07/05/2021 Besluit onbevaarbare waterlopen
Besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft het toezicht op de naleving van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen
Afdeling 7 Onttrekken van water uit onbevaarbare waterlopen en publieke grachten
Onderafdeling 1 Algemeen
Artikel 27
Deze afdeling is een gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.
Artikel 28
Onder onttrekken van water uit een onbevaarbare waterloop of publieke gracht wordt begrepen het met alle mogelijke middelen opvangen van water uit de waterloop of gracht.
De onttrekker wordt beschouwd als een titularis van een private waterwinning als vermeld in artikel 2.1.2, 26° van het gecoördineerd decreet van 15 juni 2018, en als een gebruiker van een private waterwinning als vermeld in artikel 4.1.1, 6° van hetzelfde decreet.
Het onttrokken water wordt beschouwd als water bestemd voor menselijke aanwending, als vermeld in artikel 2.1.2., 32° van hetzelfde decreet, andere dan water bestemd voor menselijke consumptie.
De onttrekker die verbruikers of anderen die water bestemd voor menselijke aanwending gebruiken, bevoorraadt zonder een openbaar waterdistributienetwerk te gebruiken, wordt beschouwd als een waterleverancier als vermeld in artikel 2.1.2., 34° van het gecoördineerd decreet van 15 juni 2018. Met verbruiker wordt bedoeld de persoon die over het water bestemd voor menselijke aanwending beschikt in een onroerend goed of in een publiek gebouw, als vermeld in artikel 2.1.2., 31° van hetzelfde decreet.
Een aangelande, dit wil zeggen een gebruiker van een onroerend goed dat rechtstreeks aan de onbevaarbare waterloop of publieke gracht paalt, kan water onttrekken uit deze onbevaarbare waterloop of publieke gracht. Niet-aangelanden kunnen enkel onttrekken vanaf de openbare weg, of vanaf een door derden gebruikt onroerend goed palend aan de onbevaarbare waterloop of publieke gracht op basis van een overeenkomst met een aangelande die de gebruiksrechten voor dit onroerend goed heeft.
Artikel 29
§ 1
Water uit onbevaarbare waterlopen en publieke grachten onttrekken kan enkel conform de regels, vermeld in deze afdeling.
Na advies van de CIW kan de gouverneur het onttrekken van water verbieden of beperken om de doelstellingen van het integraal waterbeleid te halen, als vermeld in artikel 1.2.2. van het gecoördineerd decreet van 15 juni 2018.
Het onttrekkingsverbod of de onttrekkingsbeperking vermeld in het tweede lid kan gelden voor één of meerdere waterlopen, kan permanent zijn of beperkt tot bepaalde periodes van het jaar.
§ 2
Als iemand water onttrekt uit onbevaarbare waterlopen en publieke grachten, gaat hij altijd op duurzame wijze om met het onttrokken water en opteert hij voor een rationeel gebruik van het water.
Om water te onttrekken als vermeld in het eerste lid, en om dat water te gebruiken, worden de best beschikbare technieken gebruikt, zoals vermeld in artikel 1.1.2. van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. De minister kan daarvoor codes van goede praktijk goedkeuren, waarbij rekening gehouden wordt met de kosten-baten verhouding.
§ 3
De onttrekker zorgt er voor dat de onttrekking geen schade aan derden veroorzaakt.
Het bekomen van een onttrekkingsticket biedt de onttrekker geen garanties over de kwaliteit van het te onttrekken water. De onttrekker zorgt ervoor dat het onttrokken water alleen wordt aangewend voor toepassingen waarvoor dat toegestaan is.
§ 4
Elke onttrekking is vanaf 1 januari 2022 voorzien van een debietmetingssysteem dat een voortdurende registratie mogelijk maakt van het totale volume gecapteerde water. De debietmeter wordt geplaatst voor het eerste aftappunt van het onttrokken water. Als de onttrekking gebeurt via een vaste inrichting, wordt de debietmeter voor de eerste ingebruikneming op kosten van de onttrekker verzegeld door de toezichthoudend ambtenaar of zijn aangestelde.
De debietmeter moet voldoen aan de bepalingen uit het Koninklijk besluit van 15 april 2016 betreffende meetinstrumenten.
De minister kan de technische voorschriften voor het aanbrengen van de debietmeter en de werking ervan regelen.
In afwijking van het eerst lid, zijn de volgende onttrekkingen vrijgesteld van de verplichting over een debietmetingssysteem te beschikken, voor zover de onttrekking op jaarbasis minder dan 500 m
3 bedraagt:
- 1°
- een onttrekking bestaande uit een weidepomp om dieren te drenken;
- 2°
- een onttrekking om een spuittoestel te vullen om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken;
- 3°
- een onttrekking om een water- of aalton van maximaal 10 m3 te vullen;
- 4°
- een onttrekking met behulp van een pomp om een of meerdere haspels te voeden met een effectief debiet kleiner dan 10 m3 per uur. Indien de pomp meerdere haspels voedt, telt het effectief debiet van de gezamenlijke haspels;
- 5°
- zonnepompen voor weidevogels en pompen voor veedrinkpoelen.
Voor onttrekkingen met water- of aaltonnen groter dan 10 m3 wordt geen debietmeting verplicht, maar wordt het aantal tonnen dat onttrokken wordt en hun volume doorgegeven via een elektronisch loket.
Onderafdeling 2 Melding tot onttrekken
Artikel 30
§ 1
Een onttrekking uit een onbevaarbare waterloop of een publieke gracht dient steeds vooraf gemeld te worden aan de betrokken waterbeheerder of de beheerder van de publieke gracht.
In afwijking van het eerste lid zijn de volgende handelingen niet onderworpen aan een melding, voor zover de onttrekking minder dan 500 m
3 per jaar bedraagt:
- 1°
- weidepompen gebruiken om dieren te drenken;
- 2°
- spuittoestellen vullen om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, op voorwaarde dat de gebruiker van de toestellen dusdanig te werk gaat dat er geen risico op puntverontreiniging is;
- 3°
- een water- of aalton van maximaal 10 m3 vullen;
- 4°
- zonnepompen voor weidevogels en de pompen voor veedrinkpoelen.
§ 2
Als er voor een onttrekking met een vaste inrichting een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is waarvoor toepassing is gemaakt van artikel 12, § 1, derde lid, van de wet van 28 december 1967, of als hiervoor een machtiging van de waterbeheerder is, dan geldt deze omgevingsvergunning of deze machtiging als melding vermeld in paragraaf 3. Dit op voorwaarde dat de houder van de omgevingsvergunning of de machtiging de nodige gegevens over de onttrokken hoeveelheden en het voldoen aan de voorwaarden uit artikel 29, § 2 en artikel 29, § 4, bezorgt aan de waterbeheerder of de beheerder van de publieke gracht.
Indien vaste inrichtingen opgericht werden voor de inwerkingtreding van dit artikel, verzoekt de waterbeheerder of de beheerder van de publieke gracht de houder van de omgevingsvergunning of machtiging om de informatie vermeld in het eerste lid waarover de overheid nog niet zou beschikken, aan hem te bezorgen. De houder bezorgt deze informatie binnen de 30 dagen volgend op de ontvangst van het verzoek.
Voor vaste inrichtingen waarbij voor de omgevingsvergunning geen gebruik is gemaakt van artikel 12, derde lid, van de wet van 28 december 1967, en waarvoor geen machtiging van de waterbeheerder werd gekregen, moet de onttrekker de procedure uit paragraaf 3 volgen.
§ 3
De onttrekker doet de melding voor de voorgenomen onttrekking aan de bevoegde waterbeheerder of de beheerder van de publieke gracht, vermeld in artikel 7 of 23ter van de wet van 28 december 1967, via een elektronisch loket.
De melding bevat de volgende gegevens:
- 1°
- identificatie van de aanvrager:
- a)
- naam van de natuurlijke persoon of van de rechtspersoon, die de melding indient of namens wie ze wordt ingediend;
- b)
- woonplaats en volledig adres van de aanvrager en in het voorkomend geval de maatschappelijke, administratieve en exploitatiezetel(s);
- 2°
- de technische gegevens van de onttrekkingswijze
- a)
- een technische beschrijving van onttrekkingsinstallatie;
- b)
- een technische beschrijving van het debietmetingssysteem waarmee de onttrekking wordt uitgerust;
- 3°
- de locatie waar onttrokken zal worden;
- 4°
- de duur van de onttrekking die ten hoogste dertig dagen mag zijn;
- 5°
- het debiet en de hoeveelheid water die onttrokken zal worden;
- 6°
- de toepassing van het water.
De minister kan technische gegevens over de onttrekkingswijze die deel uitmaken van de melding nader regelen.
In het kader van de informatieoverdracht, vermeld in het eerste lid, worden de gegevens die kunnen leiden tot de identificatie van natuurlijke personen of gegevens die daarmee gekoppeld kunnen worden, verwerkt met toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. De waterbeheerder of de beheerder van de publieke gracht wordt naargelang het geval hierbij aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke. De minister kan de concrete taakverdeling tussen de aangewezen verwerkingsverantwoordelijken onderling regelen. De gegevens worden verwerkt om de onttrekking te kunnen organiseren, opvolgen en handhaven. De bewaartermijn van die niet- geanonimiseerde gegevens is vijf jaar na de stopzetting van de onttrekking.
§ 4
De bevoegde waterbeheerder of beheerder van de publieke gracht gaat na of de melding alle informatie bevat vermeld in paragraaf 3, tweede lid. Desgevallend wordt de ontbrekende informatie opgevraagd bij de aanvrager. Pas na ontvangst van alle ontbrekende informatie wordt de melding als volledig beschouwd.
Artikel 31
§ 1
Binnen achtenveertig uur na de melding, tot onttrekking bij de bevoegde waterbeheerder of de beheerder van de publieke gracht, beoordeelt deze de melding overeenkomstig artikel 30, § 3 op volledigheid en bezorgt de aanvrager desgevallend een bewijs van volledige melding, het onttrekkingsticket genaamd. Indien de waterbeheerder geen uitspraak doet binnen achtenveertig uur, wordt de melding geacht volledig te zijn. De minister kan het model bepalen voor het onttrekkingsticket.
Wordt de aanvraag gedaan op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan begint de termijn van achtenveertig uur vermeld in het eerste lid de maandag of de eerste dag na de wettelijke feestdag om negen uur.
Het onttrekkingsticket voor een niet vaste inrichting blijft maximaal geldig voor een periode van één maand.
§ 2
De onttrekking mag beginnen zodra een onttrekkingsticket elektronisch bezorgd is aan de aanvrager, of bij gebrek aan kennisgeving van het onttrekkingsticket onmiddellijk nadat de termijn, vermeld in paragraaf 1 verstreken is.
Het onttrekkingsticket, vermeld in artikel 31, § 1, moet altijd voorgelegd kunnen worden tijdens het onttrekken De onttrekker houdt een bewijs van verzending van zijn melding ter beschikking tijdens het onttrekken als hij niet tijdig het onttrekkingsticket ontving.
§ 3
Bij waterschaarste of droogte, kan de gouverneur op voorstel van de CIW of op voorstel van een waterbeheerder, tijdelijke beperkingen opleggen of een tijdelijk verbod afkondigen om water te onttrekken uit onbevaarbare waterlopen en publieke grachten voor de hele provincie of delen ervan. De gouverneur houdt bij het nemen van dergelijke maatregelen minstens rekening met de beginselen van het integraal waterbeleid, vermeld in artikel 1.2.2 van het gecoördineerd decreet van 15 juni 2018.
De tijdelijke beperkingen of tijdelijke verboden, vermeld in deze paragraaf, hebben ook betrekking op de onttrekkingen die al vergund, gemachtigd of toegelaten zijn of vergund zijn conform artikel 30, § 2, of artikel 31, § 2.
Artikel 32
Als conform artikel 31, paragraaf 3 tijdelijke beperkingen of verboden worden ingesteld, brengt de waterbeheerder de personen die al een onttrekkingsticket ontvingen daarvan op de hoogte.
Voor nieuwe meldingen worden beperkingen als vermeld in artikel 31, paragraaf 3 meegegeven bij de beslissing over de aanvraag.
Als conform artikel 31, paragraaf 3 een tijdelijk verbod wordt ingesteld, moet de bevoegde waterbeheerder voor de duur van het tijdelijke verbod het onttrekkingsticket weigeren.
Artikel 33
Voor onttrekkingen met een vaste inrichting waarbij voor de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt van artikel 12, derde lid, van de wet van 28 december 1967 of waarvoor een machtiging van de waterbeheerder werd verkregen, wordt de meterstand van het vorige jaar uiterlijk 15 maart van het volgende jaar doorgegeven via een elektronisch loket.
Ten laatste 15 dagen na de beëindiging van de termijn van het onttrekkingsticket geeft de onttrekker het aantal tonnen dat onttrokken werd en hun volume of de volgens de meterstand onttrokken debieten door via een elektronisch loket.