Meer info
     

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867

Artikel 243

[Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die zich schuldig maakt aan knevelarij, door bevel te geven om rechten, taksen, belastingen, gelden, inkomsten of interesten, lonen of wedden te innen, of door die te vorderen of te ontvangen, wetende dat zij niet verschuldigd zijn of het verschuldigde te boven gaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro] of met één van die straffen, en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen.
De straf is opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro], indien de knevelarij met behulp van geweld of van bedreiging is gepleegd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).