In de Belgische maritieme gebieden, overeenkomstig het internationale recht en onverminderd de bevoegdheden van de politiediensten en andere overheden, kan het personeel van Defensie de volgende bevoegdheden uitoefenen:
- 1°
- personen aanhouden die zich niet onderwerpen aan de beveiligingsmaatregelen, in geval van de inspectie van een schip zoals toegestaan door het internationaal recht. In dat geval worden de bevoegde politiediensten onmiddellijk op de hoogte gebracht van het feit dat een persoon wordt aangehouden. De aangehouden persoon wordt zo snel mogelijk overgedragen aan een politieambtenaar.
De vrijheidsbeneming door het personeel van Defensie mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen.
- 2°
- een persoon overeenkomstig artikel 1, 3° van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis ophouden. De opgehouden persoon wordt zo snel mogelijk overgedragen aan een politieambtenaar. De vrijheidsbeneming door het personeel van Defensie mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen.
- 3°
- de identiteit controleren van personen in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in 1° en 2°. De identiteitsstukken die aan het personeelslid van Defensie overhandigd worden, mogen slechts ingehouden worden gedurende de voor de verificatie van de identiteit noodzakelijke tijd en moeten daarna onmiddellijk aan de betrokkene worden teruggegeven. Indien de persoon weigert of in de onmogelijkheid verkeert het bewijs te leveren van zijn identiteit, alsook indien zijn identiteit twijfelachtig is, mag hij worden opgehouden om ter beschikking te worden gesteld van een politieambtenaar. De vrijheidsbeneming door het personeelslid van Defensie mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen.
- 4°
- overgaan tot de controle van het schip en zijn inhoud.
- 5°
- de voorwerpen en dieren die een ernstig gevaar betekenen voor het leven en de lichamelijke integriteit van personen of de integriteit van plaatsen of materieel waarvoor het personeelslid van Defensie de controle van het schip en zijn inhoud overeenkomstig het toepasselijk internationale recht verricht, aan hun eigenaar, bezitter of houder ontrekken. Deze bestuurlijke inbeslagneming geschiedt overeenkomstig de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van het personeelslid van Defensie met de hoogste graad. Deze voorwerpen en dieren worden ter beschikking gesteld van een politieambtenaar, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
- 6°
- als de toegang aan boord geweigerd werd of feitelijk onmogelijk bleek te zijn, kan de commandant van het Belgisch oorlogsschip het bevel geven tot koerswijziging van het verdachte schip, dat met voldoende redenen van een wetsovertreding wordt verdacht, naar een geschikte haven, in overeenstemming met het internationaal recht. Deze koerswijziging gebeurt op kosten en op risico van de personen die het bevel hebben van het schip dat zijn koers moet wijzigen.
Tijdens de doorvaart die volgt op de beslissing tot koerswijziging, kan de commandant de nodige en passende dwangmaatregelen nemen met het oog op het vrijwaren van het schip en zijn lading en van de veiligheid van de opvarenden.
- 7°
- overgaan tot de veiligheidsfouillering van personen in de volgende gevallen:
- a.
- wanneer er, op grond van de gedragingen van deze persoon of de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat een persoon een wapen of enig gevaarlijk voorwerp zou kunnen dragen;
- b.
- wanneer een persoon opgehouden wordt in de gevallen bepaald in 1° en 2;
De veiligheidsfouillering mag enkel bevolen worden door de ter plaatse zijnde verantwoordelijke chef, lid van Defensie.
De veiligheidsfouillering gebeurt door het betasten van het lichaam en de kleding van de gefouilleerde persoon. Zij mag niet langer duren dan de daartoe redelijke en noodzakelijke tijd.
De fouillering wordt uitgevoerd door een militair van hetzelfde geslacht als de gefouilleerde, behalve wanneer er voldoende redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat het onmogelijk is omwille van een ernstig en nakend gevaar.
- 8°
- een opgehouden persoon boeien, rekening houdend met:
het gedrag van de betrokkene bij of tijdens zijn aanhouding;
het gevaar dat betrokkene voor zichzelf, voor het personeel van Defensie of derden vormt, alsook voor de uitvoering van de opdracht;
- 9°
- geweld gebruiken onder de voorwaarden van artikel 37 van de wet op het politieambt en, in voorkomend geval, gebruikmaken van vuurwapens onder de voorwaarden vermeld in artikel 38, 1ste lid, 1° en 3°, van dezelfde wet;
- 10°
- [het, in overeenstemming met het internationale recht, afleiden van schepen, die de openbare veiligheid bedreigen of waarvan gegronde vermoedens bestaan dat het schip betrokken is bij spionage of sabotage naar een Belgische haven.]