvoerbare kracht heeft gekregen of tot de seponering van de inbreuk door de sanctionerende overheid.
Artikel 4.2.1.17 Schriftelijke vaststelling van maatregelen
§ 1
De inbeslagnemingen en de verzegelingen verricht op basis van de artikelen 4.2.1.12 en 4.2.1.15 en de maatregelen genomen ter uitvoering van de artikelen 4.2.1.10, § 4, en 4.2.1.14 moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vaststelling.
De in artikel 4.2.1.10, § 1, vierde lid bedoelde opsporingsmaatregelen en, in voorkomend geval, de onderzoeksmaatregelen die eruit voortvloeien en welke op die plaats worden uitgevoerd, moeten eveneens het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vaststelling.
§ 2
De in paragraaf 1 bedoelde schriftelijke vaststelling wordt overhandigd aan de persoon wiens belangen door de maatregelen worden getroffen, die tekent voor ontvangst.
Indien de betrokken persoon niet aanwezig is, wordt de schriftelijke vaststelling onmiddellijk achtergelaten. Binnen een termijn van veertien dagen wordt tevens bij een aangetekende zending aan de betrokken persoon een afschrift verzonden.
§ 3
Het in paragraaf 1 bedoelde geschrift moet minstens vermelden:
- 1°
- de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
- 2°
- de identiteit van de scheepvaartcontroleurs en de hoedanigheid waarin zij optreden;
- 3°
- de genomen maatregelen;
- 4°
- de rechtsmiddelen die tegen de maatregelen openstaan.
Wanneer de maatregelen bedoeld in het eerste lid, 3°, betrekking hebben op de in artikel 4.2.1.10, § 1, vierde lid bedoelde opsporingsmaatregelen en, in voorkomend geval, op de onderzoeksmaatregelen die eruit voortvloeien en welke op die plaats werden uitgevoerd, bevat de beschrijving onder meer de volgende gegevens:
- 1°
- de beschrijving van de plaats of de plaatsen waar deze opsporings- of onderzoeksmaatregelen hebben plaats gevonden;
- 2°
- de regelgeving op de naleving waarvan toezicht wordt uitgeoefend en waarop zich een inbreuk heeft voorgedaan of mogelijk heeft voorgedaan die de betrokken opsporings- of onderzoeksmaatregelen noodzakelijk maakt;
- 3°
- de lijst van de informatiedragers bedoeld in artikel 4.2.1.10, § 1, die werden opgespoord en, in voorkomend geval, die ter plaatse werden onderzocht;
- 4°
- de beschrijving van de feiten waaruit blijkt dat de bedoelde opsporingsmaatregelen of onderzoeksmaatregelen zijn genomen in de gevallen en onder de voorwaarden bedoeld bij artikel 4.2.1.10, § 1, vierde lid;
- 5°
- de verantwoording van het feit dat het met de bedoelde opsporings- of onderzoeksmaatregelen beoogde resultaat niet kon worden bereikt met andere, minder ingrijpende maatregelen.
Artikel 4.2.1.18 Opmaken en overhandigen van akten
De scheepvaartcontroleurs mogen elke akte en elk ander stuk opmaken of overhandigen ter vervanging van de in de toepasselijke regelgeving vermelde akten en stukken, mits de overheid verantwoordelijk voor de afgifte daarmee instemt.
Artikel 4.2.1.19 Plichten van de scheepvaartcontroleurs
§ 1
De scheepvaartcontroleurs moeten de nodige maatregelen nemen ten einde het vertrouwelijk karakter te verzekeren van de gegevens van persoonlijke aard waarvan ze in de uitoefening van hun opdracht kennis hebben gekregen en ten einde te verzekeren dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtopdracht.
§ 2
Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de bepalingen van de regelgeving op de naleving waarvan waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de scheepvaartcontroleurs in geen enkel geval, zelfs niet voor de rechtbanken, de naam van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekend maken.
§ 3
De scheepvaartcontroleurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen.
§ 4
De scheepvaartcontroleurs moeten bij het uitvoeren van hun toezichtopdracht de voorschriften inzake de plichtenleer in acht nemen.
De Koning bepaalt de voorschriften van de plichtenleer.
Artikel 4.2.1.20 Samenwerking
§ 1
In de uitoefening van hun ambt kunnen de scheepvaartcontroleurs de bijstand van het operationeel kader van de federale politie en van de lokale politie verzoeken. Zij kunnen zich eveneens doen bijstaan door deskundigen.
§ 2
Met het oog op de uitoefening van hun bevoegdheden kunnen de politiediensten om de medewerking van de scheepvaartcontroleurs verzoeken.
§ 3
Wanneer zij zulks nodig achten of op aanvraag, delen de scheepvaartcontroleurs de inlichtingen die zij tijdens hun onderzoek hebben ingewonnen mee aan de politiediensten en andere personeelsleden van de overheid belast met het toezicht op de naleving van andere toepasselijke regelgeving of met de toepassing van een andere regelgeving, in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of voor de toepassing van een andere regelgeving kunnen aanbelangen.
Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.
Inlichtingen betreffende medische gegevens van persoonlijke aard mogen slechts worden meegedeeld of gebruikt met inachtneming van het medisch beroepsgeheim.
§ 4
Onverminderd artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, moeten alle overheidsdiensten, met inbegrip van de parketten, de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de politie, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, alsook de overheidsinstellingen die ervan afhangen, aan de scheepvaartcontroleurs, op hun verzoek, alle inlichtingen verschaffen die laatstgenoemden nuttig achten voor het toezicht op de naleving van de regelgeving waarmee zij belast zijn, alsook gelijk welke informatiedragers ter inzage overleggen en kopieën ervan verstrekken, onder gelijk welke vorm.
Alle voornoemde diensten moeten die inlichtingen en die kopieën kosteloos verstrekken.
De inlichtingen en informatiedragers verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de rechterlijke overheid.
§ 5
De scheepvaartcontroleurs, alsook alle personeelsleden van de overheid belast met het toezicht op de naleving van een andere regelgeving, mogen de inlichtingen verkregen op grond van § 3 of 4 gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht waarmee ze belast zijn.
Artikel 4.2.1.21 Retributies
Onverminderd bijzondere bepalingen betreffende de heffing van retributies, kan voor de verlening van diensten door de Scheepvaartcontrole een retributie worden geheven welke door de scheepseigenaar of zijn lasthebber, de aanvrager of de begunstigde verschuldigd is aan de Staat.
De Koning bepaalt het tarief van de retributies en de nadere regels voor de toepassing en inning ervan.
Afdeling 2 Processen-verbaal
Artikel 4.2.1.22 Verhoren
In de mate dat zij niet uit zichzelf van toepassing zijn, worden de artikelen 28quinquies, § 2, en 47bis van het Wetboek van Strafvordering door de scheepvaartcontroleurs op overeenkomstige wijze toegepast op elk verhoor en elke ondervraging.
Artikel 4.2.1.23 Op te nemen gegevens
Elk proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de bepalingen van dit wetboek of op de desbetreffende uitvoeringsbesluiten bevat minstens de volgende gegevens:
- 1°
- de identiteit van de verbaliserende ambtenaar;
- 2°
- de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar zijn bevoegdheid tot optreden ontleent;
- 3°
- de plaats en de datum van de inbreuk;
- 4°
- de identiteit van de vermoedelijke dader en van de betrokkenen;
- 5°
- de wetsbepaling waarop inbreuk werd gepleegd;
- 6°
- een beknopt relaas van de feiten met betrekking tot de gepleegde inbreuken;
- 7°
- de datum en de plaats van opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal, en, in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen.
De Koning kan voor de processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk algemene vormvoorschriftenregels vaststellen.
[Artikel 11 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken is van toepassing op een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk waarvoor enkel een administratieve geldboete kan worden opgelegd.]
Wetshistoriek
Lid 3 ingevoegd bij art. 129 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.24 Verzending
§ 1
Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk wordt overgezonden aan het Openbaar Ministerie voor inbreuken die strafbaar zijn met een strafrechtelijke sanctie.
Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk wordt enkel overgezonden aan de sanctionerende overheid voor inbreuken die enkel strafbaar zijn met een administratieve geldboete.
Een exemplaar van het proces-verbaal bedoeld in het eerste lid tot vaststelling van een inbreuk op de bepalingen van dit wetboek of op de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt bezorgd aan de sanctionerende overheid bedoeld in artikel 4.3.1.2.
§ 2
[...]
Wetshistoriek
§ 2 opgeheven bij art. 16 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Artikel 4.2.1.25 Afschrift voor de dader
Een afschrift van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk wordt bezorgd aan de vermoedelijke dader van de inbreuk. Indien het een buitenlandse vermoedelijke dader betreft, wordt het afschrift bezorgd aan zijn vertegenwoordiger in België of aan de vermoedelijke dader.
Bij gebrek aan een afschrift kan de vermoedelijke dader daarvan te allen tijde afschrift verkrijgen hetzij bij de overheid die het proces-verbaal heeft opgemaakt, hetzij bij de sanctionerende overheid.
[Indien het een buitenlandse vermoedelijke dader betreft, gebeurt de betekening van het afschrift aan zijn wettelijke vertegenwoordiger in België. Als er geen wettelijke vertegenwoordiger is aangeduid maar de vermoedelijke dader met een scheepsagent werkt, wordt de scheepsagent vermoed de wettelijke vertegenwoordiger van de vermoedelijke dader te zijn. Wanneer de procedure verloopt via een wettelijke vertegenwoordiger wordt er geacht woonstkeuze te zijn gedaan bij de wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 39 van het Gerechtelijk wetboek.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 130 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.26 Bewijskracht
§ 1
De processen-verbaal die opgemaakt zijn door de scheepvaartcontroleurs hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is, voor zover overeenkomstig artikel 4.2.1.25, eerste of tweede lid een afschrift ervan ter kennis wordt gebracht binnen een termijn van vijftien dagen [na de afsluiting van het proces-verbaal].
Wanneer de vermoedelijke dader van de inbreuk niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk begint de termijn van vijftien dagen te lopen op de dag waarop de scheepvaartcontroleurs de vermoedelijke dader van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.
Wanneer de vervaldag, die inbegrepen is in die termijn, een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt deze verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Voor de toepassing van de termijn bedoeld in het eerste lid vormen het geven van een waarschuwing, het verlenen van een termijn om zijn verplichtingen na te komen of het nemen van maatregelen bedoeld in de artikelen 4.2.1.5 tot 4.2.1.18 en 4.2.1.20, § 1, geen vaststelling van de inbreuk.
§ 2
De materiële vaststellingen die door de scheepvaartcontroleurs zijn gedaan in een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk kunnen met dezelfde bewijskracht gebruikt worden door de andere scheepvaartcontroleurs alsook door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van andere regelgeving.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 131 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Afdeling 2/1 Het elektronisch proces verbaal
Wetshistoriek
Afdeling 2/1 (art. 4.2.1.26/1 - art. 4.2.1.26/4) ingevoegd bij art. 132 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.26/1 Begrippen
Voor de toepassing van deze afdeling en haar uitvoeringsbesluiten, wordt verstaan onder:
- 1°
- het Beheerscomité: het Beheerscomité van de databank e-PV, bedoeld in artikel 100/8 van het Sociaal Strafwetboek;
- 2°
- de elektronische identiteitskaart: de elektronische identiteitskaart bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
- 3°
- het e-PV: het proces-verbaal tot vaststelling van inbreuken dat wordt aangemaakt, opgeslagen en verzonden via de daartoe ontworpen informaticatoepassing bedoeld in artikel 100/2, eerste lid, van het Sociaal Strafwetboek;
- 4°
- de databank e-PV: de databank bedoeld in artikel 100/6 van het Sociaal Strafwetboek.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 132 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.26/2 Facultatief gebruik
Voor de aanmaak van processen-verbaal kan de Scheepvaartcontrole gebruik maken van de daartoe ontworpen informaticatoepassing bedoeld in artikel 100/2, eerste lid, van het Sociaal Strafwetboek.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 132 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.26/3 (oud art. 4.2.1.26/3) Toegang tot gegevens
§ 1
De gegevens die opgenomen zijn in een proces-verbaal dat opgesteld wordt tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid, zijn enkel toegankelijk mits de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste, behalve voor de opsteller of opstellers van het e-PV en met uitzondering van de volgende gegevens:
- 1°
- de datum van opstelling van het proces-verbaal;
- 2°
- het nummer van het proces-verbaal;
- 3°
- de aanduiding of het gaat om een proces-verbaal opgesteld op eigen initiatief van de verbalisant of in uitvoering van een taak opgelegd door een rechterlijke overheid;
- 4°
- de dienst waartoe de verbaliserende ambtenaar behoort;
- 5°
- de naam van de verbaliserende ambtenaar;
- 6°
- de identiteit en het adres van de woonplaats of de maatschappelijke zetel van iedere persoon die ervan verdacht wordt (mede)dader te zijn van een inbreuk;
- 7°
- de identiteit en het adres van de woonplaats of de maatschappelijke zetel van iedere persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk geacht wordt voor een inbreuk;
- 8°
- in voorkomend geval, de naam en het identificatienummer van de sociale zekerheid van iedere werknemer of persoon die betrokken is of geacht wordt betrokken te zijn bij een inbreuk;
- 9°
- de kwalificatie van de vastgestelde inbreuk(en).
§ 2
Het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en de onderzoeksrechters hebben toegang tot de gegevens van de databank e-PV in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdracht.
§ 3
In afwijking van paragraaf 1, kan het openbaar ministerie ten aanzien van de in deze paragraaf bedoelde personen, met uitzondering van de opsteller of opstellers van het e-PV, de toegang uitstellen tot de
gegevens opgenomen in een bepaald e-PV wanneer en zolang de bevoegde magistraat van oordeel is dat deze toegang de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van een persoon in gevaar kan brengen.
§ 4
De gegevens in e-PV worden gedurende 10 jaar na de datum de inbreuk bewaard. De verwerkingsverantwoordelijke is de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 132 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.26/4 Ondertekening
§ 1
Het e-PV wordt door de opsteller of opstellers elektronisch ondertekend door middel van de gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/ EG.
De Koning kan, op de wijze voorzien in artikel 100/3, § 1, tweede lid, van het Sociaal Strafwetboek, bepalen dat het e-PV door de opsteller of opstellers elektronisch ondertekend kan worden door middel van een ander systeem dat toelaat om de identiteit van de ondertekenaar en de integriteit van het ondertekende e-PV met afdoende waarborgen vast te stellen.
§ 2
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt, onverminderd de artikelen 1322 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, het e-PV dat door de opsteller of opstellers elektronisch werd ondertekend, overeenkomstig paragraaf 1, gelijkgesteld met een proces-verbaal op papieren drager ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 132 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Afdeling 3 Bijzondere bevoegdheden
Onderafdeling 1 Schepen
Artikel 4.2.1.27 Scheepsmeting
§ 1
Elk Belgisch of vreemd zeeschip moet zich onderwerpen aan de inspectie waartoe de scheepvaartcontroleurs beslissen over te gaan.
§ 2
De inspectie door de scheepvaartcontroleurs heeft enkel tot doel na te gaan of:
- 1°
- het zeeschip voorzien is van een geldige meetbrief zoals in artikel 2.2.2.9, tweede lid bepaald;
- 2°
- de belangrijkste kenmerken van het zeeschip in overeenstemming zijn met de op de aan boord zijnde meetbrief vermelde gegevens.
§ 3
Ingeval uit de inspectie blijkt dat de belangrijkste kenmerken van het zeeschip derwijze van deze vermeld op de meetbrief afwijken dat zulks tot een vermeerdering van de bruto- of nettotonnenmaat leidt, stellen de scheepvaartcontroleurs de Staat waarvan het zeeschip de vlag voert daarvan onverwijld in kennis.
§ 4
De scheepvaartcontroleurs kunnen elk zeeschip aanhouden dat de artikelen 2.2.2.1 tot 2.2.2.14 van dit wetboek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten overtreedt. Zij beslissen tot de vrijlating van het zeeschip zodra aan de door hen gestelde voorwaarden is voldaan.
Artikel 4.2.1.28 Scheepsveiligheid
§ 1
De scheepvaartcontroleurs kunnen te allen tijde de door hen voor de toepassing van de artikelen 2.2.3.1 tot 2.2.3.15 van dit wetboek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten nodig geachte richtlijnen geven, onder meer het op het droge zetten of het ledig vertonen van het zeeschip en het uitvoeren van door hen bepaalde werken.
§ 2
Iedere kapitein en iedere scheepseigenaar is verplicht de scheepvaartcontroleurs en deskundigen de inlichtingen en de hulp te verstrekken welke zij voor de vervulling van hun opdracht nodig achten.
§ 3
De scheepvaartcontroleurs hebben het recht elk zeeschip dat niet aan de wettelijke of reglementaire voorwaarden inzake de scheepsveiligheid voldoet, aan te houden of het de toegang tot een Belgische haven te ontzeggen.
Indien de wettelijke en reglementaire voorwaarden wel vervuld zijn, doch ernstige vermoedens niettemin doen aannemen dat het zeeschip niet kan varen zonder de veiligheid van de bemanning, van de passagiers of van de lading of het mariene milieu in gevaar te brengen, mogen de scheepvaartcontroleurs het zeeschip eveneens ophouden. Ten aanzien van een Belgisch zeeschip wordt van dat recht alleen gebruik gemaakt nadat de voorzitter van de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart daartoe machtiging heeft verleend.
Behoudens in dringende gevallen oefenen de scheepvaartcontroleurs het in deze paragraaf bedoeld recht ten aanzien van vreemde zeeschepen eerst uit nadat de consul van het land waarvan het zeeschip de vlag voert, is ingelicht over de te nemen maatregelen en de redenen welke daartoe aanleiding hebben gegeven.
In dringende gevallen geschiedt deze mededeling onmiddellijk nadat de maatregelen zijn genomen.
Het zeeschip wordt vrijgelaten zodra de gestelde voorwaarden zijn vervuld ten genoegen van de scheepvaartcontroleurs.
Van de ter zake genomen beslissingen wordt kennis gegeven aan de bevoegde scheepvaartcontroleurs, die het zeeschip ophouden of vrijlaten.
§ 4
Indien de bemanning oordeelt dat het zeeschip niet alle nodige waarborgen van veiligheid oplevert, mag zij te allen tijde een met redenen omkleed verzoekschrift richten aan de scheepvaartcontroleurs zijn of de Belgische consulaire ambtenaar richten.
Deze overheden moeten de bemanning horen alvorens de maatregelen te treffen welke de omstandigheden vereisen.
§ 5
Ingeval een of ander certificaat of een toelating tot afvaart wordt geweigerd dan wel een zeeschip op grond van paragraaf 3 wordt aangehouden of de toegang tot een Belgische haven ontzegd wordt, maken de scheepvaartcontroleurs of de Belgische consulaire ambtenaar, een gemotiveerd proces-verbaal op, waarvan binnen vierentwintig uren na de beslissing een afschrift wordt toegezonden aan degene wie deze beslissing kan aangaan.
§ 6
Binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van het gemotiveerd proces-verbaal overeenkomstig paragraaf 5, kan tegen de in paragrafen 3 en 5 bedoelde beslissingen beroep worden ingesteld.
Het beroep wordt ingesteld door de aanvrager of de houder van het certificaat en, in de gevallen van aanhouding, verbod tot afvaart of ontzegging van toegang tot een Belgische haven, door de kapitein of de scheepseigenaar door middel van een verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart, waarin de middelen worden uiteengezet. Het beroep heeft geen opschortende kracht.
Onderafdeling 2 Reders
Artikel 4.2.1.29 Verplichte verzekering tegen maritieme vorderingen
Elke inspectie van een schip in een haven die onder de Belgische rechtsbevoegdheid valt, overeenkomstig de bepalingen inzake havenstaatcontrole vastgesteld in uitvoering van de artikelen 2.2.3.1 tot 2.2.3.15 van dit wetboek, houdt mede in dat wordt nagegaan of zich aan boord een verzekeringscertificaat als bedoeld in artikel 2.3.2.5 aan boord bevindt.
Ingeval het in artikel 2.3.2.5 bedoelde verzekeringscertificaat zich niet aan boord bevindt en onverminderd de bepalingen inzake havenstaatcontrole vastgesteld in uitvoering van de artikelen 2.2.3.1 tot 2.2.3.15 van dit wetboek welke voorzien in de aanhouding van schepen ingeval de veiligheid of de vrijwaring van het mariene milieu in gevaar is, kunnen de scheepvaartcontroleurs tegen het schip een verwijderingsbevel uitvaardigen, waarvan de Europese Commissie, de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en de betrokken vlagstaat in kennis worden gesteld. Het uitvaardigen van dergelijk verwijderingsbevel of van een verwijderingsbevel door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte overeenkomstig artikel 5, lid 2 van Richtlijn 2009/20/EG heeft tot gevolg dat het schip niet wordt toegelaten tot de Belgische havens totdat de scheepseigenaar het in artikel 2.3.2.5 bedoelde verzekeringscertificaat voorlegt.
Ingeval een verwijderingsbevel wordt uitgevaardigd, stelt de Scheepvaartcontrole een met redenen omkleed proces-verbaal op waarvan binnen vierentwintig uren na de beslissing een afschrift wordt toegezonden aan de kapitein of aan de scheepseigenaar.
Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het afschrift van het met redenen omkleed proces-verbaal kan tegen de in de vorige leden bedoelde beslissingen beroep worden ingesteld. Het beroep wordt door de kapitein of de scheepseigenaar ingesteld door middel van een verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart, waarin de middelen worden uiteengezet. Het beroep heeft geen opschortende kracht.
Artikel 4.2.1.30 Verplichte PAL-verzekering
De scheepvaartcontroleurs kunnen elk schip dat niet in het bezit is van de bij het PAL-Verdrag, de PAL-Verordening, de artikelen 2.3.2.1 tot 2.3.2.28 van dit wetboek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten voorgeschreven geldige certificaten, of waarvoor niet voldoende het bewijs is geleverd bedoeld in artikel 2.3.2.5, § 2, of dat niet verzekerd is overeenkomstig artikel 2.3.2.4, aanhouden of het de toegang tot een Belgische haven of de Belgische territoriale zee ontzeggen. Behoudens in dringende gevallen oefenen de scheepvaartcontroleurs het in dit lid bedoeld recht ten aanzien van vreemde schepen eerst uit nadat de consul van het land waarvan het schip de vlag voert, is ingelicht. In dringende gevallen geschiedt deze mededeling onmiddellijk nadat de maatregelen zijn genomen. Het schip wordt vrijgelaten zodra het schip ten genoegen van de scheepvaartcontroleurs in het bezit is van de voorgeschreven geldige certificaten.
Ingeval een toelating tot afvaart wordt geweigerd of een schip wordt aangehouden of de toegang tot een Belgische haven of de Belgische territoriale zee wordt ontzegd, maakt de Scheepvaartcontrole of, in voorkomend geval, de Belgische consulaire ambtenaar, een met redenen omkleed proces-verbaal op, waarvan binnen vierentwintig uur na de beslissing een afschrift wordt toegezonden aan de kapitein of de scheepseigenaar.
Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het afschrift van het met redenen omkleed proces-verbaal overeenkomstig dit artikel kan tegen de in de vorige leden bedoelde beslissingen beroep worden ingesteld. Het beroep wordt ingesteld door de kapitein of de scheepseigenaar door middel van een verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart, waarin de middelen worden uiteengezet. Het beroep heeft geen opschortende kracht.
Artikel 4.2.1.31 Toezicht in verband met passagiersbescherming
Iedere kapitein, iedere scheepseigenaar en iedere terminalexploitant moet de scheepvaartcontroleurs bij het toezicht op de naleving van de Passagiersrechtenverordening de inlichtingen en de hulp te verstrekken welke zij voor de vervulling van hun opdracht nodig achten.
Onderafdeling 3 Marien milieu
Artikel 4.2.1.32 Richtlijnen met betrekking tot schepen
§ 1
De scheepvaartcontroleurs die daartoe aangesteld zijn kunnen te allen tijde de richtlijnen geven die zij voor de toepassing van de artikelen 2.5.3.1 tot [2.5.3.12] van dit wetboek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten ervan nodig achten, onder meer het doen uitvoeren van bepaalde werken of van bepaalde handelingen met het oog op de voorkoming of beperking van een lozing.
§ 2
De scheepvaartcontroleurs en de personeelsleden van de Scheepvaartpolitie zijn in het bijzonder bevoegd om na te gaan of:
- 1°
- een schip voorzien is van een geldig certificaat overeenkomstig artikel 2.5.3.6;
- 2°
- een dagboek als vereist in artikel 2.5.3.7 wordt bijgehouden;
- 3°
- de aantekeningen in het dagboek juist en volledig zijn;
- 4°
- het schip in strijd met de bepalingen van dit wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten schadelijke stoffen in zee heeft geloosd.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 133 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.33 Verplichtingen van gezagvoerders en beheerders van plaatsen
De gezagvoerder van een schip dat de Belgische of een vreemde vlag voert is verplicht de ambtenaren in uitoefening van hun wettelijke opdrachten en de personen die hen vergezellen desgevraagd behoorlijke en veilige toegang tot het schip en zijn ruimen te verschaffen. Voorts verschaft de gezagvoerder, op verzoek van die personen, de inlichtingen, middelen en hulp die zij met het oog op de uitvoering van het onderzoek aan boord redelijkerwijze nodig achten.
Eenieder die belast is met het dagelijks beheer van een bedrijf of verantwoordelijk is voor een ligplaats of andere plaatsen waartoe de scheepvaartcontroleurs en de personen die hen vergezellen toegang hebben, is verplicht hen de inlichtingen, middelen en hulp te verstrekken welke zij voor de vervulling van hun opdracht nodig achten.
Artikel 4.2.1.34 Toezicht op vreemde schepen
§ 1
Een vreemd schip dat krachtens het MARPOL-Verdrag een certificaat behoeft, kan in een Belgische haven worden gecontroleerd door een scheepvaartcontroleur ten einde na te gaan of het schip van een geldig certificaat voorzien is.
Ingeval een in het eerste lid bedoeld schip niet van een geldig certificaat is voorzien of ingeval er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de bouw, inrichting of uitrusting van het schip niet in overeenstemming is met de gegevens van het certificaat, kan het schip door een scheepvaartcontroleur worden onderworpen aan een nader onderzoek.
Een vreemd schip dat geen certificaat behoeft overeenkomstig het MARPOL-Verdrag, kan in een Belgische haven worden gecontroleerd door scheepvaartcontroleur ten einde na te gaan of het schip zodanig is gebouwd, ingericht en uitgerust dat het zonder gevaar voor verontreiniging van het mariene milieu naar zee kan vertrekken.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op het schip dat de vlag voert van een Staat die geen Partij is bij het MARPOL-Verdrag.
§ 2
Ingeval op grond van onregelmatigheden of van inlichtingen een vermoeden bestaat dat een vreemd schip dat vrijwillig in een Belgische haven of bij een Belgische offshore-terminal ligt, schadelijke stoffen heeft geloosd of loost, voeren de scheepvaartcontroleurs en desgevallend de personeelsleden van de Scheepvaartpolitie een passende inspectie uit, rekening houdend met de toepasselijke richtsnoeren van de IMO. Deze bevoegdheid wordt tevens uitgebreid tot overtredingen begaan in de zone waarover een andere kuststaat jurisdictie bezit. Indien het een kuststaat betreft die geen lidstaat is van de Europese Unie of de Europese Economische ruimte is dit enkel op uitdrukkelijk verzoek van de kuststaat of van de vlaggenstaat. De scheepvaartcontroleurs kunnen zich doen bijstaan door deskundigen.
Voor zover de in het eerste lid bedoelde inspectie feiten aan het licht brengt die kunnen wijzen op een inbreuk in de zin van artikel 2.5.3.4, worden de bevoegde Belgische overheden en die van de vlagstaat en andere betrokken Staten gewaarschuwd.
§ 3
Ingeval het van de lozing verdachte schip geen Belgische haven aanloopt, zijn onderstaande bepalingen van toepassing:
- 1°
- ingeval de volgende aanloophaven van het schip een haven in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is, wordt met die lidstaat nauw bij de in paragraaf 2 bedoelde inspectie samengewerkt, en wordt samen met die lidstaat beslist over passende maatregelen ten aanzien van die lozing;
- 2°
- ingeval de volgende aanloophaven van het schip een haven is in een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, worden de bevoegde overheden van de Staat van de volgende aanloophaven van het schip ingelicht over de vermoedelijke lozing, en verzocht om ten aanzien van die lozing passende maatregelen te nemen.
§ 4
De scheepvaartcontroleurs, de personeelsleden van de Scheepvaartpolitie, de gezagvoerders van patrouillevaartuigen en de daartoe gemandateerde officieren en onderofficieren van de Marine kunnen aan boord van een vreemd schip een onderzoek instellen wanneer dat schip zich bevindt in de Belgische territoriale zee of in de Belgische exclusieve economische zone, ten einde na te gaan of in strijd met de bepalingen van dit wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten ervan, schadelijke stoffen in zee zijn geloosd. Zij kunnen zich doen bijstaan door deskundigen.
§ 5
Een onderzoek op zee omvat in eerste instantie een controle van alle documenten vereist om de lozingsovertreding te kunnen bevestigen of te ontkrachten en een verhoor van de kapitein. Ingeval het bewijs van de lozingsovertreding onvoldoende blijkt uit de documenten kan worden overgegaan tot een nadere feitelijke inspectie van de voor de lozing belangrijke delen van het schip en het nemen van monsters.
§ 6
Wanneer zij op grond van paragrafen 4 of 5 optreden ten opzichte van een schip dat een vreemde vlag voert, leven de bevoegde personen de volgende regels na:
- 1°
- ingeval duidelijke redenen voorhanden zijn om aan te nemen dat een schip een overtreding heeft begaan in de territoriale zee, kunnen zij in de territoriale zee overgaan tot het onderzoek van het schip. Wanneer bewijselementen zulks vereisen, kan het schip in de territoriale zee worden aangehouden of naar een Belgische haven worden opgebracht. De aanhouding wordt opgeheven zodra de in artikel 4.1.2.54, § 7, bedoelde borgsom wordt gestort;
- 2°
- ingeval duidelijke redenen voorhanden zijn om aan te nemen dat het schip een overtreding heeft begaan in de exclusieve economische zone, kunnen zij het schip vragen alle inlichtingen mee te delen die nodig zijn om vast te stellen of zich wel degelijk een overtreding heeft voorgedaan, alsook de identiteit van het schip, zijn haven van registratie, en zijn laatste en volgende aanloophaven;
- 3°
- ingeval duidelijke redenen voorhanden zijn om aan te nemen dat het schip in de exclusieve economische zone is overgegaan tot een lozing welke ernstig genoeg is om in strijd te zijn met het MARPOL-Verdrag, en het schip heeft geweigerd inlichtingen te verstrekken of de door het schip verstrekte informatie zeer duidelijk afwijkt van de feitelijke situatie en de omstandigheden kunnen zij in de exclusieve economische zone of de territoriale zee overgaan tot het onderzoek van het schip;
- 4°
- ingeval duidelijke objectieve bewijselementen voorhanden zijn dat het schip in de exclusieve economische zone is overgegaan tot een ernstige lozing, die aanleiding geeft tot grote schade of het risico op grote schade aan het mariene milieu of de Belgische kustbelangen, kan het schip in de exclusieve economische zone of de territoriale zee worden aangehouden en naar een Belgische haven worden opgebracht. De aanhouding wordt opgeheven vanaf het ogenblik dat de in artikel 4.1.2.54, § 7, bedoelde borgsom wordt gestort;
- 5°
- bij koolwaterstoffenlozingen is het bepaalde onder 3° ambtshalve van toepassing van zodra zichtbare sporen van lozing in het water of aan het wateroppervlak te voorschijn komen in de onmiddellijke nabijheid van het schip of in zijn kielzog en is het bepaalde in 4° ambtshalve van toepassing van zodra uit een eerste schatting blijkt dat de lozing meer dan duizend liter koolwaterstoffen bevat.
- 6°
- de overheden van de vlagstaat worden van elk geval op de hoogte gebracht.
Ter vaststelling van duidelijke redenen om aan te nemen dat een lozing heeft plaatsgevonden kan de overheid alle middelen van bewijs aanwenden, inbegrepen ooggetuigenverslagen, foto- en filmbeelden, kleurschakeringen op het wateroppervlak en andere door België aanvaarde internationale of regionale beoordelingsstandaarden.
Elk zichtbaar spoor dat door een schip is achtergelaten op of onder het wateroppervlak, in zijn kielzog of zijn onmiddellijke nabijheid, maakt op zich een duidelijke reden uit om aan te nemen dat een lozing heeft plaatsgevonden.
§ 7
Bij onderzoek aan boord van schepen op zee mag hun veiligheid en de veiligheid van de scheepvaart niet in het gedrang worden gebracht en mag het mariene milieu niet worden blootgesteld aan een onredelijk risico. Schepen kunnen daartoe worden verplicht zich naar een veilige ankerplaats op zee te begeven en kunnen naar een haven worden opgebracht.
Artikel 4.2.1.35 Verwittiging van andere Staten en de Europese Commissie
De overheid die ervan in kennis wordt gesteld dat een inbreuk in de zin van artikel 2.5.3.4 is gepleegd of dreigt te worden gepleegd en dat hierdoor acute schade is veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, brengt daar de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die aan deze schade zouden kunnen worden blootgesteld, alsook de Europese Commissie, onmiddellijk van op de hoogte.
De overheid die ervan in kennis wordt gesteld dat een inbreuk in de zin van artikel 2.5.3.4 is gepleegd of dreigt te worden gepleegd dat mogelijkerwijs onder de rechtsmacht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte valt, brengt deze lidstaat daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Artikel 4.2.1.36 Strafvervolging in de vlagstaat
De vlagstaat en alle andere betrokken Staten worden via hun diplomatieke vertegenwoordigers onverwijld op de hoogte gebracht van de maatregelen die overeenkomstig de artikelen 2.5.3.1 tot 2.5.3.11 en 4.2.1.32 tot 4.2.1.41 zijn genomen en van de maatregelen die het gevolg kunnen zijn van strafrechtelijke vervolgingen.
Een strafrechtelijke vervolging op grond van artikel 4.3.3.8, 2° wordt op uitdrukkelijk verzoek van de vlagstaat geschorst, op voorwaarde dat deze laatste binnen de zes maanden, te rekenen vanaf de datum van de oorspronkelijke rechtsvervolging, zelf tot de strafrechtelijke vervolging overgaat voor dezelfde aanklachten en hij, ten bewijze hiervan, aan de Belgische Staat een volledig dossier over de zaak en de akten van rechtsvervolging ter beschikking stelt. Wanneer de door de vlagstaat ingestelde rechtsvervolging tot een einde is gebracht, wordt de geschorste rechtsvervolging in België beëindigd. Na aftrek van de door België gemaakte kosten inzake het onderzoek aan boord, het nemen van monsters met betrekking tot de lozing, de analyse van deze monsters en het instellen van een rechtsvervolging, wordt de in artikel 4.1.2.54, § 7, tot 8 vermelde borgsom en desgevallend de in artikel 4.2.1.11 vermelde bankgarantie vrijgegeven.
Een strafrechtelijke vervolging in België kan niet worden geschorst ingeval van een lozing die aanleiding geeft tot grote schade aan de Belgische kustbelangen of ingeval de vlagstaat reeds eerder geen gevolg heeft gegeven aan een verplichting tot vervolging van een overtreding begaan door zijn schepen.
Artikel 4.2.1.37 Aanhouding van Belgische schepen
De scheepvaartcontroleurs en de personeelsleden van de Scheepvaartpolitie kunnen een Belgisch schip aanhouden:
- 1°
- ingeval het schip niet is voorzien van alle krachtens artikel 2.5.3.6 vereiste geldige certificaten;
- 2°
- ingeval zij vaststellen dat het niet voldoet aan de voor de verkrijging van die certificaten gestelde eisen;
- 3°
- ingeval het een schip betreft dat niet behoort tot een in artikel 2.5.3.6, § 1, bedoelde categorie en het zodanig is gebouwd, ingericht of uitgerust dat het een gevaar vormt voor het mariene milieu.
Het aangehouden schip mag vertrekken zodra de scheepvaartcontroleurs of de personeelsleden van de Scheepvaartpolitie vaststellen dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Artikel 4.2.1.38 Aanhouding van vreemde schepen
De scheepvaartcontroleurs kunnen een vreemd schip dat zich in een Belgische haven bevindt, vasthouden:
- 1°
- ingeval het schip niet is voorzien van alle krachtens het MARPOL-Verdrag vereiste geldige certificaten;
- 2°
- ingeval de bouw, de inrichting of de uitrusting van het schip in belangrijke mate afwijkt van de gegevens van het certificaat;
- 3°
- ingeval krachtens het MARPOL-Verdrag geen certificaat vereist is en het schip zodanig is gebouwd, ingericht of uitgerust dat het een gevaar vormt voor het mariene milieu;
- 4°
- ingeval daartoe een verzoek wordt gedaan door de bevoegde overheden van de vlagstaat van dit schip wegens een overtreding van de in die Staat ter uitvoering van het MARPOL-Verdrag gestelde wettelijke regelen;
- 5°
- ingeval daartoe een verzoek wordt gedaan door de bevoegde overheid van een kuststaat die partij is bij het MARPOL-Verdrag, wegens overtredingen van het MARPOL-Verdrag begaan in de wateren onder jurisdictie van die Staat.
- 6°
- ingeval het schip aan boord niet beschikt over een noodplan voor gevallen van koolwaterstoffenverontreiniging zoals bedoeld in het MARPOL-Verdrag en artikel 2.5.3.9 [en/of een Scheepsnoodplan voor maritieme verontreiniging door schadelijke vloeistoffen zoals bedoeld in het MARPOL-Verdrag en artikel 2.5.3.12];
- 7°
- ingeval het schip niet is voorzien van het in artikel 2.5.3.5, § 4, bedoelde IMO-identificatienummer.
De scheepvaartcontroleurs kunnen een vreemd schip dat zich in een Belgische haven bevindt aanhouden ingeval het zodanig is gebouwd, ingericht, of uitgerust dat het een gevaar vormt voor het mariene milieu.
Behoudens in dringende gevallen oefenen de scheepvaartcontroleurs de in dit artikel bedoelde bevoegdheden eerst uit nadat zij van de voorgenomen maatregelen en de redenen waarom ze worden genomen kennis hebben gegeven aan de consul of aan de diplomatieke vertegenwoordiger van de Staat waarvan het schip de vlag voert of, zo dit niet mogelijk is, aan de regering van de Staat waarvan het schip de vlag voert. In dringende gevallen geschiedt deze mededeling onmiddellijk nadat de maatregelen zijn genomen.
Het aangehouden schip mag vertrekken zodra de scheepvaartcontroleurs of de personeelsleden van de Scheepvaartpolitie vaststellen dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Wetshistoriek
Lid 1, 6° gewijzigd bij art. 134 Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.1.39 Ontheffingen
§ 1
In bijzondere gevallen kunnen de scheepvaartcontroleurs een schip dat niet is voorzien van een geldig certificaat als bepaald in artikel 2.5.3.6, van het in artikel 2.5.3.10 bedoelde verbod ontheffing verlenen:
- 1°
- ingeval zij hebben vastgesteld dat het schip voldoet aan de voor het verkrijgen van dat certificaat gestelde voorwaarden;
- 2°
- ingeval het schip niet voldoet aan de voor het verkrijgen van dat certificaat gestelde eisen, ten einde het in staat te stellen zich naar de dichtstbijzijnde geschikte herstellingshaven te begeven met het doel aldaar in het ontbrekende te voorzien.
§ 2
De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder scheepvaartcontroleurs in bijzondere omstandigheden ontheffing kunnen verlenen van de toepassing van bepalingen van de uitvoeringsbesluiten genomen op grond van de artikelen 2.5.3.1 tot 2.5.3.11 die betrekking hebben op de bouw, inrichting, uitrusting of werking van een schip.
Aan de in het eerste lid bedoelde ontheffing kunnen beperkingen of voorwaarden worden verbonden.
Artikel 4.2.1.40 Processen-verbaal
Ingeval het in artikel 2.5.3.6 bedoelde certificaat wordt geweigerd of ingeval een schip wordt aangehouden op grond van artikel 4.2.1.27 of 4.2.1.38, stellen de scheepvaartcontroleurs of de personeelsleden van de Scheepvaartpolitie een proces-verbaal op. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt binnen 24 uren na de beslissing toegezonden aan de kapitein dan wel aan de scheepseigenaar, de bevrachter, de beheerder of de exploitant van het schip.
Van de inbreuken op het artikel 2.5.3.4 en van het zich verzetten tegen een onderzoek of het zich onttrekken aan de aanhouding, als bedoeld in artikel 4.2.1.34, § 2, tot 7 wordt een proces-verbaal opgemaakt dat bewijswaarde heeft tot het tegendeel is bewezen. Binnen de 15 dagen na de vaststelling van de inbreuk wordt een afschrift gezonden aan de kapitein, de schipper of de scheepseigenaar of, ingeval het buitenlanders betreft, aan hun vertegenwoordigers in België of aan de diplomatieke vertegenwoordiging van de Staat waarvan zij onderdaan zijn.
Artikel 4.2.1.41 Beroep
Binnen veertien dagen na de datum van verzending van het in artikel 4.2.1.40, eerste lid, bedoelde afschrift, kan tegen de beslissing van de Scheepvaartcontrole of de Scheepvaartpolitie beroep worden ingesteld. Het beroep kan door de personen bedoeld in artikel 4.2.1.40, eerste lid, worden ingesteld door het indienen van een verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart, waarin de middelen worden uiteengezet. Het beroep schorst de tenuitvoerlegging niet.
De belanghebbende of zijn raadsman worden op hun verzoek door de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart gehoord.
De beslissing van de Onderzoeksraad voor de Scheepvaart wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende.
Onderafdeling 4 Scheepsrecycling
Artikel 4.2.1.42 Scheepsrecycling
De opsporing en vaststelling van de op de SRC-Verordening gepleegde inbreuken verrichten de scheepvaartcontroleurs overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek inzake scheepsveiligheid.
Onderafdeling 5 Cel Maritieme Beveiliging
Wetshistoriek
Onderafdeling 5 (art. 4.2.1.43 - art. 4.2.1.45) ingevoegd bij art. 17 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Artikel 4.2.1.43 Inrichting
Binnen het DG Scheepvaart wordt een Cel Maritieme Beveiliging opgericht.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 17 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Artikel 4.2.1.44 Taken
De Cel Maritieme Beveiliging is belast met:
- 1°
- het ondersteunen van de NAMB;
- 2°
- het inspecteren van de havens, de havenfaciliteiten, de schepen, de bouw- en kunstwerken, de kabels en de pijpleidingen;
- 3°
- het opsporen van inbreuken op de ISPS-Verordening en de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.71 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten;
- 4°
- het vertegenwoordigen van DG Scheepvaart binnen het MIK;
- 5°
- het organiseren van regelmatig overleg met de Belgische reders en andere relevante belanghebbende;
- 6°
- het voeren van een operationele permanentie voor beveiligingsincidenten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 17 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Artikel 4.2.1.45 Bevoegdheden en uitvoering
De Cel Maritieme Beveiliging heeft de bevoegdheden van de Scheepvaartcontrole zoals bedoeld in artikel 4.2.1.2, § 2 en 4.2.1.3 tot en met 4.2.1.21.
Het opstellen van processen--verbaal gebeurt met naleving van de artikelen 4.2.1.22 tot en met 4.2.2.26, waarbij een afschrift van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de ISPS-Verordening, op de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.71 van dit wetboek of op de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt opgeladen in het ISPS-platform.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 17 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Hoofdstuk 2 De Scheepvaartpolitie
Artikel 4.2.2.1 Inrichting en algemene bevoegdheden
§ 1
De Scheepvaartpolitie oefent in de Belgische wateren de politie te water uit.
§ 2
De politie te water omvat:
- 1°
- het toezicht op de naleving van alle wetten en reglementen die van toepassing zijn op en rond het water, daaronder begrepen aan boord van schepen en vaartuigen;
- 2°
- de grenscontrole;
- 3°
- het uitoefenen van de opdrachten van gerechtelijke politie aan boord van schepen en vaartuigen;
- 4°
- het uitvoeren van het beslag op zee- en binnenschepen naar aanleiding van de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie;
- 5°
- het nemen van alle noodzakelijke maatregelen van bestuurlijke politie in het raam van de politie te water. Deze maatregelen worden genomen door de door de Koning aangewezen overheid van de federale politie.
Artikel 4.2.2.2 Onderzoeksbevoegdheden
Onverminderd andere toepasselijke wetgeving, daaronder begrepen de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en het Wetboek van Strafvordering, en met het oog op de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 4.2.2.1, 1°, 2° en 3°, kan de Scheepvaartpolitie:
- 1°
- te allen tijde schepen en vaartuigen betreden;
- 2°
- de inzage vorderen van alle zakelijke documenten alsook deze gegevens en documenten kopiëren; indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan gebeuren, deze gegevens en documenten voor dat doel voor een beperkte tijd meenemen tegen ontvangstbewijs;
- 3°
- alle noodzakelijke medewerking van de gezagvoerder van het schip vorderen;
- 4°
- zowel bij dag als bij nacht alle schepen bezoeken en onderzoeken; het gedeelte bestemd als woning kan ze niet zonder toestemming van de bewoner betreden;
- 5°
- de lading onderzoeken en monsters nemen, met inbegrip van de lading die zich op de kade of in opslagplaatsen in de haven bevindt en die bestemd is voor of afkomstig van het transport te water.
- 6°
- vorderen dat de kapitein of de schipper van het schip dit doet stilhouden en naar de door de haar aangewezen plaats overbrengt; de Scheepvaartpolitie kan, indien zij zulks noodzakelijk acht, het schip naar een nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en lossen of doen lossen;
- 7°
- tijdens de uitoefening van haar bevoegdheden aan boord het schip voor de daartoe strikt noodzakelijke termijn aanhouden; de termijn gedurende welke het schip rechtmatig wordt aangehouden geeft geen aanleiding tot schadeloosstelling.
Ter uitoefening van de onder 5° bedoelde bevoegdheden kan de Scheepvaartpolitie verpakkingen openen. Indien het onderzoek niet ter plaatse kan gebeuren, is zij bevoegd de zaken voor dat doel voor beperkte tijd mee te nemen tegen ontvangstbewijs. De genomen monsters worden indien mogelijk teruggegeven. De hierboven vermelde handelingen geven geen aanleiding tot enige vorm van schadeloosstelling.
Artikel 4.2.2.3 Ambtshalve te nemen maatregelen
§ 1
In geval van afwezigheid, weigering, verzet of gebrek aan medewerking bij de uitvoering van de krachtens de artikelen 4.2.2.1, 5°, en 4.2.2.2 genomen politiemaatregelen kunnen deze gedwongen ten uitvoer worden gelegd en kunnen de gevraagde handelingen worden uitgevoerd op kosten van de overtreder, de eigenaar van het schip of de lading, of van degene die de lading onder zijn hoede heeft.
Het schip of de lading kan geheel of gedeeltelijk op risico en kosten van voornoemde personen worden aangehouden zolang de gemaakte kosten niet werden betaald of zolang geen som in consignatie werd gegeven of een bankgarantie werd verleend door een in België gevestigde bank die voldoende is voor de dekking van alle gemaakte kosten met inbegrip van de bewaringskosten.
Alle hierboven vermelde kosten, in voorkomend geval vermeerderd met de gerechtskosten, worden verhaald op de som die in consignatie werd gegeven of de bankgarantie.
De overschot van de som die in consignatie werd gegeven, wordt terugbetaald.
§ 2
De Scheepvaartpolitie kan de in artikel 4.2.1.11 bedoelde maatregelen nemen.
Artikel 4.2.2.4 Processen-verbaal
De Scheepvaartpolitie stelt de misdrijven omschreven in de wetten en reglementen betreffende de scheepvaart vast bij proces-verbaal dat bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel.
Een afschrift ervan wordt verstuurd aan de overtreder of zijn wettelijke vertegenwoordiger in België uiterlijk binnen een termijn van vijftien dagen, [na de afsluiting van het proces-verbaal. De vervaldag is in de termijn begrepen]. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag.
Voor de toepassing van de termijn bepaald in het tweede lid, vormt het geven van een waarschuwing of het meedelen van een termijn om zich in regel te stellen, geen vaststelling van de overtreding.
Artikel 4.2.1.24 is van toepassing op de proces-verbalen bedoeld in het eerste lid.
[Artikel 11 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken is van toepassing op een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk waarvoor enkel een administratieve geldboete kan worden opgelegd
Indien het een buitenlandse vermoedelijke dader betreft, gebeurt de betekening van het afschrift aan zijn wettelijke vertegenwoordiger in België. Als er geen wettelijke vertegenwoordiger is aangeduid maar de vermoedelijke dader met een scheepsagent werkt, wordt de scheepsagent vermoed de wettelijke vertegenwoordiger van de vermoedelijke dader te zijn. Wanneer de procedure verloopt via een wettelijke vertegenwoordiger wordt er geacht woonstkeuze te zijn gedaan bij de wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 39 van het Gerechtelijk wetboek.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 135, 1° en 2° Wet 16 juni 2021 (BS 6 september 2021 (ed. 2)).
Artikel 4.2.2.5 Samenwerking met andere overheden
§ 1
De Scheepvaartpolitie kan, met het oog op de uitoefening van de in artikel 4.2.2.1 bedoelde bevoegdheden, om de medewerking verzoeken van de personeelsleden belast met het toezicht op de naleving van bijzondere regelgeving.
§ 2
Ingeval de Scheepvaartpolitie in het raam van de artikelen 2.2.3.1 tot 2.2.3.15 of 2.3.2.1 tot 2.3.2.28 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten inbreuken vaststelt die de staat van veiligheid van het schip in het gedrang brengen, licht zij hiervan onverwijld de Scheepvaartcontrole in, die vervolgens de gepaste maatregelen neemt.
Artikel 4.2.2.6 Maritieme grenscontrole
De Koning bepaalt de nadere regels inzake de grenscontrole aan de maritieme buitengrens en de uitvoering ervan door de leden van de Scheepvaartpolitie.
Artikel 4.2.2.7 Retributies
Onverminderd bijzondere bepalingen betreffende de heffing van retributies, kan voor de verlening van diensten door de Scheepvaartpolitie een retributie worden geheven welke door de scheepseigenaar of zijn lasthebber, de aanvrager of de begunstigde verschuldigd is aan de Staat.
De Koning bepaalt het tarief van de retributies en de nadere regels voor de toepassing en inning ervan.
Artikel 4.2.2.8 Openbare geschriften
De documenten en administratieve formulieren vereist door de wetten en reglementen die van toepassing zijn op en rond het water zijn openbare geschriften als bedoeld in boek II, titel III, hoofdstuk IV van hetStrafwetboek.
Hoofdstuk 3 Gezagvoerders
Artikel 4.2.3.1 Gezag aan boord
De kapitein van een Belgisch zeeschip dat wordt ingezet of bestemd is voor bedrijfs- of beroepsmatige doeleinden heeft over eenieder die zich aan boord bevindt het gezag dat vereist is voor de handhaving van de orde, voor de veiligheid van het schip, de opvarenden en de lading, de bescherming van het mariene milieu alsook voor de goede afloop van de reis.
Hij kan alle daartoe nuttige dwangmiddelen gebruiken, inbegrepen vrijheidsberoving en gedwongen ontscheping, en eenieder die aan boord is opvorderen om hem daarin bij te staan.
In de Belgische havens handelt hij in samenwerking met de scheepvaartpolitie.
In vreemde havens handelt hij in samenwerking met de Belgische consul of, indien nodig, met de plaatselijke overheid.
Artikel 4.2.3.2 Vaststelling van misdrijven
§ 1
Wanneer gedurende de reis aan boord van een Belgisch zeeschip dat wordt ingezet of bestemd is voor bedrijfs- of beroepsmatige doeleinden een scheepvaartmisdrijf dan wel een andere misdaad of een ander wanbedrijf wordt gepleegd, stelt de kapitein, bijgestaan door een officier, een vooronderzoek in en hoort hij de getuigen.
Van een en ander wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat wordt ondertekend door de kapitein en de officier en vermeld in het scheepsdagboek.
Het aldus opgemaakte proces-verbaal heeft bewijskracht, tot het tegenbewijs is geleverd.
§ 2
In de eerste buitenlandse haven waar het schip aanlegt, overhandigt de kapitein de door hem opgemaakte processen-verbaal aan de consul.
De consul zet zo nodig het onderzoek voort en, indien hij het noodzakelijk acht, doet hij de verdachte ontschepen en, met de processtukken, naar een Belgische haven overbrengen.
§ 3
In de eerste Belgische haven waar het schip aanlegt, overhandigt de kapitein de door hem opgemaakte processen-verbaal aan de Scheepvaartpolitie, die ze onmiddellijk doorzendt aan de Procureur des Konings van het arrondissement en, indien hij het noodzakelijk acht, de verdachte laat opsluiten in afwachting van een beslissing.
§ 4
Ingeval de feiten in België zijn gepleegd, overhandigt de kapitein zijn proces-verbaal aan de Scheepvaartpolitie uiterlijk de dag na die waarop de feiten zijn ontdekt; ingeval de feiten zijn gepleegd in een plaats in het buitenland waar een Belgisch consul gevestigd is, overhandigt hij het proces-verbaal binnen dezelfde tijd aan de consul; ingeval ze gepleegd zijn, hetzij gedurende of na de afvaart, hetzij op zee, hetzij in een plaats in het buitenland waar geen consul gevestigd is, overhandigt hij het proces-verbaal binnen dezelfde tijd aan de Scheepvaartpolitie in de eerste Belgische haven of aan de consul in de eerste buitenlandse haven waar het schip aanlegt.
§ 5
De consuls en de Scheepvaartpolitie maken akte op van de verschijning van de kapitein en van zijn verklaringen; hun processen-verbaal hebben bewijskracht, tot het tegenbewijs is geleverd.
De processen-verbaal opgemaakt door de consuls worden geregistreerd ter kanselarij van het consulaat en vervolgens aan de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken gezonden, die ze, met de bijlagen, aan de Procureur des Konings van de thuishaven van het schip doet toekomen.
Bovendien geeft de consul een voor eensluidend verklaard afschrift af aan de kapitein, die het na aankomst in een Belgische haven binnen vierentwintig uur moet overhandigen aan de Scheepvaartpolitie.
§ 6
Heeft de kapitein geen proces-verbaal opgemaakt, dan stelt de Scheepvaartpolitie of de consul ambtshalve of op aangifte een summier vooronderzoek in en zendt hij zijn verslag ten spoedigste aan de bevoegde Procureur des Konings.
Artikel 4.2.3.3 Aanhouding van vervolgde of veroordeelde opvarenden
§ 1
Ingeval een door het Belgische gerecht vervolgde of veroordeelde persoon zich bevindt aan boord van een Belgisch zeeschip dat wordt ingezet of bestemd is voor bedrijfs- of beroepsmatige doeleinden dat de territoriale zee heeft verlaten, mag de minister bevoegd voor Justitie, door tussenkomst van een consul of anderszins, desnoods via telecommunicatiemiddelen, aan de kapiteint een afschrift overmaken van het door de bevoegde rechterlijke overheid uitgevaardigde bevel tot aanhouding of gevangenneming. De kapitein is verplicht dat bevel uit te voeren en aan de belanghebbende te betekenen, op het ogenblik van zijn aanhouding of, ten laatste, binnen de vierentwintig uur.
De aldus aangehouden persoon blijft aan boord gevangen tot de terugkeer van het schip in een Belgische haven of tot wanneer het een ander Belgisch schip ontmoet, dat hem naar een Belgische haven zal brengen. In dit laatste geval blijft hij aan boord van het ander Belgisch schip gevangen.
Al deze elementen worden vermeld in het scheepsdagboek.
§ 2
De termijnen bepaald in de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis beginnen te lopen van het ogenblik dat de beklaagde is opgesloten in een van de Belgische gevangenissen.
Indien het een persoon betreft die onherroepelijk is veroordeeld voor het misdrijf dat tot zijn gevangenneming aanleiding geeft, wordt de tijd dat hij op grond van paragraaf 1 aan boord gevangen werd gehouden, op de duur van zijn vrijheidsstraf toegerekend.
Artikel 4.2.3.4 Beroep op maritieme veiligheidsagenten
Ten einde het schip te beschermen tegen piraterij zoals omschreven in artikel 2.4.5.43, kan de kapitein van een Belgisch zeeschip een beroep doen op de ploeg van agenten van de vergunde maritieme veiligheidsonderneming waarop de geregistreerde eigenaar of exploitant een beroep doet in overeenstemming met de artikelen 2.4.3.1 tot 2.4.3.9.
Hoofdstuk 4 Andere overheden
Artikel 4.2.4.1 Belgische consulaire ambtenaren
§ 1
De Belgische consulaire ambtenaren kunnen de inbreuken door Belgische schepen op de bepalingen van de artikelen 2.2.2.1 tot 2.2.2.14 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten vaststellen. Zij maken daartoe een proces-verbaal op dat bewijskracht heeft tot het tegenbewijs is geleverd.
§ 2
In het buitenland wordt het toezicht op de naleving door Belgische zeeschepen van de bepalingen van dit wetboek inzake de veiligheid van zeeschepen en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, de door België gesloten internationale verdragen betreffende de maritieme arbeid, de beveiliging van mensenlevens op zee en de uitwatering van schepen, door de Belgische consulaire ambtenaar uitgeoefend:
- 1°
- ingeval de Belgische consulaire ambtenaar daartoe bijzonder wordt aangezocht door de Scheepvaartcontrole;
- 2°
- ingeval de Belgische consulaire ambtenaar overeenkomstig paragraaf 3, 3°, de afvaart van het schip verbiedt.
Ten einde dit toezicht uit te oefenen, wijst de consulaire ambtenaar een deskundige van erkende organisaties aan.
Een afschrift van de verslagen van de bedoelde deskundigen wordt onverwijld gezonden aan de scheepvaartcontroleurs.
De Belgische consulaire ambtenaren en door hen aangewezen deskundigen hebben het recht te allen tijde aan boord te gaan van de zeeschepen, teneinde er de vaststellingen te doen welke tot hun opdracht behoren.
Zij hebben eveneens het recht te eisen dat hun alle scheepsdocumenten en overtuigingsstukken worden voorgelegd.
Zij kunnen te allen tijde de door hen voor de toepassing van de artikelen 2.2.3.1 tot 2.2.3.15 van dit wetboek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten nodig geachte richtlijnen geven, onder meer het op het droge zetten of het ledig vertonen van het zeeschip en het uitvoeren van bepaalde werken.
Iedere kapitein en iedere scheepseigenaar is verplicht de consulaire ambtenaren en deskundigen de inlichtingen en de hulp te verstrekken welke zij voor de vervulling van hun opdracht nodig achten.
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de Belgische consulaire ambtenaren in het buitenland ermee belast de overtredingen van de artikelen 2.2.3.1 tot 2.2.3.15 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten op te sporen en vast te stellen. Zij maken daartoe een proces-verbaal op, dat bewijskracht heeft tot het tegenbewijs is geleverd.
§ 3
In het buitenland heeft de Belgische consulaire ambtenaar het recht de afvaart van een Belgisch zeeschip te verbieden:
- 1°
- ingeval het niet voorzien is van de vereiste geldige certificaten of geen toelating tot afvaart heeft gekregen, of, in de gevallen bedoeld in artikel 2.2.3.13, § 2, en onverminderd het laatste lid van die §, de kapitein de daarin voorziene verklaring niet heeft verkregen;
- 2°
- in het geval bedoeld in paragraaf 2, eerste lid en ingeval het toezicht heeft uitgemaakt dat het niet aan de wettelijke of reglementair gestelde voorwaarden voldoet;
- 3°
- ingeval vermoedens bestaan dat door niet-inachtneming van de in artikel 2.2.3.9, 1°, bedoelde voorwaarden, de veiligheid van de bemanning van de passagiers of van de lading of het mariene milieu in gevaar is gebracht.
De bepalingen van artikel 4.2.1.28, § 5, en 6 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het verbod tot afvaart wordt ingetrokken indien ten genoegen van de Belgische consulaire ambtenaar aan de wettelijk of reglementair gestelde voorwaarden is voldaan.
§ 4
De Belgische consulaire ambtenaren in het buitenland oefenen toezicht uit op de naleving door Belgische schepen van de artikelen 2.3.2.1 tot 2.3.2.28 van dit wetboek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, het PAL-Verdrag, het BUNKER-Verdrag, het CLC-Verdrag 1992, het WRC-Verdrag en de PAL-Verordening.
§ 5
In het buitenland kan de Belgische consulaire ambtenaar de afvaart van een Belgisch schip verbieden ingeval het schip niet in het bezit is van de bij het PAL-Verdrag, de PAL-Verordening, de artikelen 2.3.2.1 tot 2.3.2.28 van dit wetboek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten voorgeschreven geldige certificaten, of indien niet voldoende het bewijs is geleverd bedoeld in artikel 2.3.2.5, § 2, of indien het schip niet verzekerd is overeenkomstig artikel 2.3.2.4.
De bepalingen van artikel 4.2.1.30, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Het verbod tot afvaart wordt ingetrokken indien het schip ten genoegen van de Belgische consulaire ambtenaar in het bezit is van de voorgeschreven geldige certificaten.
§ 6
De Belgische consuls in het buitenland oefenen de overige bevoegdheden uit welke hen zijn toegekend door de artikelen 4.2.1.28, 4.2.1.20 en 4.2.3.2.
§ 7
De Koning bepaalt de bevoegdheden van de Belgische consulaire ambtenaren inzake het nagaan van het aantal bemanningsleden aan boord van zeeschepen en het bezit van certificaten van lichamelijke geschiktheid, brevetten, vergunningen en andere soortgelijke getuigschriften.
Artikel 4.2.4.2 Overheden bevoegd inzake het FUND-Verdrag 1992
§ 1
De ambtenaren en agenten die door de Koning worden aangesteld, kunnen zich op ieder verzoek vanwege de personen bedoeld bij artikel 2.7.3.12, § 1, alle documenten, stukken of boeken laten voorleggen die nuttig zijn om de beheerder van het Fonds van 1992 en de beheerder van het Bijkomend Fonds de gegevens te bezorgen over de hoeveelheden bijdragende olie die door die persoon in de loop van het voorgaande kalenderjaar ontvangen werden.
Die ambtenaren en agenten kunnen vrij binnengaan in de lokalen waarvan ze redenen hebben om te geloven dat zich daar in het eerste lid bedoelde documenten, stukken en boeken bevinden. Tijdens de uitoefening van hun opdracht mogen zij de bewoonde lokalen echter enkel betreden tussen 5 en 21 uur en met machtiging van de onderzoeksrechter of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bij wie een verzoekschrift is ingediend.
De personen bedoeld bij artikel 2.7.3.12, § 1, zijn ertoe gehouden deze ambtenaren en agenten de inlichtingen te verschaffen die zij vragen met het oog op de uitoefening van hun opdracht.
Onverminderd de bepalingen van artikel 2.7.3.14, paragrafen 1 en 2, mag iedere aanwijzing verkregen op basis van dit wetboek, in zoverre zij betrekking heeft op één van de in artikel 2.7.3.12, § 1, beoogde personen, eveneens iedere conclusie die uit deze aanwijzing wordt getrokken, slechts met de toestemming van de betrokken persoon worden medegedeeld aan anderen dan die welke uit hoofde van dit artikel zijn aangeduid.
§ 2
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie en, stelt de Koning de Staatsambtenaren en agenten aan die bevoegd zijn om de overtredingen waarvan sprake in artikel 4.1.2.57 op te sporen en vast te stellen door middel van processen-verbaal strekkende tot bewijs tot het tegendeel bewezen wordt.
Artikel 4.2.4.3 Overheden bevoegd inzake wrakverwijdering
Zijn mede belast met de opsporing en de vaststelling op zee van de inbreuken op de artikelen [2.7.6.1 tot en met 2.7.6.14] van dit wetboek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten:
- 1°
- de gezagvoerders van de patrouillevaartuigen en – vliegtuigen van de Staat en hun aangestelden;
- 2°
- [...]
- 3°
- de daartoe door hun hiërarchie gemandateerde officieren en onderofficieren van de Marine.
- 4°
- [...]
Zij maken over de inbreuken die zij vaststellen een proces-verbaal op, dat bewijskracht heeft tot het tegenbewijs is geleverd.
Wetshistoriek
Lid 1:
- –
- inleidende bepaling gewijzigd bij art. 63, 1° Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022);
- –
- 2° opgeheven bij art. 63, 2° Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022);
- –
- 4° opgeheven bij art. 63, 2° Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022).
Artikel 4.2.4.4 Overheden bevoegd inzake maritieme beveiliging
§ 1
Onverminderd de bevoegdheden van de Scheepvaartcontrole en de Cel Maritieme Beveiliging zijn mede belast met het toezicht op de naleving van de ISPS-Verordening, de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.58 en 2.5.2.65 tot en met 2.5.2.71 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten:
- 1°
- de leden van de NAMB en het LCMB, waarbij de bevoegdheid van de leden van een LCMB beperkt is tot de haven en havenfaciliteiten die onder hun bevoegdheid vallen;
- 2°
- de personeelsleden van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;
- 3°
- de personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging;
- 4°
- de Directie Kritieke Infrastructuur en risicoanalyse van het NCCN;
- 5°
- de door de NAMB aangewezen personeelsleden van de haven; 6° de federale en lokale politie;
- 7°
- de PSO voor de haven en havenfaciliteiten die onder hun bevoegdheid van vallen.
§ 2
De in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden stellen bij proces-verbaal dat geldt tot bewijs van tegendeel de inbreuken op de ISPS-Verordening, de artikelen 2.5.2.1 tot en met 2.5.2.58 en 2.5.2.65 tot en met 2.5.2.71 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten vast.
Deze processen-verbaal worden aan de Procureur des Konings overgezonden, alsook aan de overtreder of zijn wettelijk vertegenwoordiger in België.
De in paragraaf 1 bedoelde personen laden het proces-verbaal op in het ISPS-platform.
§ 3
Indien de personeelsleden van de Cel Maritieme Beveiliging naar aanleiding van de uitoefening van hun bevoegdheden kennis krijgen van andere misdrijven lichten zij de bevoegde politiediensten hierover onmiddellijk in.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 18 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Artikel 4.2.4.4/1 Overheden bevoegd voor de beveiliging van de Noordzee
§ 1
Onverminderd de bevoegdheden van de Scheepvaartcontrole en de Cel Maritieme Beveiliging zijn mede belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 2.5.2.63 tot en met 2.5.2.68 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten:
- 1°
- de leden van de NAMB;
- 2°
- de personeelsleden van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen;
- 3°
- de personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging;
- 4°
- de federale politie;
- 5°
- de personeelsleden van het Belgische Mathematisch Model voor de Noordzee.
§ 2
De in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden stellen bij proces-verbaal dat geldt tot bewijs van tegendeel de inbreuken van de artikelen 2.5.2.63 tot en met 2.5.2.68 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten vast.
Deze processen-verbaal worden aan de procureur des Konings overgezonden, alsook aan de overtreder of zijn wettelijk vertegenwoordiger in België.
De in paragraaf 1 bedoelde personen maken melding van het proces-verbaal in het ISPS-platform.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 19 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Artikel 4.2.4.5 Overheden bevoegd inzake het marien milieu
Zijn mede belast met de opsporing en vaststelling op zee van de inbreuken op artikel 2.5.3.4:
- 1°
- de gezagvoerders van de patrouillevaartuigen en – vliegtuigen van de Staat en hun aangestelden;
- 2°
- [...]
- 3°
- de daartoe door hun hiërarchie gemandateerde officieren en onderofficieren van de Marine;
- 4°
- [...]
[...]
De in het eerste lid genoemde personen maken over de inbreuken die zij vaststellen een proces-verbaal op, dat bewijskracht heeft tot het tegenbewijs is geleverd.
Wetshistoriek
Lid 1, 2° en 4° opgeheven bij art. 64, 1° Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022).
Lid 2 opgeheven bij art. 64, 2° Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022).
Artikel 4.2.4.6 Overige voor handhaving bevoegde personen
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de overige door de Koning aangeduide personeelsleden van de overheid toezicht op de naleving van de bepalingen van dit wetboek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, en zijn zij belast met het opsporen en vaststellen van de overtredingen van die bepalingen.
Artikel 4.2.4.7 Bevoegdheden van het personeel van Defensie
In de Belgische maritieme gebieden, overeenkomstig het internationale recht en onverminderd de bevoegdheden van de politiediensten en andere overheden, kan het personeel van Defensie de volgende bevoegdheden uitoefenen:
- 1°
- personen aanhouden die zich niet onderwerpen aan de beveiligingsmaatregelen, in geval van de inspectie van een schip zoals toegestaan door het internationaal recht. In dat geval worden de bevoegde politiediensten onmiddellijk op de hoogte gebracht van het feit dat een persoon wordt aangehouden. De aangehouden persoon wordt zo snel mogelijk overgedragen aan een politieambtenaar.
De vrijheidsbeneming door het personeel van Defensie mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen.
- 2°
- een persoon overeenkomstig artikel 1, 3° van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis ophouden. De opgehouden persoon wordt zo snel mogelijk overgedragen aan een politieambtenaar. De vrijheidsbeneming door het personeel van Defensie mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen.
- 3°
- de identiteit controleren van personen in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in 1° en 2°. De identiteitsstukken die aan het personeelslid van Defensie overhandigd worden, mogen slechts ingehouden worden gedurende de voor de verificatie van de identiteit noodzakelijke tijd en moeten daarna onmiddellijk aan de betrokkene worden teruggegeven. Indien de persoon weigert of in de onmogelijkheid verkeert het bewijs te leveren van zijn identiteit, alsook indien zijn identiteit twijfelachtig is, mag hij worden opgehouden om ter beschikking te worden gesteld van een politieambtenaar. De vrijheidsbeneming door het personeelslid van Defensie mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen.
- 4°
- overgaan tot de controle van het schip en zijn inhoud.
- 5°
- de voorwerpen en dieren die een ernstig gevaar betekenen voor het leven en de lichamelijke integriteit van personen of de integriteit van plaatsen of materieel waarvoor het personeelslid van Defensie de controle van het schip en zijn inhoud overeenkomstig het toepasselijk internationale recht verricht, aan hun eigenaar, bezitter of houder ontrekken. Deze bestuurlijke inbeslagneming geschiedt overeenkomstig de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van het personeelslid van Defensie met de hoogste graad. Deze voorwerpen en dieren worden ter beschikking gesteld van een politieambtenaar, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
- 6°
- als de toegang aan boord geweigerd werd of feitelijk onmogelijk bleek te zijn, kan de commandant van het Belgisch oorlogsschip het bevel geven tot koerswijziging van het verdachte schip, dat met voldoende redenen van een wetsovertreding wordt verdacht, naar een geschikte haven, in overeenstemming met het internationaal recht. Deze koerswijziging gebeurt op kosten en op risico van de personen die het bevel hebben van het schip dat zijn koers moet wijzigen.
Tijdens de doorvaart die volgt op de beslissing tot koerswijziging, kan de commandant de nodige en passende dwangmaatregelen nemen met het oog op het vrijwaren van het schip en zijn lading en van de veiligheid van de opvarenden.
- 7°
- overgaan tot de veiligheidsfouillering van personen in de volgende gevallen:
- a.
- wanneer er, op grond van de gedragingen van deze persoon of de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat een persoon een wapen of enig gevaarlijk voorwerp zou kunnen dragen;
- b.
- wanneer een persoon opgehouden wordt in de gevallen bepaald in 1° en 2;
De veiligheidsfouillering mag enkel bevolen worden door de ter plaatse zijnde verantwoordelijke chef, lid van Defensie.
De veiligheidsfouillering gebeurt door het betasten van het lichaam en de kleding van de gefouilleerde persoon. Zij mag niet langer duren dan de daartoe redelijke en noodzakelijke tijd.
De fouillering wordt uitgevoerd door een militair van hetzelfde geslacht als de gefouilleerde, behalve wanneer er voldoende redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat het onmogelijk is omwille van een ernstig en nakend gevaar.
- 8°
- een opgehouden persoon boeien, rekening houdend met:
het gedrag van de betrokkene bij of tijdens zijn aanhouding;
het gevaar dat betrokkene voor zichzelf, voor het personeel van Defensie of derden vormt, alsook voor de uitvoering van de opdracht;
- 9°
- geweld gebruiken onder de voorwaarden van artikel 37 van de wet op het politieambt en, in voorkomend geval, gebruikmaken van vuurwapens onder de voorwaarden vermeld in artikel 38, 1ste lid, 1° en 3°, van dezelfde wet;
- 10°
- [het, in overeenstemming met het internationale recht, afleiden van schepen, die de openbare veiligheid bedreigen of waarvan gegronde vermoedens bestaan dat het schip betrokken is bij spionage of sabotage naar een Belgische haven.]
Wetshistoriek
Enig lid, 10° ingevoegd bij art. 20 Wet 13 oktober 2022 (BS 26 oktober 2022), met ingang van 1 januari 2023 (art. 36).
Artikel 4.2.4.8 Opleiding van het personeel van Defensie
De personeelsleden van Defensie belast met de uitvoering van de in dit wetboek bedoelde opdrachten moeten een vorming volgen die aan het specifieke karakter van dergelijke opdrachten is aangepast.
Artikel 4.2.4.9 Bevoegdheden van de dienst Marien Milieu
§ 1
De door de Koning aangeduide personeelsleden van de dienst Marien Milieu van het directoraat-generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, oefenen het toezicht uit op de naleving van:
- 1°
-
artikel 2.5.3.4;
- 2°
-
artikelen 2.7.6.1 tot en met 2.7.6.14;
- 3°
- de wet van 11 december 2022 betreffende de bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden en haar uitvoeringsbesluiten;
- 4°
- [de wet van 25 mei 2024 betreffende de bescherming van mens en milieu bij de prospectie, exploratie en exploitatie van rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.]
De in het eerste lid bedoelde personeelsleden zijn belast met het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen bedoeld in het eerste lid.
§ 2
De artikelen 4.2.1.2, § 2, 1°, 2°, 3° en 5°, 4.2.1.3, 4.2.1.4, 4.2.1.5, 4.2.1.6, 4.2.1.7, 4.2.1.8, 4.2.1.9, 4.2.1.10, 4.2.1.12, 4.2.1.13, 4.2.1.14, 4.2.1.15, 4.2.1.16, 4.2.1.17, 4.2.1.18, 4.2.1.19 en 4.2.1.20 zijn van toepassing op de in paragraaf 1 aangeduide personeelsleden.
§ 3
Een proces-verbaal opgesteld door de in paragraaf 1 aangeduide personeelsleden moet voldoen aan de artikelen 4.2.1.22 tot en met 4.2.1.26.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 60 Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022).
§ 1, lid 1, 4° ingevoegd bij art. 34 Wet 25 mei 2024 (BS 20 juni 2024).
Artikel 4.2.4.10 Bevoegdheden van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee
§ 1
De door de Koning aangeduide personeelsleden van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, oefenen het toezicht uit op de naleving van:
- 1°
- het artikel 2.5.1.2 en zijn uitvoeringsbesluiten;
- 2°
- het artikel 2.5.3.4;
- 3°
- de artikelen 2.7.6.1 tot en met 2.7.6.14 en hun uitvoeringsbesluiten;
- 4°
- de wet van 23 april 2021 tot implementatie van het UNESCO-verdrag van 2 november 2001 ter bescherming van het cultureel erfgoed onder water en de bescherming van waardevolle wrakken en haar uitvoeringsbesluiten;
- 5°
- de wet van 11 december 2022 betreffende de bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden en haar uitvoeringsbesluiten;
- 6°
- de artikelen 2.5.2.63 tot en met 2.5.2.68 en hun uitvoeringsbesluiten;
- 7°
- [de wet van 25 mei 2024 betreffende de bescherming van mens en milieu bij de prospectie, exploratie en exploitatie van rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.]
De in het eerste lid bedoelde personeelsleden zijn belast met het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen bedoeld in het eerste lid.
De in het eerste lid bedoelde personeelsleden zijn eveneens belast met de opsporing van de overtredingen van het MARPOL-Verdrag die aan de Belgische overheden is toevertrouwd krachtens internationale overeenkomsten betreffende het toezicht vanuit de lucht op zeeverontreiniging.
§ 2
De artikelen 4.2.1.2, § 2, 1°, 2°, 3° en 5°, 4.2.1.3, 4.2.1.4, 4.2.1.5, 4.2.1.6, 4.2.1.7, 4.2.1.8, 4.2.1.9, 4.2.1.10, 4.2.1.12, 4.2.1.13, 4.2.1.14, 4.2.1.15, 4.2.1.16, 4.2.1.17, 4.2.1.18, 4.2.1.19 en 4.2.1.20 zijn van toepassing op de in paragraaf 1 aangeduide personeelsleden.
§ 3
Een proces-verbaal opgesteld door de in paragraaf 1 aangeduide personeelsleden moet voldoen aan de artikelen 4.2.1.22 tot en met 4.2.1.26.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 61 Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022).
§ 1, lid 1, 7° ingevoegd bij art. 35 Wet 25 mei 2024 (BS 20 juni 2024).
Artikel 4.2.4.11 Bevoegdheden van de dienst Continentaal Plat
§ 1
De door de Koning aangeduide personeelsleden van de dienst Continentaal Plat van Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, oefenen het toezicht uit op de naleving van de wet van 11 december 2022 betreffende de bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden en haar uitvoeringsbesluiten [en van de wet van 25 mei 2024 betreffende de bescherming van mens en milieu bij de prospectie, exploratie en exploitatie van rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht].
De in het eerste lid bedoelde personeelsleden zijn belast met het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen bedoeld in het eerste lid.
§ 2
De artikelen 4.2.1.2, § 2, 1°, 2°, 3° en 5°, 4.2.1.3, 4.2.1.4, 4.2.1.5, 4.2.1.6, 4.2.1.7, 4.2.1.8, 4.2.1.9, 4.2.1.10, 4.2.1.12, 4.2.1.13, 4.2.1.14, 4.2.1.15, 4.2.1.16, 4.2.1.17, 4.2.1.18, 4.2.1.19 en 4.2.1.20 zijn van toepassing op de in paragraaf 1 aangeduide personeelsleden.
§ 3
Een proces-verbaal opgesteld door een in paragraaf 1 aangeduide personeelsleden moet voldoen aan de artikelen 4.2.1.22 tot en met 4.2.1.26.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 62 Wet 11 december 2022 (BS 16 december 2022).
§ 1 gewijzigd bij art. 36 Wet 25 mei 2024 (BS 20 juni 2024).