Meer info
     

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867

Hoofdstuk IV Omkoping van personen die een openbaar ambt uitoefenen

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 4, § 1 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Artikel 246

[§ 1

Passieve omkoping bestaat in het feit dat een persoon die een openbaar ambt uitoefent, rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook vraagt of aanneemt om een van de in artikel 247 bedoelde gedragingen aan te nemen.

§ 2

Actieve omkoping bestaat in het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen aan een persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om een van de in artikel 247 bedoelde gedragingen aan te nemen.

§ 3

Met een persoon die een openbaar ambt uitoefent in de zin van dit artikel wordt gelijkgesteld elke persoon die zich kandidaat heeft gesteld voor een dergelijk ambt, die doet geloven een dergelijk ambt te zullen uitoefenen of die, door gebruik te maken van valse hoedanigheden, doet geloven een dergelijk ambt uit te oefenen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).

Artikel 247

[§ 1

Indien de omkoping het verrichten door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een rechtmatige maar niet aan betaling onderworpen handeling van zijn ambt tot doel heeft, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 10.000 [euro] of één van die straffen.
Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 25.000 [euro] of één van die straffen.

§ 2

Indien de omkoping het verrichten door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een onrechtmatige handeling naar aanleiding van de uitoefening van zijn ambt of het nalaten van een handeling die tot zijn ambtsplichten behoort tot doel heeft, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 25.000 [euro].
Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval dat voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro].
Ingeval de omgekochte persoon de onrechtmatige handeling heeft verricht of nagelaten heeft een handeling te verrichten die tot zijn ambtsplichten behoort, wordt deze gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van 100 [euro] tot 75.000 [euro].

§ 3

Indien de omkoping het plegen door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een misdaad of een wanbedrijf naar aanleiding van de uitoefening van zijn ambt tot doel heeft, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro].
Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro].

§ 4

Indien de omkoping het gebruik tot doel heeft door de persoon die een openbaar ambt uitoefent, van de echte of vermeende invloed waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt om een handeling van een openbare overheid of een openbaar bestuur of het nalaten van die handeling te verkrijgen, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 10.000 [euro].
Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 25.000 [euro].
Indien de omgekochte persoon de invloed waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikte, effectief heeft aangewend, wordt deze gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro].]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 4, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
§§ 1 tot 4 gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 248
[Wanneer de feiten bedoeld in de artikelen 246 en 247, §§ 1 tot 3, een politieambtenaar, een persoon met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie of een lid van het openbaar ministerie betreffen, worden de omkoper en de omgekochte gestraft met een straf waarvan het maximum wordt gebracht op het dubbele van de straf die in artikel 247 voor de feiten is bepaald.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).

Artikel 249

[§ 1

Indien de in artikel 246 bepaalde omkoping een arbiter betreft en betrekking heeft op een handeling die behoort tot zijn rechtsprekend ambt, is de straf een gevangenisstraf van één jaar tot drie jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro].
Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro].

§ 2

Indien de in artikel 246 bepaalde omkoping een rechter-assessor of een gezworene betreft en betrekking heeft op een handeling die behoort tot zijn rechtsprekend ambt, is de straf een gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro].
Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro].

§ 3

Indien de in artikel 246 bepaalde omkoping een rechter betreft en betrekking heeft op een handeling die behoort tot zijn rechtsprekend ambt, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro].
Indien, in het geval bepaald in het vorige lid, de vraag bedoeld in artikel 246, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 246, § 2, aangenomen wordt, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro].]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 4, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
§§ 1 tot 3 gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 (art. 139, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).

Artikel 250
[Indien de in de artikelen 246 tot 249 bepaalde omkoping een persoon betreft die een openbaar ambt uitoefent in een vreemde Staat of in een internationale publiekrechtelijke organisatie, zijn de straffen die welke in die bepalingen zijn gesteld.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 5 W. 11 mei 2007 (B.S., 8 juni 2007 (eerste uitg.)), met ingang van 8 juni 2007 (art. 20).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 4, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).

Artikel 251
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 6 W. 11 mei 2007 (B.S., 8 juni 2007 (eerste uitg.)), met ingang van 8 juni 2007 (art. 20).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 (art. 139, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967) en vervangen bij art. 4, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).

Artikel 252
[Zij die op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk worden gestraft, kunnen ook worden veroordeeld tot ontzetting van rechten, overeenkomstig artikel 33 en onverminderd de artikelen 31 en 32.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 (art. 139, § 4) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).

Artikel 253
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 4, § 3 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).